Google ‘Nederlandse identiteit’ en het eerste dat opvalt is dat het idee dat ‘we’ in een identiteitscrisis verkeren al lang speelt. Denk aan koningin Máxima’s ‘de Nederlander bestaat niet’ en de ophef die daarop volgde in 2007. In de vele discussies die hieruit voortvloeiden, wordt voorbijgegaan aan de rol van collectieve identiteiten. Deze gezamenlijke identiteiten vullen deels ieders identiteit in, maar bieden ook een gevoel van saamhorigheid. Het zijn de verhalen die ‘wij’ over ‘onszelf’ vertellen.
Het lokale verleden speelt een belangrijke rol in het creëren van dit ‘wij-gevoel’ en kan zo dé oplossing zijn voor mensen die zich niet thuis voelen in de samenleving. Geschiedenis is immers een verhaal dat we onszelf vertellen over waar we vandaan komen en dat we gebruiken om het heden te begrijpen. Een studie heeft zelfs aangetoond dat kinderen die bekend zijn met hun familiegeschiedenis meer zelfvertrouwen hebben en meer het gevoel hebben zelf de controle over hun leven te hebben.
Ons verhaal kunnen we deels zelf vormgeven: zelfs binnen de grenzen van de geschiedwetenschap is een veelheid aan verhalen mogelijk. Als geen discipline kan geschiedenis bovendien tonen dat de maatschappij maakbaar is, wat ons het zelfvertrouwen zou moeten geven dit te doen. Hier ligt een belangrijke rol voor een actieve publieksgeschiedenis.
Neem een opgraving waarbij het publiek bijgepraat wordt door de opgravingsleider. Een vorm van passieve publieksgeschiedenis. Het publiek leert over de lokale geschiedenis van hun woonplaats. Dit draagt bij aan een hogere eigenwaarde en creëert een saamhorigheidsgevoel, ook, of juist, voor degene die zich buitenstaander voelt. Toch zal het nog een verhaal zijn dat bepaald wordt door de archeologen: er blijft voor het publiek weinig ruimte om een eigen verhaal vorm te geven.
De positieve effecten zullen toenemen als we wijkbewoners actief betrekken. Een succesvol voorbeeld is Nijmegen Graaft! (in 2014), waarbij bewoners met archeologen meegroeven, maar denk ook aan de ArcheoHotspots in onder andere Leiden, Amsterdam en Arnhem. Het publiek wordt van toeschouwers plots aandeelhouders van zijn, lokale, tastbare, geschiedenis. Bovendien leidt het gezamenlijk opgraven tot sociale interactie tussen verre buren.
Bemiddelaar
Binnen deze publieksgeschiedenis zouden historici en archeologen niet als poortwachters op moeten treden, die de deelnemers naar dat ene verhaal leiden. Klassieke historische tentoonstellingen en boeken laten nauwelijks ruimte voor de eigen interpretatie van de bezoeker of lezer. In plaats daarvan presenteren ze ‘het verhaal’ van, bijvoorbeeld, de Romeinen.
De professionals zouden de rol van bemiddelaar op zich moeten nemen. Hiermee erkennen ze het recht van het publiek om actief betrokken te zijn bij zijn verleden en bovendien dat elk individu een andere versie van het verleden samenstelt. Zo zal iemand die afstamt van slaven heel andere gedachten hebben bij VOC-overblijfselen dan iemand wier familie destijds tot de bestuurlijke bovenlaag behoorde. Desalniettemin sluiten deze verhalen elkaar niet uit, maar zijn ze complementair, zolang hun inclusieve natuur gewaarborgd wordt.
Dit is het belang van een inclusieve en actieve publieksgeschiedenis. Het verleden is de plek waar een belangrijk deel van onze individuele en collectieve identiteiten wordt samengesteld. Als dit gezamenlijk, inclusief en actief gedaan wordt, ligt hier dan ook de oplossing voor mensen die zich niet thuis voelen in de samenleving.
Overzicht van boeken over archeologie