Dat er aan kwakhistorici nooit gebrek is, heeft als voordeel dat we inmiddels genoeg voorbeelden hebben om systeem in de waanzin te herkennen. Eén karakteristiek is gebrek aan kennis van de hermeneuse, de wetenschappelijke methode om de bij de uitleg van oude teksten onvermijdelijke subjectiviteit te minimaliseren. Wanneer een kwakhistoricus een antieke tekst leest, interpreteert hij die strijk en zet naar zijn eigen theorie toe.
In het pas verschenen Mythen moet je niet geloven! presenteert classicus Hugo Koning enkele voorbeelden van de wijze waarop de oude Grieken hun mythen lazen. Om te beginnen is daar Palaiphatos (vierde eeuw v.Chr.), die in zijn Ongelooflijke zaken rationaliserende verklaringen bood voor de vreemde sagen over monsters en helden.
Daarbij neemt hij steeds aan dat een feitelijke kern verkeerd is begrepen. Mensen hadden bijvoorbeeld metaforen letterlijk genomen: Diomedes’ paarden aten geen mensenvlees, maar richtten hun eigenaar financieel ten gronde en waren in die zin “menseneters”. Daidalos en Ikaros vlogen niet weg vanaf Kreta, maar voeren vliegensvlug – en die beeldspraak zou dus letterlijk zijn genomen.
Misverstanden
Palaiphatos meent ook dat misverstanden konden ontstaan als mensen iets onhandig beschreven: Niobe was een van de eersten die een beeld op haar graf kreeg en dus hadden mensen het over “de stenen Niobe” die ze hadden gezien – vandaar de mythe dat ze zou zijn versteend. De Amazonen waren krijgers in oosterse kledij, die door hun vijanden werden aangezien voor vrouwen. Mocht het met deze twee typen verklaring niet lukken, dan oppert Palaiphatos dat een naam verkeerd moet zijn begrepen: verhalen over een vos die mensen bedreigde, gaan bijvoorbeeld terug op een rover die Vos heette.
Mijn aandacht werd getrokken door de claim in de inleiding, waarin Palaiphatos schrijft:
Ik ben naar vele landen gereisd en heb bij wijze mannen nagevraagd wat zij wisten over elk van die verhalen, en ik schrijf hier op wat ik van hen heb vernomen.
Dit veronderstelt dat het rationaliseren van mythen in de vierde eeuw v.Chr. een in brede kringen voorkomende manier van interpretatie was. Ik sluit niet uit dat Palaiphatos tevens probeert zijn persoonlijke aanpak van geloofsbrieven te voorzien, maar er zijn vrij veel antieke auteurs die de mythen op soortgelijke wijze rationeel trachtten te duiden.
Mythen moet je niet geloven! bevat vertalingen van nog twee andere antieke teksten over mythenuitleg, die allebei ook Ongelooflijke zaken heten. De eerste is van een Herakleitos die leefde in de eerste of tweede eeuw n.Chr., van de andere kennen we de auteur niet. Beide schrijvers bieden in feite meer van hetzelfde.
Natuurverschijnselen
Wat ontbreekt: geen van de drie auteurs komt op het idee mythen te interpreteren als beschrijvingen van natuurverschijnselen. Dergelijke uitleg ontbreekt in de Oudheid niet, maar is betrekkelijk zeldzaam. In feite is dat type duiding betrekkelijk recent ontstaan, bij geleerden als Giambattista Vico (1668-1744) en James Frazer (1854-1941). Het is populair bij Jezusmythicisten en bij degenen die het negentiende-eeuwse idee van een “god van de gaten” hebben afgestoft, en wie weet zouden hun ideeën binnen de perken zijn gebleven als Mythen moet je niet geloven! eerder was verschenen.
Mythen moet je niet geloven! is dus niet alleen een amusant boekje gewijd aan een curiositeit, maar is ook nuttig: het kan helpen kwakhistorici op betere ideeën te brengen. De inhoud verdient dan ook beter dan te worden opgeslagen in een boek in een bibliotheek – ze behoort gewoon online beschikbaar te zijn. Zolang dat niet zo is, is Mythen moet je niet geloven! echter een gewoon leuk boekje dat ik u van harte aanbeveel.
Boek: Mythen moet je niet geloven!