Verlichtingsfilosoof Voltaire (1694-1778), normaal gesproken een scherp criticus van georganiseerde religie, was zo verliefd op een bijzondere episode uit de Zuid-Amerikaanse geschiedenis die ruim anderhalve eeuw duurde, dat hij het op uiterst bewogen wijze neerschreef:
“De kolonie in Paraguay, gesticht door de Spaanse jezuïeten, lijkt in sommige opzichten wel een meesterstuk van medemenselijkheid. Het is blijkbaar een boetedoening voor de gewelddadigheden van de conquistadores. De Quakers in Noord-Amerika en de jezuïeten in Zuid-Amerika laten beide een nieuw licht over de wereld schijnen”.
Het ‘Nieuwe licht over de wereld” waaraan Voltaire refereerde, had zijn wortels in de goedkeuring die door paus Paulus III (1468-1549) in 1540 werd verleend aan de ‘Sociëteit van Jezus’, ofwel de Orde der Jezuïeten. Voorzien van de pauselijke zegen was Ignatius van Loyola (1491-1556), de stichter van de orde, in staat om priesters en broeders uit te zenden naar de verste uithoeken van de bekende wereld om daar het woord van Christus te verkondigen. In 1541 werd Franciscus Xaverius (1506-1552) uitgezonden naar Indië en het Verre Oosten en acht jaar later volgde de stichting van de eerste missie in Zuid-Amerika. Deze mannen probeerden de pauselijke bul Sublimis Deus uit 1537 te laten naleven, die het verbood om de inheemse bevolking van dat continent tot slaaf te maken en bovendien de bescherming van hun vrijheden en bezittingen beoogde.
De eerste katholieke missionarissen die naar Zuid-Amerika vertrokken – naast de jezuïeten ook Augustijnen, Dominicanen en Franciscanen – werden in hun goede werken belemmerd door het gedrag van de Europese kolonisten. Bandeirantes of slavenjagers, ook wel Paulistas genoemd (omdat Sao Paulo hun uitvalsbasis was), organiseerden rooftochten op indianen om hen als slaven te verkopen. Andere kolonisten maakten misbruik van de encomienda: een systeem dat bedoeld was om verantwoordelijkheid te nemen over een groep van indianen in ruil voor hun arbeid. In plaats daarvan exploiteerden ze de inheemse bevolking op dusdanige wijze dat het nauwelijks van slavernij te onderscheiden was.
Paraquaria
In 1604 kwam er onder de naam Paraquaria een nieuw missiegebied voor de jezuïeten tot stand, dat het huidige Paraguay, Noordoost Argentinië en Zuid-Brazilië omvatte en toebehoorde aan de Spaanse Kroon. Daar begonnen de jezuïeten hun missiewerk onder de Guarani-indianen, die daar in kleine gemeenschappen woonden onder het gezag van een cacique, ofwel opperhoofd.
De eerste jezuïetenmissie in de jungle-regio van de Paraná-rivier werd in december 1609 ondernomen door twee priesters: Marcelo de Lorenzana (1565-1632), de ‘superior’ in Asunción, en zijn jonge assistent, Francisco de San Martin. Een plaatselijke cacique, Arapizandú, die zeer gemotiveerd was om meer te leren over het evangelie van Christus, nodigde de twee jezuïeten uit om hun plechtige kerstdienst te houden in één van de hutten van zijn nederzetting. Binnen enkele dagen kwamen daar negen andere opperhoofden uit de omgeving op af. Ze kregen te horen dat de jezuïeten van plan waren om een missiepost op te richten, in het Spaans een ‘reductie’ (voluit: reduccion de indinos) genoemd, om de Guarani te beschermen tegen de bandeirantes en de uitwassen van het encomienda-systeem.
In de loop van 1610 kwam binnen het Guarani-territorium vervolgens de eerste jezuïetenreductie van San Ignacio Guazú tot ontwikkeling. Dit initiatief was zo succesvol dat de jezuïeten-missionarissen tussen 1610 en 1707 nog veel meer reducties stichten. Hiervan wisten er uiteindelijk dertig de verwoestingen te overleven die herhaaldelijk door de bandeirantes werden aangericht, hoewel sommige reducties hiervoor meermaals verplaatst moesten worden.
De onvermoeibare, in Paraguay geboren, Jezuïet Roque González de Santa Cruz (1576-1628), in 1988 als eerste Paraguayaan heilig verklaard, stichtte vier reducties en bracht enkele andere tot ontwikkeling. Normaal gesproken bestond een reductie uit twee jezuïeten en vijfduizend Guarani-mannen, -vrouwen en kinderen en als de nederzetting te groot dreigde te worden dan stichtte men een nieuwe. Hoewel de meeste Guaraini in de reducties zich graag lieten dopen werden ze daar niet toe verplicht. De kracht van de reducties was gelegen in het feit dat ze door jezuïeten en Guarani gezamenlijk tot stand werden gebracht. De jezuïeten zouden nooit in hun onderneming zijn geslaagd zonder de kennis van de Guarani om geschikte locaties te vinden voor nieuwe nederzettingen met voldoende drinkwater, bouwmateriaal en vruchtbare grond voor landbouw. Anderzijds hadden de Guarani nooit zo welvarend kunnen worden zonder de technische expertise van de jezuïeten, zoals op het gebied van de ijzerverwerking. Alleen de meest getalenteerde jezuïeten kwamen in aanmerking voor het zeer veeleisende missiewerk en de aanvragen voor uitzending naar Paraquaria overstegen de beschikbare plaatsen vele malen.
De jezuïeten die in Zuid-Amerika gestationeerd werden maakten zich over het algemeen de Guarani-taal snel meester, stelden, onder leiding van mannen als Ruiz de Montoya (1585-1652), zelfs de eerste Guarani-woordenboeken samen en leerden de indianen daarnaast hun van oorsprong schriftloze taal te lezen en te schrijven.
Hoewel alle reducties verschillend ontworpen waren, hadden ze globaal gezien wel hetzelfde patroon: de nederzetting lag altijd rond een centraal plaza mayor met aan het ene uiteinde een zeer grote kerk waarin de hele gemeenschap kon samenkomen, een aangrenzende begraafplaats en een colegio waar onderwijs werd gegeven en de jezuïeten zelf woonden. In werkplaatsen naast de kerk ontwikkelde iedere reductie zijn eigen expertisegebieden, zoals smeden, vergulden, timmeren, weven en het vervaardigen van muziekinstrumenten. Aan de andere drie zijden van het plein lagen onderkomens van de Guarani-families. Iedere reductie had een afgescheiden, beschermde koty guasu of groot huis voor weduwen, wezen en alleenstaande vrouwen. Stromend water en sanitair waren gemeenschappelijke voorzieningen voor de hele nederzetting.
Zelfvoorzienend
Iedere reductie had een economie gebaseerd op ruilhandel en was, met veel gemeenschappelijk bezit en zelfbestuur, daarnaast ook zelfvoorzienend. Werk en vrije tijd werden zorgvuldig in balans gehouden. Dankzij efficiënte landbouwmethoden waren diversiteit en kwantiteit van de oogsten in een reductie, inclusief yerba mate (ofwel Paraguayaanse thee), en het aantal gefokte runderen en paarden groter dan wat doorgaans in koloniale context gebruikelijk was.
Het gebouwenbestand van veel van de dertig reducties, waar in totaal meer dan honderdduizend Guarani woonden, was in omvang vergelijkbaar met de grote kloosters zoals Europa ze in de Middeleeuwen gekend had.
Strijd
Dit succes, inclusief de vervaardiging van barokke beeldhouwkunst, schilderkunst en muziek, wekte de jaloezie van bepaalde kolonisten die de jezuïeten het liefst zagen vertrekken om plaats te maken voor een koloniaal bestuur. Het Verdrag van Madrid van 1750, dat de Portugezen toestond om hun territorium in Zuid-Amerika uit te breiden ten koste van de Spaanse gebiedsdelen, maakte de zaak er voor de jezuïeten niet eenvoudiger op. Toen zeven reducties ten oosten van de Uruguay-rivier moesten worden overgedragen aan de Portugezen, kregen de dertigduizend bewoners en de jezuïeten – die ondertussen, hoewel Voltaire hier blijkbaar niet van op de hoogte was, niet meer alleen uit Spanje maar ook uit andere Europese landen afkomstig waren – opdracht om zich op de westelijke rivieroever te vestigen. De jezuïeten gehoorzaamden hieraan, maar de Guarani kwamen in opstand.
Het liep uit op een bloedige oorlog die uiteindelijk in 1756 culmineerde in de Slag van Caiboaté waarin vijftienhonderd Guarani, inclusief hun charismatische leider Sepe Tiaraju, sneuvelden. De speelfilm The Mission uit 1986, met hoofdrollen voor Jeremy Irons en Robert de Niro als twee Jezuïeten, is losjes gebaseerd op deze episode.
Toen in 1767/68, om complexe politieke redenen, de jezuïeten – inclusief de Engelse missionaris en doctor Thomas Falkner (1707-1784) – gedwongen werden om de Spaanse koloniën in Zuid-Amerika te verlaten, bleven de reducties weliswaar bestaan, maar werden de meeste van hen in de daaropvolgende decennia langzaamaan verlaten. De stimulerende kracht van de jezuïeten was verloren gegaan en sommige Guarani gingen zich in stedelijke gebieden vestigen. Vandaag de dag zijn de indrukwekkende ruïnes van de reducties van Paraguay – waarvan de jungles van Paraguay, Argentinië en Brazilië inmiddels weer geleidelijk aan bezit hebben genomen – een blijvende herinnering aan het ‘meesterstuk van menslievendheid’ dat zijn tijd ver vooruit was.