Gisteren begon de Romeinenweek. Wat dat is en waarom het leuk is, lazen de vaste lezers van deze kleine blog al eerder (hier) en zal ik niet herhalen. Liever schrijf ik deze week een reeks Romeinenstukjes voor mijn neef. Die heeft ooit een spreekbeurt over de Romeinen gehouden, dus hij weet al heel veel, maar ik voeg deze week wat Romeinse dingen toe.
Vandaag een vraag die me een paar jaar geleden, toen ik op een basisschool in Hengelo een les verzorgde, werd gesteld door een meisje dat in de klas zat bij mijn nichtje: hoe kunnen we eigenlijk iets over de Romeinen weten? Dat is nou eens een écht goede vraag.
We kennen de Romeinen op drie manieren: dankzij geschreven teksten, dankzij opgegraven voorwerpen en door vergelijking met andere volken van vroeger.
Eerst iets over de teksten. De Romeinen schreven zelf boeken over van alles en nog wat: geschiedenisboeken, aardrijkskundeboeken, heel veel taalboeken, boeken over akkerbouw, boeken over waterleidingen, kortom van alles. Zelfs encyclopedieën. Helaas schreven ze die met de hand op een papiersoort die ze maakten van de stengels van de papyrusplant. Daarom heet het ook papyrus.
Het schrijfmateriaal vergaat heel gemakkelijk, dus als je wil dat mensen de tekst later ook nog lezen, moet je ervoor zorgen dat het van tijd tot tijd wordt overgeschreven. Vaak is dat niet gebeurd en daardoor zijn veel teksten uit de tijd van de Grieken en Romeinen verloren gegaan. Het is ook wel eens gebeurd dat een kopiist (de schrijver die een tekst overschreef) een gedeelte van een antiek boek oversloeg. Misschien uit luiheid, misschien omdat ’ie verstrooid was. En wat ook wel eens gebeurde, is dat iemand een schrijffout maakte. Dan had de volgende schrijver die de tekst kopieerde, een verkeerd voorbeeld. Als hij dat overschreef, werd de fout herhaald, en daar voegde hij dan zijn eigen slordigheden aan toe.
Kortom, de teksten die we over hebben, danken we aan een eindeloze reeks van kopiisten uit de Middeleeuwen (de tijd van monniken en ridders). Zij hebben de oude teksten steeds opnieuw overschreven en doorgegeven aan steeds nieuwe generaties. Hoe dankbaar we die kopiisten ook moeten zijn: hun teksten zitten vol fouten.
Reconstructie
Het eerste wat oudheidkundigen – zo heten de mensen die zich bezighouden met de oude Grieken, Joden, Egyptenaren, Babyloniërs, Germanen en ook Romeinen – daarom doen, is proberen te reconstrueren wat de oorspronkelijke tekst is geweest. Gelukkig hebben ze daarvoor allerlei slimme methoden. Een echte wetenschapper wil natuurlijk wel weten of die methoden kloppen, en gelukkig kan dat. Het is namelijk wel eens gebeurd dat archeologen in de woestijn in Egypte oeroude papyri vonden met daarop met daarop antieke teksten, en dat die teksten precies overeenkwamen met wat oudheidkundigen hadden gereconstrueerd.
Die teksten kunnen dus van alles zijn. Ik zei al dat ze vroeger allerlei soorten boeken hadden en eigenlijk zijn die altijd interessant. Het is misschien niet zo spannend als Harry Potter, maar nog wel heel erg leuk. Toen de Romeinen er allang niet meer waren, hebben latere schrijvers de Romeinse teksten als voorbeeld genomen. Er is in elke Nederlandse stad wel een Vondelpark, een Vondellaan of een Vondelstraat, naar een dichter die graag keek naar Griekse en Romeinse voorbeelden.
Veel van die oude verhalen zijn voor kinderen naverteld, zoals in Op naar de Olympos en De farao en de dief. Dat zijn eigenlijk Griekse verhalen, maar de Romeinen vertelden ze precies zo. Daarover zal ik later nog schrijven.
Ik zei zojuist dat er in de woestijn nog wel eens papyrusteksten werden gevonden die zijn geschreven toen de Romeinen heersten over Egypte. Die zijn nuttig om te controleren of de reconstructies van die eindeloos overgeschreven boeken kloppen, maar vaak zijn het ook heel andere teksten. Vaak gaat het bovendien om materiaal dat kopiisten niet interessant genoeg vonden om over te schrijven.
- De boekhouding van een boerderij? “Mwoa. Niet interessant.”
- Een brief van een kind aan zijn vader? “Ach. Dat heeft toch niemand meer nodig.”
- Een verlopen jachtvergunning? “Mag weg!”
Voor ons zijn die oude teksten wél interessant. Wij willen namelijk wél weten wat er op zo’n boerderij gebeurde, wij willen wél lezen wat kinderen aan hun vader wilden vertellen en wél weten waar jagers zoal op joegen. Dus wij zijn heel blij met papyri.
Morgen meer over de manieren waarop wij de oude Romeinen kennen.