Het graf van de schildmaagd
Hoe weet een archeoloog dat een begraven Viking een man is? Als er naast de zwaarden al botten worden gevonden in een graf, zijn die deels vergaan. Geslachtsbepaling op basis van de robuustheid, of de vorm van de schedel of het bekken is vaak onmogelijk – en altijd vatbaar voor interpretatie. Er bestaat geen internationaal afgesproken definitie van ‘robuust’; er bestaat geen absolute wetenschappelijke schaalaanduiding voor de structuur van een bekken. Geslachtsbepaling op basis van dna is lastig en duur, en wordt dus maar zelden gedaan. Al sinds 1837, voordat de archeologie als wetenschap zelfs maar bestond, is ‘geslachtsbepaling op basis van metaal’ de standaardprocedure. Graven met wapens – zelfs crematiegraven waarin botten liggen die na verbranding zijn verpulverd – worden als mannelijk geclassificeerd; die met sieraden als vrouwelijk. De ruim dertig Vikinggraven waarin tengere, vrouwelijk uitziende botten naast wapens werden gevonden, worden weggewuifd als ‘ruis in de data’.
En waar leidt dat toe? Historici en romanciers schrijven zonder enig spoor van twijfel over schepen met uitsluitend ‘grote, gespierde mánnen’ aan boord. Tentoonstellingsontwerpers, filmmakers en hedendaagse reenactmentgroepen die de Vikingen nabootsen, herscheppen tot in elk prachtig detail een door mannen gedomineerde Vikingwereld. Als we het woord ‘Viking’ horen, denken we meteen aan een zwaarbewapende kerel.
Een vrouwelijke Vikingkrijger
De meeste mensen die in het Vikingtijdperk overleden, werden echter begraven met niets waaruit we hun geslacht kunnen afleiden. Zelfs van de elite, de mensen uit wier graf hun hoge status blijkt, blijft de seksuele identiteit vaak verborgen, alsof hun geslacht er helemaal niet toe deed. De helft van alle elitegraven op Vikingbegraafplaatsen bevat wapens noch sieraden. Hun weliswaar kostbare grafgiften bestaan uit paarden, boten, messen en gereedschappen: zaken waaruit we hun geslacht niet kunnen opmaken.
En nu hebben we in Birka, in graf Bj581, een vrouw die begraven is als een Vikingkrijger. Wat vertelt dat graf ons? Dat we de Vikingen niet zo goed kennen als we dachten.
In december 2012 vond een man met een metaaldetector in de buurt van het Deense dorp Hårby een klein gezicht dat vanuit een bevroren modderkluit naar hem opkeek. Toen zijn vondst was schoongemaakt, bleek het een zeer gedetailleerd beeldje van verguld zilver te zijn. Het is ongeveer 2,5 centimeter groot en stelt een vrouw voor met een lange paardenstaart. Ze draagt een zwaard en een schild.
Ik ken zeven platte, metalen beeltenissen van een vrouw met wapens, en zeventien van een schilddrager en een ruiter met zwaard en speer, die beiden mogelijk een vrouw zijn. Deze beeltenissen werden gevonden in Denemarken, Engeland, Duitsland en Polen. Soortgelijke beeltenissen van gewapende vrouwen, die gemaakt zijn van draad of gekerfd in steen, komen ook uit Noorwegen, Zweden en Rusland.
Walkure
Het beeldje uit Hårby is het eerste driedimensionale portret dat is gevonden. Net als de andere wordt het afgedaan als een ‘Walkure’. Daarmee bedoelen de deskundigen dat het niet om een echte vrouw gaat.
Het Oudnoordse woord valkyrja is een samenstelling van valr, ‘lijk’, en kjósa, ‘kiezen’. De standaarddefinitie is afkomstig van Snorri Sturluson. Deze christelijk opgeleide jurist, politicus en dichter schreef tussen 1220 en 1241 in IJsland, en beschreef de Walkuren als heidense strijdgodinnen met schild en zwaard (of speer) die dode helden overbrachten naar Walhalla, de bovenaardse feesthal van de god Odin, waar bekers honingmede werden geschonken. Moderne wetenschappers hebben vertrouwen in Snorri (die bij leven bekendstond om zijn onbetrouwbaarheid) en beschouwen Walkuren als ‘mythologisch’. Ze zijn ‘volstrekt bovennatuurlijk’ of hoogstens ‘half menselijk’.
Waarom gaan we er bij het zien van het beeldje uit Hårby niet van uit dat het een beeltenis is van een echte vrouw, dat het dragen van een zwaard en een schild in het Vikingtijdperk ‘een doodnormaal onderdeel was van het leven van een vrouw’? Dat laatste werd in 2013 bij een expositie in Kopenhagen gesuggereerd en leidde tot een stortvloed aan weerleggingen. De discussie bleef uiteindelijk steken op één punt: een kenner op het gebied van Vikingvrouwen beweerde dat ‘we weten dat krijgers mannen waren’. Hoe weten we dat?
Een strikte scheiding
Ik heb geleerd dat de noordse cultuur in het Vikingtijdperk een strikte verdeling kende tussen man en vrouw. In mijn vorige boeken heb ik dat zelf ook zo beschreven. De vrouw had het voor het zeggen innan stokks, ‘achter de drempel’, waar ze veel macht had omdat ze over de kleding en het voedsel ging. In landen waar de winter tien maanden duurt en het groeiseizoen twee maanden, besliste de huisvrouw wie kou en wie honger leed. Hoe groter het huishouden, hoe complexer haar taak. Als een vrouw het huishouden bestierde voor een hoofdman met tachtig vazallen plus familie en bedienden, was ze de directeur van een klein bedrijf.
Toch had de man ‘de dominante rol in elke rang en stand’, leerde ik. Zijn plichten begonnen op de drempel van het huis en breidden zich naar buiten uit. Zijn wereld was die van de openbare aangelegenheden, van ‘beslissingen die de hele gemeenschap aangingen’. Hij was de koopman, de reiziger, de krijger. Zijn symbool was het zwaard. De rol van de vrouw werd daarentegen gesymboliseerd door de sleutels die ze aan haar gordel had hangen. Alleen had ze die daar helemaal niet hangen.
Ons beeld van het dagelijks leven in de Vikingtijd is grotendeels gebaseerd op latere schriftelijke bronnen, op wetteksten, gedichten en de ellenlange IJslandse saga’s, die allemaal uitsluitend zijn overgeleverd in manuscripten uit de dertiende eeuw of later – meer dan tweehonderd jaar nadat het volk van het Noorden zich tot het christendom bekeerde en zijn cultuur radicaal veranderde. Er bestaan meer dan honderdveertig IJslandse saga’s; in slechts een daarvan, die verhaalt over een vete uit 1242, wordt naar de sleutels van een huisvrouw verwezen. Een Deense huwelijkswet uit 1241 stelt dat een bruid aan haar echtgenoot wordt gegeven ‘voor de eer en als echtgenote, om zijn bed te delen, voor slot en sleutels, en voor het recht om een derde van het bezit te erven’. In een dubbelzinnig gedicht in een IJslands manuscript van na 1270 verschijnt de hypermasculiene god van de donder, Thor, vermomd als bruid met een sleutelring aan zijn gordel.
Dat zijn de enige drie vermeldingen van een huisvrouw met sleutels die ik me kan herinneren: twee vrouwen en een man in travestie. Misschien geven ze een heidense werkelijkheid weer van vóór het jaar 1000. Maar ze kunnen evengoed de waarden weergeven van de middeleeuwse christelijke wereld waarin ze werden geschreven.
De iconische Vikinghuisvrouw
Niemand die het weet. In dezelfde teksten is veel vaker sprake van vrouwen met wapens dan van vrouwen met sleutels: ik kan wel twintig vrouwelijke krijgers opnoemen uit saga’s en historische verhalen, en nog eens drieënvijftig uit gedichten en mythen. In het eerste IJslandse wetboek (gedateerd tussen 1260 en 1280) worden vrouwen met wapens als een bedreiging voor de maatschappij beschouwd, waaruit je kunt afleiden dat ze bestonden. Je ontwerpt geen wetten om mythische figuren in de hand te houden.
Waarom werden sleutels dan het symbool van de Vikingvrouw? Omdat ons beeld van de Vikingwereld werd gevormd in de negentiende eeuw. Sleutels staan symbool voor de waarden van de victoriaanse samenleving, toen vrouwen uit de hogere klassen thuis moesten blijven en zich alleen mochten bemoeien met de kinderen, de kerk en de keuken. De iconische Vikinghuisvrouw met haar sleutels verscheen voor het eerst in een Zweeds geschiedenisboek uit de jaren zestig van de negentiende eeuw, ter vervanging van een eerdere historische beschrijving van Vikingvrouwen die opvallend gelijk was aan die van Vikingmannen. Sindsdien is de victoriaanse versie van de Vikinggeschiedenis altijd als waarheid gepresenteerd, maar het is slechts één interpretatie.
Wordt het beeld van de Vikinghuisvrouw met haar sleutels dan niet gestaafd door de archeologie? Nee, ook dat is niet het geval.
In enkele vrouwengraven zijn sleutels gevonden. Maar gangbaar zijn ze niet, lang zo gangbaar niet als het symbool dat is gekozen voor Vikingmannen: het zwaard. Tegenover de 3000 zwaarden uit het Noorwegen van het Vikingtijdperk zet een Noorse archeoloog in 2015 slechts 143 sleutels, waarvan de helft is gevonden in mannengraven. In 2011 trof een archeoloog in Denemarken in slechts 9 van de 102 door haar onderzochte vrouwengraven sleutels aan. De bewering dat sleutels het symbool zijn van de status van de Vikingvrouw, zo zeggen deze onderzoekers, is ‘een archeologische misvatting’, ‘een vergissing’, ‘een mythe’, en een gevaarlijke bovendien.
Victoriaans stereotype
Doordat we het victoriaanse stereotype van mannen met zwaarden en vrouwen met sleutels aanvaarden, legitimeren we het idee dat vrouwen thuis zouden moeten blijven. We beperken de rolmodellen voor elk hedendaags meisje dat een museum bezoekt of een geschiedenisboek leest. We maken het moeilijk om ons zelfs maar een voorstelling te maken van een vrouwelijke Vikingkrijger, zoals die in Birka in graf Bj581 begraven ligt.
De Vikingmaatschappij was niet zoals de victoriaanse maatschappij. Ze was niet zoals de onze. Ze was een martiale maatschappij, waar wraak werd geroemd en oorlog werd verheerlijkt. Op een schending van iemands eer – of het nu was door iets onbenulligs als een hatelijk gedicht of iets ernstigs als het vermoorden van zijn familieleden – werd gereageerd met geweld of, ten minste, met de dreiging van geweld totdat er bloedgeld was betaald. Van helden wordt gezegd dat ze ‘niet vluchtten’, maar doorvochten zolang ze nog een wapen konden vasthouden. Onverschrokkenheid was het hoogste goed. De dood werd lachend begroet. De winnaar in elk conflict was degene die niet opgaf.
In een dergelijke maatschappij is niemand immuun voor geweld. Iedereen is een vechter, niemand is veilig, of je je nu aan de ene of de andere kant van de drempel bevindt.
In middeleeuwse teksten waarin deze martiale Vikingmaatschappij wordt beschreven, valt te lezen dat vrouwen ‘in de voorste gelederen meevechten met de dapperste krijgers’. ‘Als een zoon’ wreken zij de moord op hun familieleden. Ze doden berserkers (of ‘berenveldragers’), breken schilden, vermoorden de ene koning en helpen de andere. Ze zeggen:
Als helden waren we alom bekend – met gretige speren sloegen we bloed uit been. Onze klingen waren rood.
Die vrouwen worden trollen of reuzen genoemd, Walkuren of schildmaagden – maar niet in de betekenis van ‘maagd’ zoals je die in veel moderne vertalingen leest. Het Oudnoordse woord skjaldmær is een samenstelling van ‘schild’ en ‘meisje’, ‘dochter’ of ‘maagd’. Een andere term voor een vrouwelijke krijger, skjaldkona, ‘schildvrouw’, maakt duidelijk dat seksuele ervaring niets te maken had met de status van krijger. Het vergelijkbare woord voor een mannelijke krijger is drengr, letterlijk ‘jongen’ of ‘joch’ (wat oorspronkelijk verwees naar iemand die wordt ‘geleid door een leider’). Af en toe wordt drengr ook gebruikt voor vrouwen. Het heeft niets te maken met geslacht, maar met status. Deze krijgers zijn geen gezinshoofden. Ze hebben geen economische verantwoordelijkheden. Ze zijn niemand iets verplicht behalve hun bevelhebber. Het zijn professionele strijders.
De vrouwelijke krijgers in deze teksten worden neergezet als menselijk, half menselijk of bovennatuurlijk. Dat geldt ook voor hun mannelijke tegenhangers: de berserkers in wie ijzer niet kan doordringen, de halftrollen en drakendoders, en degenen die in wolven konden veranderen. Of ze nu mannelijk of vrouwelijk zijn, veel krijgers in IJslandse saga’s en Oudnoordse poëzie kunnen spreken met goden (of vogels), maken gebruik van tovenarij, beschikken over buitensporig veel geluk of over kracht die verder toeneemt na zonsondergang. Het zijn ongeëvenaard sterke figuren, ze leven veel langer dan een doorsnee mens en schenken honingmede voor de helden in Walhalla. Alleen de vrouwen worden door moderne wetenschappers weggeredeneerd en als fantasie of wensdenken beschouwd. Alleen de vrouwen worden even fabelachtig geacht als draken.
We worden verblind door het victoriaanse stereotype. We moeten ons de ogen uitwrijven. De bronnen waarin Vikingvrouwen met wapens voorkomen – de teksten uit het christelijke tijdperk, de afbeeldingen, de onduidelijke graven en de toevallige archeologische vondsten – zijn dezelfde waarin Vikingmannen voorkomen. Wie over het Vikingtijdperk wil schrijven, zal hoe dan ook verbanden moeten leggen. Beredeneerde schattingen moeten maken. Moeten interpreteren en speculeren.
Het lezen zelf is al een vorm van interpretatie. Woorden als menn in het Oudnoords, manna in het Oudengels en homines in het Latijn zijn eeuwenlang zonder nadenken vertaald als ‘mannen’ maar hebben evengoed de betekenis ‘mensen’, zonder geslachtsaanduiding. Als die menn krijgers waren, gingen vertalers ervan uit dat het allemaal mannen waren. Maar Oudnoords kan wel degelijk seksespecifiek zijn als het ertoe doet. Toen een krijger met de mannelijke naam Hervard in een bepaalde saga een man vermoordde in de hal van een koning, spoorden de krijgers van de koning elkaar aan om achter hem aan te gaan. De koning begon informatie op te sommen die zij kennelijk hadden gemist. ‘Ik denk dat hij een kvennmann is,’ zei hij. ‘Bovendien denk ik, gezien het wapen dat ze heeft, dat het ieder van u duur zou komen te staan om haar van het leven te beroven.’ Zoals blijkt uit de verschillende voornaamwoorden die de koning gebruikt, betekent kvennmann hier ‘vrouwelijk persoon’; kvenn is ons woord ‘koningin’. Het tegenovergestelde, karlmann, ‘mannelijk persoon’, wordt ook gebruikt in de saga’s, wanneer het van belang is om iemands geslacht te benadrukken.
Al in 1993 peinsde een sagakenner:
Was vrouwelijkheid doorslaggevender bij het stellen van parameters betreffende individueel gedrag dan rijkdom, prestige, huwelijkse staat of simpelweg persoonlijkheid en ambitie?