In de nacht van 9 op 10 november 1938 ging er een golf van geweld door Duitsland en Oostenrijk. Deze gebeurtenis is de geschiedenis ingegaan als de Kristallnacht: Joodse synagogen en winkels werden vernield en veel Joden mishandeld, terwijl er 91 dodelijke slachtoffers vallen. Op uitdrukkelijk bevel van de naziregering grepen hulpverleners en politie niet in.
De Kristallnacht, zo betoogt de Britse historicus Martin Gilbert in Kristallnacht. Voorspel van de vernietiging 1938-1945 (Omniboek) was de voorbode van de vernietiging van een compleet volk. Het boek, oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd in 2005, is nu in een Nederlandse vertaling verschenen. De schrijver, eminente historicus Martin Gilbert is vooral bekend als officiële biograaf van Winston Churchill, maar schreef daarnaast tientallen boeken over de Joodse geschiedenis, de Holocaust en de Eerste Wereldoorlog.
Luther
Het boek begint met een verwijzing naar de ‘pastorale’ brief Over de Joden en hun misdaden (1543) van de reformator Maarten Luther. Deze brief was feitelijk een handleiding voor antisemieten. Naast onder meer segregatie, stelde Luther dat
‘Joodse synagogen in brand moesten worden gestoken (…) ter ere van God.’ (9)
Na deze goed gekozen introductie – Hitler noemde Luther vanwege bovenstaand geschrift ‘de grootste Duitser ooit’ – volgt het in drieën opgedeelde betoog. Eerst gaat de aandacht van Gilbert uit naar de oorzaken en gebeurtenissen vlak voor en in de nacht van 9 op 10 november 1938. De auteur geeft vervolgens een beeld van de gebeurtenissen in de zes jaren die voorafgingen aan de anti-Joodse uitbarstingen tijdens de Kristallnacht. Ten slotte diept Gilbert de reacties op de Kristallnacht uit, van Duitse Joden, de Duitse regering en de internationale gemeenschap.
Moord in Parijs
Aan de Kristallnacht gingen enkele gebeurtenissen vooraf. Op 18 oktober liet Hitler 12.000 Joden naar Polen verbannen. Tijdens hun uittocht zaten ze dagenlang vast bij de Duits-Poolse grens, zonder fatsoenlijke voorzieningen en in onzekerheid verkerend over hun lot. De situatie was zo slecht dat verscheidene Joden zelfmoord pleegden.
Toen de jonge Duitse Jood Herschel Grynszpan – die zelf op dat moment in Parijs zat – via zijn familie aan de Duits-Poolse grens vernam hoe de situatie daar was, besloot hij actie te ondernemen. Op 7 november pleegde hij een dodelijke aanslag op een Duitse ambassadeur in Parijs.
Binnengevallen, gesloopt en platgebrand
Meteen de volgende dag namen de nazi’s de eerste (extra) strafmaatregelen tegen de Joden. Vanaf 8 november mochten er geen Joodse tijdschriften en kranten meer verschijnen. En Joodse kinderen werden niet meer toegelaten op de ‘arische’ openbare lagere scholen, terwijl ook alle Joodse culturele activiteiten ‘voor onbepaalde tijd’ stilgelegd werden.
In de nacht van 9 op 10 november, vooral in de ochtend van de 10e, vonden er allerlei ongeregeldheden plaats in zowel Duitsland als Oostenrijk:
“In Wenen, waar 22 Joden zelfmoord zouden hebben gepleegd, ‘werden vrachtwagens vol Joden door de SA meegenomen naar de Doliner Strasse, waar ze aan het werk werden gezet om een Joodse synagoge te slopen.’ Er waren ook berichten uit Potsdam, Treuchtlingen, Bamberg, Brandenburg, Eberswalde en Cottbus, dat synagogen werden ‘binnengevallen, gesloopt en platgebrand’. De synagoge uit Treuchtlingen dateerde uit 1730. De Britse consul-generaal in Frankfurt, Robert Smallbones, stuurde Londen een bericht over de gebeurtenissen in Wiesbaden. Het geweld begon ’s morgens om zes uur, schreef hij, ‘met het in brand steken van alle synagogen’. De hele dag ‘gingen georganiseerde groepen van beide politieke groeperingen’ – de bruinhemden van de SA en de zwarthemden van de SS – ‘langs bij alle Joodse winkels en kantoren en sloegen daar de ruiten, de koopwaar en de boedel kort en klein.’ Meer dan tweeduizend Joden werden gearresteerd.” (20)
Het boek eindigt met de ontwikkelingen die volgden op de Kristallnacht van 1938 tot het uitbreken van de oorlog in 1944 en 1945. Meteen na de Duitse pogrom van 1938 kwam er een grote Joodse vluchtelingenstroom op gang, die door de nazi’s geen strobreed in de weg werd gelegd. Het tragische probleem was echter dat er vrijwel geen westerse landen waren die de grote stroom Joodse nieuwkomers wilde opvangen.