De Spaanse traditie voorziet al sinds vele eeuwen in de voorrang van mannelijke boven vrouwelijke troonopvolgers. Dat betekent echter niet dat koninginnen altijd een onbeduidende rol speelden. Er zijn tal van voorbeelden van koninginnen van Spanje die hetzij als regerend koningin, hetzij als regentes of gemalin veel invloed uitoefenden.
De geschiedenis van de Spaanse monarchie wordt gezien als die van de christelijke koningshuizen die begon met de komst van de Visigoten aan het begin van de vijfde eeuw. Nadat in 711 de Moren het bewind overnamen op het Iberisch schiereiland werd de christelijke monarchie gecontinueerd met het ontstaan van het Asturische koninkrijk in 718 toen de Moren in de slag bij Covadonga hun eerste nederlaag leden op Spaanse bodem. Geleidelijk aan veroverden de christelijke koningen de door de Moren bezette gebieden, de zogeheten Reconquista, die in 1492 eindigde met de in bezitname van het laatste Moorse rijk: Granada. Hoewel in Spanje altijd een of andere variant op de mannelijke erfopvolging heeft bestaan, was het beslist niet zo dat de koningin in Spanje nooit regeringsverantwoordelijkheid droeg. Daarbij valt onderscheid te maken tussen de regerend koningin die op de troon kwam bij gebrek aan mannelijke opvolgers (reina propietaria), de koningin-moeder (reina madre) die als regentes optrad in geval een troonopvolger minderjarig was en de koningin-gemalin (reina consorte) die in vroeger eeuwen regeerde bij langdurige afwezigheid van haar man. En natuurlijk, ook niet bekleed met regeringsmacht, oefende de koningin als spil van het hof, als trait-d’union tussen de koning en zijn vazallen vaak een enorme invloed uit.
De Visigotische periode (409 – 711)
De Visigoten kenden in oorsprong niet het systeem van erfelijke troonopvolging. Bij overlijden van de koning koos de adellijke elite een nieuwe vorst uit haar midden. Maar dat systeem werd geleidelijk aan vervangen door erfopvolging, wat voortvloeide uit de wens van heersende monarchen om de macht van hun clans te consolideren. Met deze ontwikkeling groeide de betekenis van de koningin als degene die de troonopvolger voortbrengt, maar hun werd niet het vermogen toegekend om zelf te kunnen regeren en opvolging geschiedde dus via de mannelijke lijn. Tenzij er geen mannelijke troonopvolger was en in dat geval kon een uitzondering worden gemaakt. Dit in tegenstelling tot regels die de Franken daarover hadden vastgelegd in de zogenaamde Salische wetten die vrouwen geen enkel recht toekenden.
Uit de Visigotische periode zijn geen voorbeelden bekend van regerende vorstinnen op het Iberisch schiereiland, maar wel was het de in 543 geboren Brunhilde, opgevoed aan het hof van Toledo, die als prinses Spanje verliet en koningin werd door te huwen met koning Sigibert van Austrasia, deel van het Merovingische rijk. Volgens Gregorius, de bisschop van Tours en geschiedschrijver van de Merovingische periode, was de nieuwe koningin een elegante jonge vrouw met goede manieren, een prachtig figuur, eerlijk en netjes, van goed gedrag en aangenaam in conversatie. Het beeld van de ideale koningin zoals dat nog eeuwen zou voortleven en waarbij het fraaie uiterlijk en de voorbeeldige gedragingen werden beschouwd als indicaties voor de innerlijke voortreffelijkheid. Brunhilde trad na de dood van Sigibert in 575 op als regentes van haar minderjarige zoon en later van haar twee kleinzonen die naar Frankisch gebruik elk een deel van Austrasië erfden. Brunhilde was een bekwaam bestuurster die alle mannelijke vooroordelen logenstrafte. Ze trachtte de infrastructuur van het land te verbeteren en had zich te verdedigen tegen aanvallen die de broer van haar man, Chilperik I en diens zoon Chlotarius II ondernamen op haar troon. Uiteindelijk – zij was toen al ver in de zeventig – moest zij het onderspit delven, werd gevangen genomen door Chlotarius en volgens de kronieken op 16 oktober 613 gevierendeeld.
Dat er in Visigotisch Spanje geen koninginnen zijn geweest die regeringsverantwoordelijkheid droegen wil niet zeggen dat zij geen betekenis hadden. Vooral als het ging om de verdediging van het geloof speelden zij een belangrijke rol. Zo is er het voorbeeld van koning Leovigild, die zijn tweede vrouw koningin Goiswintha, vroeg het arianisme te verdedigen tegenover het katholicisme. Arianisme en katholicisme, twee varianten van het christelijk geloof, verschillen daarin, dat het arianisme in de heilige drie-eenheid alleen aan de Vader goddelijke status toekent. De Zoon is slechts eerste onder de schepselen, terwijl in het katholieke geloof de Zoon eveneens als goddelijk wordt beschouwd. En later was er koningin Baddo die met haar man Reccared, zoon uit een eerder huwelijk van Leovigild, precies het tegenovergestelde deed als haar stiefmoeder Goiswintha: zij trad op als verdediger van het katholieke geloof en zwoer met haar man het arianisme af tijdens het concilie van Toledo in 589.
De christelijke rijken tijdens de Reconquista (718 – 1492)
Gedurende de Reconquista bestond er over de erfopvolging een groot verschil tussen de koninkrijken van Castilië en León enerzijds en Aragón anderzijds. In Aragón ging het recht uit van de totale uitsluiting van vrouwen van de regeringsverantwoordelijkheid. Deze weerstand tegen vrouwen op de troon werd wel verdedigd op bijbelse gronden. Afstammelingen van Eva, die van de appel at en daarmee de zonde in de wereld bracht kun je geen verantwoordelijkheden in handen leggen.
In Castilië en León was de situatie anders. Daar werd de Visigotische traditie voortgezet en trad Urraca, dochter van koning Alfons VI die in 1109 overleed, op als regerend vorstin tot 1126. In 1109 huwde zij met Alfons I van Aragón, naar wens van haar vader die in deze verbinding een versteviging zag van de dynastieke rechten. Maar het was een slecht huwelijk en het werd vijf jaar later zelfs officieel ontbonden. Gedurende deze periode bleek dat hoewel Urraca de volledige rechten bezat op de troon, zij toch een mindere positie innam dan wanneer zij een man zou zijn geweest. Alfons van Aragón trok veel macht naar zich toe en noemde zich zelfs keizer van geheel Spanje. Bovendien werd bij het huwelijk bepaald dat Alfons de domeinen in bezit zou krijgen van zijn overleden schoonvader die weer teruggegeven zouden worden aan Urraca wanneer aan het huwelijk een eind zou komen, hetgeen geschiedde. Gedurende haar gehele regeringsperiode voerde zij oorlog met haar ex-man, maar wist zich met behulp van haar zoon en opvolger Alfons VII goed te handhaven.
Ander voorbeeld van een invloedrijke koningin in de middeleeuwen was Berenguela van Castilië, geboren in 1180, dochter van Alfons VIII van Castilië. In 1197 huwde zij met Alfons IX van León, een verbintenis waaruit Ferdinand III werd geboren die zowel de Castiliaanse als de Leonese troon zou erven. Berenguela was regentes vanaf 1214 toen Alfons VIII overleed en haar broer Hendrik, de troonopvolger, nog zeer jong was. Toen deze ook overleed in 1217 erfde Berenguela alle koninklijke rechten die zij onmiddellijk overdroeg aan haar oudste zoon Ferdinand III. Berenguela vervulde de rol van koningin-moeder met verve en stelde alles in het werk om de rechten van haar zoon te verdedigen.
De persoonlijke breuk tussen Berenguela en Alfons IX bracht de rechten van zoon Ferdinand niet in gevaar, hoewel Alfons probeerde de Leonese troon in handen te spelen van zijn dochter Sancha (uit zijn eerder huwelijk met Theresia van Portugal). Door toedoen van Berenguela mislukte dit. Berenguela vervulde dus een belangrijke rol in de vereniging van de koninkrijken van Castilië en León, geen geringe zaak voor een vrouw die slechts was opgevoed om de traditionele rol te vervullen als echtgenote. Dankzij haar politieke inzicht, haar doorzettingsvermogen en heldere kijk op de betekenis van het verenigde rijk van Castilië en León, werd Ferdinand III in 1230 bezitter van deze samengestelde kroon. Daarmee was de basis gelegd voor het ontstaan van het koninkrijk van Spanje in 1516, waarvan ook Navarra en Aragón deel uitmaakten.
Gedurende de regeringsperiode (1252-1284) van Alfons X – bekend als Alfons de Wijze – over Castilië/ León werden de zogeheten Siete Partidas opgesteld, een stelsel van wetten waarin regels waren opgenomen om een zekere juridische uniformiteit te bewerkstelligen in het koninkrijk. In de Partidas werden onder meer de rechten geregeld van de regerend koningin en rechten die in het algemeen waren toegekend aan de koning en bij ontstentenis van hem aan de koningin. Op dit punt was Spanje aanmerkelijk liberaler dan Frankrijk dat vrouwen uitsloot van elke politieke functie.
Een koningin die zich onderscheidde door gedurende een lange periode te functioneren als regentes en opvoeder was Maria van Molina. Zij was de kleindochter van Alfons X en werd vlak voor de dood van haar man, Sancho IV, in 1295 door hem aangewezen als regentes van hun zoon Ferdinand IV die toen negen jaar oud was. Maria vervulde haar rol als regentes tot 1301 toen haar zoon meerderjarig werd verklaard. De tweede periode van regentschap duurde van 1312 tot 1321. In 1312 overleed Ferdinand die zijn toen éénjarige troonopvolger en kleinkind van Maria, Alfons, de latere Alfons XI (de Rechtvaardige) aan de zorgen overliet van zijn vrouw, koningin Constanza en Maria van Molina. Maar toen Constanza ook overleed in 1319, stond Maria er weer alleen voor. In 1321 droeg zij haar opdracht over aan de Cortes, de vertegenwoordiging van de adel en kerkelijke elite, die optrad als behoeder van de monarchie.
Koningshuizen in de moderne tijd
Het einde van de middeleeuwen kent geen scherpe begrenzing, maar over het algemeen wordt de val van Constantinopel in 1453 gezien als het einde van dit tijdperk. Voor de Spaanse historie is het ontstaan van de Spaanse kroon door samensmelting van Castilië en Aragón in 1469, toen de vorsten Isabella I en Ferdinand II in het huwelijke traden, een meer voor de handliggend ijkpunt. De moderne tijd kan worden onderverdeeld in twee perioden: die van het ancien régime dat duurde tot aan de Spaanse bevrijdingsoorlog rond 1808 en die van de liberale monarchie, waarin wij ons nog steeds bevinden. In Spanje regeerden vanaf het begin van de moderne tijd drie koningshuizen: de Trastámaras, de Habsburgers en de Bourbons. Er waren twee onderbrekingen en wel die na de revolutie van 1868, toen het huis van Savoye gedurende enkele jaren over Spanje regeerde, en een langduriger onderbreking na de val van het koningshuis van de Bourbons in 1931, waarna er eerst een republikeins bewind kwam, gevolgd door bijna veertig jaar dictatuur van Franco. Na diens dood werd de monarchie hersteld en kwam het huis van Bourbon weer op de troon.
Ancien régime (1469 – 1808)
Tijdens deze periode zijn er slechts twee koninginnen geweest die de volledige rechten erfden op de troon en optraden als regerend koningin (reina propietaria): Isabella I, de katholieke koningin en haar dochter Johanna I van Castilië. De andere koninginnen fungeerden als koningin-gemalin (reina consorte) van de koning, wat overigens niet inhield dat zij geen macht uitoefenden. Zij ontleenden gezag uit hun rol als hoedster van christelijke deugden en liefdadigheid. Bovendien werden zij opgeleid in kwaliteiten die niet des konings waren: talen, geschiedenis en schone kunsten. Het koningspaar in de moderne tijd werd gesymboliseerd door zon en maan en ook werd de koning met God geassocieerd en de koningin met de maagd Maria. Dit gaf hun absolute machtspositie aan, een status met een goddelijk karakter.
Isabella I was een dochter van Johan II van Castilië en zijn tweede vrouw Isabella van Portugal. Zij was een telg uit het huis van de Trastámaras dat zijn naam ontleent aan het graafschap Trastámara, gelegen in het uiterste noord-westen van Spanje. Haar halfbroer, Hendrik IV, de Machteloze of Impotente, volgde Johan II na diens dood in 1454 op.
Hendrik had een dochter, Johanna, die waarschijnlijk niet door hem, maar door een ander, don Beltrán, verwekt was. Vandaar dat zij Johanna ‘la Beltraneja‘ werd genoemd. Johanna werd tot prinses van Asturië uitgeroepen en daarmee tot opvolger van Hendrik, maar dit werd sterk betwist door Castiliaanse edelen die voorkeur hadden voor opvolging van Hendrik door zijn broer Alfons, die echter vroeg overleed in 1468. Hendrik IV deed daarop de benoeming van Johanna la Beltraneja teniet en wees Isabella aan als zijn wettige opvolger onder de conditie dat zij toestemming aan hem moest vragen voor een huwelijk. Dat deed zij niet, in 1469 huwde zij in het geheim haar neef Ferdinand II van Aragón. Een huwelijk dat Hendrik ertoe bracht alsnog Johanna als zijn opvolger te benoemen. Na de dood van Hendrik IV in 1474 brak er een burgeroorlog uit tussen Isabella en Johanna die in het voordeel van de eerste werd beslecht. In 1479 werd Isabella regerend koningin van Castilië. Met haar man Ferdinand maakte zij strikte afspraken: in het Concordaat van Segovia werd de gelijkwaardigheid van koning en koningin erkend: de duale monarchie van Castilië en Aragón was geboren. Isabella en Ferdinand zouden de geschiedenis ingaan als de Reyes Católicos (katholieke vorsten), vanwege hun intense geloofsijver die onder andere leidde tot uitwijzing van de joden en de moriscos, de tot het christendom bekeerde Moren.
Groter verschil dan tussen Isabella I en haar dochter Johanna (niet te verwarren met la Baltraneja) die haar als wettig koningin opvolgde is nauwelijks denkbaar. Johanna, die lichamelijk en mentaal zwak was kwam op de troon als Johanna I van Castilië omdat de enige zoon van Isabella, Johan, en haar oudste zus Isabella vroeg overleden waren. Johanna huwde op instigatie van haar ouders, die de banden met het Habsburgse huis wilden aanhalen, in 1496 de aartshertog van Oostenrijk, Filips de Schone, die in 1506 naast zijn echtgenote werd uitgeroepen tot koning van Spanje als Filips I. Daarmee werd het Habsburgse huis in Spanje geïntroduceerd. De zoon van Ferdinand en Johanna, Karel I, werd later Karel V, keizer van het Heilige Roomse Rijk. Johanna oefende nooit echt de macht uit omdat de mannelijke familieleden het haar permanent moeilijk maakten. Toen Filips de Schone vlak na zijn benoeming tot koning overleed,
nam de mentale kracht van Johanna sterk af en liet Ferdinand haar voor gek verklaren, vandaar de naam waaronder zij de geschiedenis zou ingaan: Johanna de Waanzinnige. Ferdinand, die al vanaf het overlijden van Isabella in 1504 Johanna onder verstikkend toezicht had gesteld, liet haar opsluiten in Tordesillas, nabij Valladolid. Bij testament benoemde hij Karel tot bewindvoerder van het koninkrijk van Castilië en León in naam van koningin Johanna. In 1518 werd Karel door de Cortes van Castilië tot koning van Spanje uitgeroepen naast zijn moeder. Na de dood van Ferdinand behandelde Karel zijn moeder op dezelfde, weinig zachtzinnige manier als zijn vader en nam feitelijk de macht van haar over.
Isabella van Portugal ofwel Isabella van Avis en Trastámara, was de echtgenote van Karel V, en ofschoon het huwelijk om politieke redenen werd gesloten, waren zij zeer gelukkig met elkaar. Zij werd geen koningin van Spanje omdat Johanna I van Castilië, regerend koningin, nog leefde. Isabella is een goed voorbeeld van iemand die als vrouw van een vorst het regentschap uitoefende in afwezigheid van de vorst. Uit dit huwelijk werden vijf kinderen geboren waaronder Filips II, de troonopvolger. Isabella stierf in 1539 in het kraambed.
Het Habsburgse huis stierf uit in Spanje in 1700 met de dood van Karel II, de Behekste. Karel vertoonde tal van fysieke en psychische afwijkingen als gevolg van inteelt in de familie der Habsburgers en had geen nakomelingen. Daarna braken de Spaanse successieoorlog uit die duurde tot 1713. Uiteindelijk besteeg Filips van Anjou uit het huis van Bourbon de troon als Filips V.
Liberale monarchieën
Het was Filips V die de wet op de troonopvolging wijzigde en daarmee het Salische regime introduceerde: de koningin-gemalin was er alleen om troonopvolgers te baren en had geen enkel recht op de troon. In 1789 werd tijdens de regeerperiode van Karel IV besloten om terug te keren naar het traditionele stelsel van de Siete Partidas, maar de maatregel werd niet gepubliceerd. Er deden zich geen problemen voor met de opvolging en dus was er weinig behoefte dit besluit te formaliseren.
In 1808 werd Karel IV opgevolgd door Ferdinand VII, waarna Napoleon Spanje binnenviel en zijn broer Jozef Bonaparte op de troon zette. De onafhankelijkheidsoorlog brak uit die door Spanje gewonnen werd met hulp van de Britten. Ferdinand VII keerde terug op de troon in 1814, waarna hij zich ging gedragen als een absoluut en repressief monarch. Hij schafte de in 1812 door liberalen geïntroduceerde grondwet (de grondwet van Cádiz) af, waarin getracht was vorm te geven aan een liberale monarchie. In deze wet werd het aloude systeem van erfopvolging met rechten voor vrouwen onderschreven. Terugkeer naar het oude systeem van troonopvolging werd actueel in 1830 toen koningin María Christina, de vierde vrouw van Ferdinand VII, zwanger was en haar man ervan overtuigde dat het in 1789 genomen besluit geëffectueerd moest worden, waar hij gehoor aan gaf. Zij vreesde dat bij geboorte van een dochter de troon in handen zou komen van haar oom Karel van Bourbon-Parma. Er werd inderdaad een dochter geboren, Isabella die in 1833 regerend koningin van Spanje werd als Isabella II, tot grote woede van de aanhangers van Karel, de carlisten.
Tot 1843, toen Isabella op 13-jarige leeftijd meerderjarig werd verklaard en haar regeerperiode begon, vervulde María Christina als koningin-moeder de rol van regentes. In 1878 overleed zij in ballingschap. In 1846 huwde Isabella II op aandringen van haar moeder met Frans van Assisi. Uit dit huwelijk werden twaalf kinderen geboren waaronder Alfons XII in 1857. Geen goed huwelijk overigens en Isabella schijnt er tal van minnaars op na te hebben gehouden. Zij regeerde vijfendertig jaar en er verschenen drie grondwettelijke teksten onder haar verantwoordelijkheid. Haar promiscue escapades gaven aanleiding tot grappen en pornografische uitingen. Ook kende haar regeerperiode tal van politieke en antiklerikale, sociale en economische conflicten. In 1868 was de maat vol en brak een revolutie uit die een eind maakte aan haar regeerperiode. Isabella verhuisde naar Parijs waar ze in 1874 de restauratie van de troon door Alfons XII mocht meemaken. Ze overleed in 1904. Na de revolutie van 1868 – La Septembrina of la Gloria – kwam er een voorlopige regering die de grondwet van 1869 goedkeurde waarmee Spanje een constitutionele monarchie werd. De monarchie werd dus niet afgeschaft, noch de wijze van troonsopvolging. Alleen de meerderjarigheidsgrens werd op achttien gezet. Amadeus I van Savoye kwam op de troon, gekozen door het parlement, een novum. Niemand was tevreden. Ook het volk, dat weinig zag in een vorst die de taal niet of slecht sprak verzette zich tegen de koning. Hij modderde door tot 11 februari 1873, waarop hij afstand deed van de troon en naar Italië uitweek. De eerste republiek werd uitgeroepen die al snel zou eindigen, namelijk op 29 december 1874. De monarchie werd hersteld en Alfons XII besteeg de troon.
In 1878 huwde Alfons XII Maria Christina, aartshertogin van Oostenrijk. Dit huwelijk duurde tot november 1885, toen Alfons overleed. Uit het huwelijk waren twee dochters geboren en toen Alfons stierf was Maria Christina zwanger. Dit bracht een ongekende situatie met zich mee. Wanneer de nakomeling een meisje zou zijn, zou het geen probleem opleveren om de eerstgeborene uit te roepen tot erfopvolgster, maar wanneer dat gedaan zou zijn en de nakomeling bleek een jongetje, zou er een ernstig belangenconflict ontstaan en juridisch moeilijk de aanwijzing van de eerstgeborene ongedaan te maken. Dus werd besloten de geboorte af te wachten. Het werd een zoon, Alfons XIII en Maria Christina werd regentes totdat Alfons meerderjarig werd verklaard in 1902. Zij was een bijzondere vrouw en werd wel doña Virtudes (de deugdzame) genoemd. Ze stierf in 1929 en de ondergang van de monarchie in 1931 maakte ze dus niet meer mee.
Erfopvolging in de 21e eeuw
Toen Juan Carlos I – door Franco werd aangewezen als zijn opvolger als staatshoofd – abdiceerde werd hij niet door zijn oudste nazaat, dochter Elena opgevolgd zoals dat in Nederland het geval zou zijn, maar door de na Elena geboren zoon Felipe. In Spanje is namelijk bij de formulering van artikel 57 van de grondwet van 1978 gekozen voor de aloude traditie van de mannelijke erfopvolging. Al jaren worden pogingen in het werk gesteld om de Spaanse grondwet te wijzigen en vrouwen gelijke rechten te geven op de troon, maar het is er nog niet van gekomen. Deze kwestie wordt natuurlijk pas urgent wanneer Felipe’s opvolging aan de orde is en hij intussen nog een zoon zou hebben gekregen. In dat geval kan de oudste dochter Leonor alleen koningin worden als de grondwet zou zijn aangepast.
Boeken over Spanje
Meer artikelen over Spanje