Josef Kotalla (1908-1979) – De beul van Amersfoort

7 minuten leestijd
Josef Kotalla
Josef Kotalla
Josef Kotalla (1908-1979), een van de beruchtste Duitse oorlogsmisdadigers in de Tweede Wereldoorlog in Nederland, leek ervan te genieten gevangenen te zien lijden. In de biografie De beul van Amersfoort, die vandaag verschijnt bij uitgeverij Prometheus, schrijft Richard Hoving op een meeslepende manier over deze ‘mensch-duivel’. In Amersfoort gedroeg hij zich uiterst wreed en gaf hij leiding aan verscheidene vuurpelotons. Op basis van niet eerder geraadpleegde bronnen en getuigenissen schetst Hoving een nauwkeurig beeld van het leven van Kotalla. Op Historiek een fragment uit het boek over Kotalla’s tijd in Kamp Amersfoort.

Kwelgeest voor de gevangenen

Als leider van Abteilung III was Kotalla een ware kwelgeest voor de gevangenen, met wie hij nu dagelijks te maken had. De Zwolse koopman Herman Melkman maakte in juni 1943 kennis met zijn wreedheid toen hij op de administratie ontboden werd. Kotalla verdacht Melkman van het schrijven van een illegale brief.

“Bij mijn binnentreden smeet hij met geweld een glazen inktpot naar het hoofd, hetwelk mij boven het linkeroog trof en een gat veroorzaakte waar rijkelijk bloed uitvloeide. […] Ik ontkende op alle vragen […] waarna hij een ijzeren liniaal opnam en mij hiermede midden in het gelaat sloeg als mede mijn lichaam. Ik kreeg een bloeduitstorting in mijn lip en geruimen tijd bleef Kotalla doorgaan met mishandelen, onder toezicht van twee andere bewakers.”

Toen Kotalla de brief tevoorschijn haalde, had ontkennen niet langer zin.

“Hij sloeg mij opnieuw met de ijzeren liniaal en pakte een bamboe stok waarmede hij de mishandeling voortzette. Een der aanwezigen richtte bij wijze van angstaanjaging zijn revolver op mijn borst en dreigde mij dood te schieten als ik niet verklaarde wie ik de brief had meegegeven. Terwijl het bloed mij langs het gelaat stroomde bleef ik weigeren de naam te noemen en sloeg Kotalla mij met de kolf van de revolver op het hoofd.”

Nadat Kotalla Melkman in een hoek had getrapt ging hij in een aangrenzende kamer verder met het verhoren van andere gevangenen. Melkman hoorde Kotalla schreeuwen en de gevangenen luid kreunen. Toen Kotalla na verloop van tijd terugkeerde moest de Zwolse koopman een uur met zijn hoofd tegen de muur gaan staan. Vervolgens moest hij met twee andere gevangenen voor straf in de rozentuin staan. ‘Het was ongeveer 16 uur, het weer was slecht en er stroomde onophoudelijk regen.’ In de rozentuin werd Melkman mishandeld door de Nederlandse SS’er Willem van der Neut. ’s Nachts kwam een aangeschoten Kotalla hem van de strafplaats halen en smeet hem in een bunkercel. Kotalla liet de bunkerwacht weten dat Melkman en de andere gevangenen in de cellen geen eten mochten krijgen.

‘In de cel kwam ik na enigen tijd bewusteloos hebben gelegen bij en lag ten dele met verscheurde kleding in een bloedplas. Ik bloedde hevig en voelde mij uitermate zwak.’

Kamp Amersfoort (cc - Anefo)
Kamp Amersfoort (cc – Anefo)

De volgende dag werd Melkman nog twee keer door Kotalla verhoord en mishandeld. Aan het einde van het laatste verhoor zei hij tegen Melkman dat hij op het punt stond met verlof te gaan. Zodra hij terug was zou hij hem te grazen nemen, waarschuwde hij. Een paar dagen voordat Kotalla terugkeerde van verlof werd Melkman op transport gesteld naar een ander kamp.

‘De gevaarlijkste van allen’

De vijftiger Josephus Driessen, die was opgepakt op verdenking van sabotage op vliegveld Eindhoven, kwam rond dezelfde periode als Melkman in aanraking met Kotalla. Driessen stond tijdens een uren durend appel op de achterste rij. Met een aantal mannen naast hem waagde hij het te plassen. Kotalla zag de gevangenen wateren en liep op hen af. Hij schopte Driessen hard tegen zijn stuitbeentje. De andere vijf duwde hij met hun gezicht op de grond in de urine. ‘Zodanig dat het bloed uit hun gezichten vloeide,’ getuigde Driessen na de oorlog.

Jupp Kotälla vlak na zijn arrestatie. Hij probeerde zijn SS-identiteit te verhullen door het dragen van een Luftwaffe uniform. (1945)
Jupp Kotalla vlak na zijn arrestatie. Hij probeerde zijn SS-identiteit te verhullen door het dragen van een Luftwaffe uniform, 1945 (Publiek Domein – wiki)
De verklaringen van gevangenen over mishandelingen die Kotalla pleegde na zijn terugkeer in Kamp Amersfoort zijn talrijk. De gevangengenomen pater Jos Govaert noemde Kotalla ‘de gevaarlijkste van allen’ die hij had meegemaakt in het kamp. Govaert:

“Klein van stuk, maar uiterst vlug en kwiek, was hij de kwade geest van het kamp. Op de meest onverwachte ogenblikken zag je hem plots in je midden opduiken en terstond grijpen naar gummiknuppel of pistool. Dan weer fietste hij geruisloos door het kamp om eensklaps om de hoek van een barak ’n paar ‘drukkers’ te snappen en meteen maar af te rossen ofwel naar de rozentuin te rossen.”

De ‘Kotalla-trap’

Kotalla stond niet alleen in zijn wrede optreden. Duitse kamp-SS’ers als Oberle, Brahm en Dohmen hadden ook weinig reden nodig om gevangenen te mishandelen. Maar Kotalla ging een stap verder dan de andere kamp-SS’ers. Hij ontwikkelde zijn eigen methode om te kwellen en te mishandelen. Zo had hij de gewoonte gevangenen hard tegen hun geslachtsdeel te trappen, waardoor hun testikels opzwollen en ze dagenlang pijn hadden. De ‘Kotalla-trap’ was niet alleen uiterst pijnlijk, maar ook vernederend. Joden waren net als in het Oranjehotel bij uitstek het slachtoffer van Kotalla’s gewelddadigheden. Ook had hij het speciaal voorzien op katholieke geestelijken in Kamp Amersfoort. Geheel in lijn met wat van hem werd verwacht, had hij als SS’er in 1939 het geloof afgezworen. Katholieke geestelijken waren in de ogen van Kotalla profiteurs. Tegenover pater Govaert liet hij zich ontvallen dat pastoors en Joden slechts bestonden ‘om te vreten en te zuipen’. Wat waarschijnlijk meespeelde bij Kotalla’s haat jegens katholieke geestelijken, was de houding van de katholieke kerk tegenover de Duitse minderheid in zijn geboorteplaats Bismarckhütte in de jaren twintig. Direct nadat Opper-Silezië aan Polen was toegewezen, moest de Duitsgezinde priester van de Maria Hemelvaartkerk in Bismarckhütte plaatsmaken voor een Poolse patriot en was de vooraanstaande rol van Kotalla’s vader in de kerk uitgespeeld.

Loes van Overeem spreekt de gevangenen toe op de dag van de capitulatie (Rode Kruis)
Loes van Overeem spreekt de gevangenen toe op de dag van de capitulatie (Rode Kruis)
Niet iedere gevangene kreeg te maken met het gewelddadige optreden van Kotalla of een van de andere kamp-SS’ers, maar de dreiging van geweld was voortdurend aanwezig in Kamp Amersfoort. In de loop van de oorlog verbeterden de omstandigheden in het kamp enigszins door de komst van medewerkers van het Rode Kruis. Na een moeizaam begin in de nazomer van 1943 slaagde Rode Kruis-medewerkster Loes van Overeem er vanaf september 1944 in een permanente post in het kamp in te richten. Negen medewerkers voegden zich in de loop van de tijd bij haar. Met de komst van de Rode Kruis-medewerkers kwam er geen eind aan de mishandelingen in het kamp, maar de hulpverleners slaagden er wel in de hygiëne in het kamp en de medische zorg voor de gevangenen te verbeteren. Van Overeem, die door gevangenen de ‘Witte Engel’ werd genoemd, kreeg van de kampleiding ook gedaan dat er filmvoorstellingen in het kamp werden gehouden.

Plaatsvervangend commandant

Kampcommandant Berg had na zijn aantreden geen Schutzhaftlagerführer benoemd, die tevens als zijn plaatsvervanger zou kunnen optreden. Door officieel niemand aan te wijzen ontstond een strijd om deze machtige positie. Kotalla had de beste papieren. Als hoofd van Abteilung III bemoeide hij zich nadrukkelijk met de gevangenen en trad hij in de praktijk op als commandant van het gevangenenkamp. Zowel de SS’ers als de gevangenen zagen hem als tweede man in het kamp. Maar Kotalla was niet de enige die zijn zinnen had gezet op de functie van plaatsvervangend kampcommandant.

Karl Peter Berg
Kampcommandant Karl Peter Berg
Na de heropening van het kamp in mei 1943 nam het aantal Nederlanders onder het kamppersoneel toe. Onder hen was de 37-jarige Berend Johan Westerveld, die voor de oorlog werkte als rijwielhersteller op station Zutphen. Hij had een mislukte militaire loopbaan in Nederlands-Indië achter de rug en een leven dat zich kenmerkte door tegenslagen. Hij lag langdurig ziek in bed als gevolg van een apenbeet, kreeg een ernstige zenuwinstorting en kende twee gestrande huwelijken. Begin 1941 meldde hij zich vrijwillig aan bij de Waffen-SS. Na een opleiding in Berlijn keerde hij terug naar Nederland en werkte voor de Sipo/SD in Arnhem en Enschede. Westerveld, die opgeklommen was tot SS-Unterscharführer, werd in juni 1943 overgeplaatst naar Amersfoort. Hij was in de veronderstelling dat hij in het kamp als tweede man aan de slag ging.

Toen Westerveld aankwam in Amersfoort was Berg een paar dagen afwezig. Hij werd ontvangen door Kotalla. De twee kregen direct hooglopende ruzie. Volgens Westerveld, die hoger in rang was, stond de kleine Duitser hem geringschattend te woord omdat hij een Nederlander was. Toen Berg twee dagen later terug was in het kamp en Westerveld zich bij hem meldde als plaatsvervangend commandant, kreeg hij nul op het rekest. Berg gaf hem te verstaan dat hij niet op een plaatsvervanger zat te wachten. Westerveld werd aangesteld als Blockführer. Tot zijn ergernis bleef Kotalla zich ondertussen met goedkeuring van Berg als plaatsvervangend commandant gedragen.

De beul van Amersfoort - Richard Hoving
De beul van Amersfoort – Richard Hoving
Ruim een jaar na zijn gedwongen overplaatsing van Scheveningen naar Amersfoort was Kotalla opgeklommen in de hiërarchie binnen Kamp Amersfoort. Hij werkte onveranderd hard, maar commandant Berg zat hem minder op zijn huid dan zijn voorganger Heinrich. Kotalla voelde zich daardoor minder opgejaagd. Voor zijn geprikkeldheid, die desondanks geregeld bleef opspelen, had hij een wrange uitlaatklep: het mishandelen van gevangenen. Kotalla:

“Kort na de aankomst der Joden kwamen meerdere transporten en was ik door de vele werkzaamheden, welke de inschrijving vereiste, veelal in prikkelbare stemming. Geregeld ging ik mijzelf dan te buiten aan mishandelingen wanneer iets mij tegenliep.”

Door zijn harde werken en wrede optreden stond hij in een goed blaadje bij kampcommandant Berg. De leiding van de Sipo/SD beloonde hem op 1 november 1943 met een bevordering van SS-Mann tot Unterscharführer. Kotalla was de Mannschaftsdienstgrade ontstegen en trad toe tot het korps van SS-onderofficieren. Voortaan mocht hij herkenningstekens op zijn uniformkraag dragen. Op zijn rechterkraag prijkte de dubbele bliksemschicht van de SS. Het teken van zijn nieuwe rang droeg hij op zijn linkerkraag, een zilverkleurig vierkant dat gepositioneerd was als een rechtopstaande ruit.

~ Richard Hoving

Boek: De beul van Amersfoort – Richard Hoving
Ook interessant: Kampbeul Josef Kotalla verwierf aanzien door geweld
… en: Kamp Amersfoort – Concentratiekamp

Bekijk dit boek bij:

0
Reageren?x
×