Dark
Light

Duizenden Joodse migranten belandden na de Holocaust in detentiekampen op Cyprus

Het land achter de zee – Frans Blom & Vivian Beekman
12 minuten leestijd
Het land achter de zee, fragment uit de cover
Het land achter de zee, fragment uit de cover
Op Cyprus stond na de Tweede Wereldoorlog het grootste detentiecentrum ooit in het Middellandse Zeegebied. Tienduizenden mensen zijn er vastgehouden: Joodse overlevenden van de Holocaust die in Palestina een nieuw leven wilden beginnen. Met overvolle schepen verlieten ze Europa, maar op zee werden ze als illegale migranten door de Britse Royal Navy onderschept. De tocht naar vrijheid en autonomie eindigde in gevangenschap. Over deze geschiedenis was wel iets bekend, maar een belangrijk onderdeel ontbrak: ooggetuigenverslagen. Het werk van de Joodse Amsterdammer Emile Pimentel (1923-1988) levert het ontbrekende puzzelstuk: hij zat als twintiger twee jaar gevangen in een detentiekamp en legde zijn ervaringen vast in proza en poëzie. Emiles literaire nalatenschap, die enkele jaren geleden vanuit Tel Aviv naar Nederland is gebracht, stelde Frans Blom en Vivian Beekman in staat het aangrijpende verhaal van de migratie te vertellen in het boek Het land achter de zee. Op Historiek plaatsen we een fragment uit dit boek, over de aankomst van de vluchtelingen.

‘Het bloedend voorjaar’

Het oostelijkste eiland in de Middellandse Zee is Cyprus, en aan de oostelijkste kust van het eiland ligt de havenstad Famagusta. De muren van de stad zijn gigantisch: negen meter dik en vijftien meter hoog. Ze zijn ooit door de Venetianen gebouwd om hun positie op het uiterste punt vanuit Europa naar het Midden-Oosten bescherming te bieden. De oude stad ademt de zee. De kade baadt in het zonlicht dat glinstert in de golven.

‘Wat hem te wachten stond, daar kon hij zich geen voorstelling van maken’

Famagusta was een van de belangrijkste militaire bases voor de Britse controle over de Middellandse Zee. Onder het koloniaal bewind op Cyprus was de zeehaven uitgebreid en gemoderniseerd. Toen het Verenigd Koninkrijk vervolgens in Palestina de haven van Haifa op gelijke wijze ontwikkeld had, domineerden schepen van de Royal Navy in de eerste helft van de twintigste eeuw het oostelijk bekken van de Middellandse Zee vanuit deze twee bases. Palestina en Cyprus waren op tweehonderd kilometer van elkaar via een zeeverbinding van zestien uur verbonden. Continu voeren er marineschepen tussen Haifa en Famagusta.

Emiles lange reis, die hem naar Palestina had moeten brengen, eindigde aan de voet van de hoge zeemuren van Famagusta. In de ochtendzon meerden de kooischepen, die de nacht ervoor uit Haifa waren vertrokken, af aan de kade. Over de loopplank kwamen de gevangenen van het konvooi een voor een van boord. Beduusd en ontgoocheld. Hoelang dit ging duren, wist Emile niet. Waar hij heen zou worden gebracht, was hem niet bekend. Wat hem te wachten stond, daar kon hij zich geen voorstelling van maken. Migranten die de kampen in Europa hadden doorgemaakt, zetten zich schrap.

Joodse migranten in de haven van Famagusta, Cyprus.
Joodse migranten in de haven van Famagusta, Cyprus. Uit: Het land achter de zee.

Als Emile wist wat hij moest zien, had hij vanaf de kade met de hand boven de ogen in de verte het detentiekamp kunnen ontwaren, dat het Britse gezag in augustus 1946 op vijf kilometer ten noorden van de haven langs de zee had gebouwd. Het lag op nog geen uur lopen van Famagusta, om precies te zijn bij Karaolos, of Karakol in het Turks – de kuststrook ligt nu in het door Turkije bezette gebied van Cyprus. Van het kamp zijn ter plekke nog amper sporen te vinden; na de invasie van het Turkse leger in 1974, die vanaf de noordkust zo ver is gekomen als Famagusta, verrees er een woonwijk met spelende kinderen op straat, en gezinnen die gaan uitwaaien aan zee.

‘In de koude winter op het eiland kon het gebeuren dat de tenten heel even bedekt waren onder een laagje sneeuw’

Destijds bood de plek aan de kust een heel andere aanblik. Het was een troosteloos bivakterrein van honderden tenten, die verbleekt waren door zon en zout. Duizenden mensen werden er vastgehouden en buitengesloten van de wereld door een dubbel hekwerk van drie meter hoog prikkeldraad en acht wachttorens, die waren uitgerust met zoeklichten en machinegeweren. Er waren amper bomen of struiken voor schaduw of beschutting. Snikheet en gortdroog kon het zijn in de open vlakte aan zee. Pas laat in het najaar daalden de temperaturen. Dan sloeg de regen door het tentdoek en rukten novemberstormen de scheerlijnen los. De grond veranderde in een roodbruine modderpoel. In de koude winter op het eiland kon het gebeuren dat de tenten heel even bedekt waren onder een laagje sneeuw.

Het ‘summer camp’, zoals de Britten dit detentiekamp hadden gedoopt, bestond uit onderkomens in tenten die waren opgedeeld in vijf sectoren. Die hadden geen naam, maar een nummer: camp 55 was een afgesloten eenheid aan de rotsige kust, en een paar honderd meter verder van de zee, achter de Britse militaire basis en aan de andere kant van de zanderige kustweg naar Famagusta lagen onderling verbonden de vier andere sectoren van camp 60, 61, 62 en 63.

Het ‘summer camp’ bij Karaolos.
Het ‘summer camp’ bij Karaolos. Uit: Het land achter de zee

De voorzieningen waren in Karaolos minder dan in Atlit, de capaciteit was des te groter. Elke tent had een oppervlakte van 5,5 bij 4 meter. Er moesten acht tot twaalf personen kunnen slapen en verblijven. Per sector rekenden de Britse autoriteiten tweeduizend personen, zodat er in de praktijk ruim tienduizend migranten vastgehouden konden worden. Net als in Atlit werden er volgens het ‘first in, first out’-principe Palestinacertificaten toegekend aan gedetineerden die legaal mochten afreizen. Het waren er in principe 750 per maand, de overige 750 certificaten waren beschikbaar voor Atlit en voor ontheemden in de Europese displaced persons camps. Het vertrek gaf maandelijks wel wat ruimte, maar het aantal nieuwe binnenkomers in Karaolos was vele malen groter.

Emile werd na zijn aankomst op Cyprus niet in het ‘summer camp’ geplaatst, maar in het ‘winter camp’. Vrachtwagens voerden hem samen met de andere migranten van de Theodor Herzl (schip, red.) weg vanaf de kade van Famagusta en stopten na een rit van een uur door het golvende kustland zo’n veertig kilometer verderop in een meer afgelegen detentiekamp, eveneens in een kale vlakte. Het tweede kamp stond er sinds september 1946 als uitbreiding van de opvangcapaciteit, nadat Karaolos al binnen twee maanden was volgelopen en inlichtingendiensten melding bleven maken van migratieschepen in verschillende Franse, Italiaanse en andere zuidelijke havens van Europa.

Het winter camp, waar Emile de eerste zes weken zou verblijven, was gelegen aan weerszijden van de openbare weg naar Larnaca, aan de zuidoostkust van het eiland, in de schaduwloze halfwoestijn nabij het kleine dorpje Xylotymbou. Het kamp had eenzelfde drie meter hoog dubbel hek van prikkeldraad met bewaakte poorten en wachttorens. Hierbinnen geen lukraak opgezette tenten, maar aan weerszijden van het middenpad rijen barakken strak in het gelid, opgetrokken uit golfplaten. Dit kamp had ook vijf sectoren, genummerd als camp 64, 65, 66, 67 en 68, met een gezamenlijke capaciteit van nog eens tienduizend migranten.

Het ‘winter camp’ bij Xylotymbou.
Het ‘winter camp’ bij Xylotymbou. Uit: Het land achter de zee.

Om de toenemende aantallen migranten te kunnen plaatsen had het tweede kamp van de golfplaten barakken korte tijd geholpen, maar vlak voor Emiles aankomst was de maximumcapaciteit opnieuw overschreden. Daarom waren er in het vroege voorjaar van 1947 buiten Xylotymbou in de richting van het naburige gebied Dhekelia nog weer twee omvangrijke sectoren bijgebouwd, camp 69 en 70, zodat er nog achtduizend mensen bij geplaatst konden worden en de totale capaciteit van het winter camp 18.000 migranten bedroeg.

Zo hadden de kampen op Cyprus, toen de migranten van de Theodor Herzl werden binnengebracht, een totale opvangcapaciteit van bijna 30.000 personen. De dunbevolkte zuidoostpunt van het eiland was binnen een halfjaar tijd door de Britten omgebouwd tot het grootste en drukste detentiecentrum dat ooit in de Middellandse Zee heeft bestaan. In de loop der tijd zouden er meer dan 50.000 mensen binnenkomen.

Het geheim van Cyprus

Zo veel als de lezers in Nederland en elders ter wereld meekregen over de migranten die Europa verlieten en over de onderscheppingen voor de kust van Palestina, zo weinig maakten de kranten melding van wat er in de kampen op Cyprus gaande was. Al vanaf de oprichting van het eerste kamp bij Karaolos in augustus 1946 wist de wereld van de detentiekampen, maar de vrije internationale pers had alleen de mogelijkheid om de situatie van buitenaf in beeld te brengen.

Net als iedere onderschepping en ontscheping in Haifa werd de aankomst van de kooischepen in Famagusta gemeld en werd van ieder schip het aantal opvarenden genoemd. Aan de razendsnel oplopende cijfers kon de toenemende drukte in de kampen worden afgemeten. De eerste nieuwsfoto van Cyprus die in augustus 1946 de voorpagina’s in Nederland haalde, was het beeld in de Nieuwe Haarlemsche Courant van een migrantentransport dat net was gearriveerd in Famagusta en afgemeerd lag aan de kade. Migranten op de loopplank zetten onder toezicht van een Britse militair voet aan wal op het eiland.

Een klein berichtje over het kamp in het Zutphensch dagblad.
Een klein berichtje over het kamp in het Zutphensch dagblad. Bron: Delpher.nl
Strikter dan in Palestina kon het Verenigd Koninkrijk op Cyprus de nieuwsmedia op afstand houden. Verhalen over de internering of van het leven achter prikkeldraad kwamen amper naar buiten. Er viel niets over te lezen in de dagbladen, noch verschenen er beelden van. Binnen de omheining van de kampen mocht niet worden gefotografeerd en hadden journalisten niet de vrijheid om met willekeurige gedetineerden in gesprek te gaan. Alleen geselecteerde woordvoerders, die namens de opgesloten menigte de pers te woord mochten staan, spraken onder controle over gebrek aan voedselrantsoenen, medische zorg en water.

Dat de autoriteiten pottenkijkers weerden, was te merken aan de wat gissende journalistiek. De kampen waren gehuld ‘in grote geheimzinnigheid’, aldus het Nieuw Israëlietisch Weekblad. Een enkele summiere observatie bood een glimp van de raadselachtige omstandigheden. De antikoloniale redactie van De Waarheid sprak in oktober 1946 van ‘afschuwelijke toestanden’. Mensen zouden er in lompen rondlopen, er waren ‘lekkende tenten zonder vloerbedekking’. Ook zouden er geen bedden of matrassen zijn en het voedsel was er miserabel. Over de behandeling van de gedetineerden meldde het bericht dat die erop gericht was…

…de illegale emigratie op alle wijze tegen te gaan en te ontmoedigen.

De opstand in augustus 1946, in beeld in Het Parool
De opstand in augustus 1946, in beeld in Het Parool. Uit: Het land achter het prikkeldraad
Een enkele foto van de kampen zelf verscheen in Het Parool van 22 augustus 1946. Het was vanwege de restricties een beeld van buitenaf. Te zien waren mannen met ontblote bovenlijven achter prikkeldraad, die in de brandende zon opstandig zwaaiden met de Joodse vlag. Het vastgelegde beeld was een moment van oproer, ontstaan tijdens een bij uitzondering toegestaan persbezoek van Franse journalisten. Hoewel het bezoek plaatsvond onder strikt toezicht van de Britse autoriteiten, braken de gedetineerden met de orderegels en hadden ze het moment aangegrepen om met geschreeuw de wereld wakker te schudden en de publieke opinie te winnen voor de Joodse zaak.

Dat de opzet slaagde, was duidelijk uit het verslag erover, dat gelijktijdig in Trouw verscheen. Onder de kop ‘Immigranten-oproer in kamp op Cyprus’ vertelde het artikel hoe tijdens het bezoek van de journalisten plotseling de vlag met davidster tevoorschijn was gehaald, wat voor de gedetineerden het teken was geweest om massaal in opstand te komen en onder het oog van de verslaggevers ‘met lange puntige stokken’ als wapens het hek te bestormen. Ongelijkheid was ook hier het thema van de beeldvorming in de confrontatie. ‘Doodt mij,’ zouden ze als antwoord hebben gegeven op de Engelse bajonetten en geweerschoten in de lucht, ‘wij willen naar Palestina’. Het bezoek van de Franse journalisten was een uniek persbezoek geweest in het detentiekamp, maar nu het had uitgepakt als een wapen in de mediastrijd, bleef het hier voorlopig bij.

Opstand

De sluier van stilte en geheimzinnigheid waaronder de kampen een halfjaar verscholen lagen, werd in april 1947 weggetrokken. Juist toen Emile en de andere opvarenden van de Theodor Herzl binnen werden gebracht, kreeg de wereld zicht op de omstandigheden binnen het prikkeldraad. Opnieuw vormde een opstand de aanleiding voor de media-aandacht. Vrijwel alle Nederlandse dagbladen van 19 april 1947 kwamen met koppen als ‘Onrust op Cyprus’ en ‘Joodsche immigranten weren zich’.

‘Alle ellende was het gevolg van het witboek en het Britse regime van law-and-order tegen mensen die naar vrijheid verlangden’

Op basis van een persbericht van Reuters meldden de kranten dat er installaties van het kamp bij Karaolos in brand gestoken waren. Migranten zouden pogingen hebben gedaan de drie hoofdpoorten van het detentiekamp in de as te leggen om uit te breken. Er zou zijn geschoten. En bij de ordehandhaving waren slachtoffers gevallen. Eén migrant zou om het leven gekomen zijn, er waren zes gewonden. Om de opstand de kop in te drukken waren tanks en zware machinegeweren in stelling gebracht bij het kamp, ‘waar de toestand gespannen is’. Diverse berichten meldden dat ruim tienduizend migranten in het summer camp en het winter camp in hongerstaking waren gegaan.

De grootste opstand op Cyprus tot dan toe, waar Emile bij aankomst direct in terechtkwam, werd veroorzaakt door de onhoudbare situatie van de gedetineerde migranten. In april was de woede tot een climax gekomen doordat niet het gangbare aantal van 750 migranten het kamp mocht verlaten; de Palestine Patrol had een maand eerder vernomen dat ruim 400 migranten van het Hagana-schip Susannah ongezien Palestina waren binnengekomen. Daarom kwamen er niet meer dan 350 gedetineerden uit Cyprus in aanmerking voor invrijheidstelling en een legaal inreisvisum voor Palestina. De beperking werd vrijwel tegelijkertijd ingevoerd met de onderschepping van de Theodor Herzl. De vermindering in het quotum viel zo samen met de komst van ruim 2500 nieuwe gedetineerden.

Het Nieuw Israëlietisch Weekblad analyseerde op de voorpagina van 25 april 1947 haarscherp hoe de opstand op Cyprus onder de omstandigheden onvermijdelijk was geweest. Alle ellende, zo luidde het artikel, was het gevolg van het witboek en het Britse regime van law-and-order tegen mensen die naar vrijheid verlangden. Het antimigratiebeleid waaraan de opvarenden van de Herzl ten slachtoffer waren gevallen, werd gehekeld in fascistische termen:

De handhaving van rust en orde, in opdracht der Engelse regering. Rust en orde – betekent dat de handhaving van het Witboek? Ja, dat betekent het. Maar wat, wat betekent de handhaving van het Witboek? – Neem een krant en lees. 2700 Joden – jongen en ouden – kinderen en zieken varen op een oud schip dat zij de naam gaven van Theodor Herzl (ja jury – Joden dromen nog altijd) naar Palestina. Achter hen – enfin U weet het – voor hen ligt het land – en Uw deportatievloot. Zij willen naar het land – deportatie is een begrip dat zij al lang kennen – Uw soldaten en matrozen treden aan. Want er moet rust en orde zijn – ook bij de deportatie.

Het artikel volgde de migranten van de Herzl en beschreef hoe ze na Haifa waren afgevoerd naar Cyprus, ‘weer naar een kamp’. Hoe het er hier aan toeging, was nog steeds een raadsel. Maar gezien de gesteldheid van de gevangenen kon opstand niet uitblijven. Dit was, aldus het bericht, wat vrijheidsberoving doet met mensen die al zo lang hebben moeten wachten op vrijheid.

De protesten van 18 april 1947, Karaolos.
De protesten van 18 april 1947, Karaolos. Uit: Het land achter de zee

De aankomst in de kampen op Cyprus verdoofde Emile. Niets schreef hij erover in zijn dagboek, zijn gevoelens en gedachten waren uitgeschakeld. Het enige vers dat die eerste weken uit zijn pen kwam, getuigde van de ontgoocheling. Hij schreef het in de maand van aankomst, april 1947, ergens in de nacht, terwijl de maan boven het kamp stond. De titel die hij het meegaf, was ‘Cyprus’, refererend aan het eiland van ellende, zoals het in Tikvath-Israel als ‘begrip’ was geduid.

In de acht verzen vertelde Emile hoe zijn droom schipbreuk had geleden en was vergaan in detentie. Het kamp, de gevangenschap, de hitte en de drukte van het dagelijks leven hadden alles wat hij koesterde verjaagd en kapotgemaakt. Alleen bij nacht, wanneer de wereld in duister gehuld was en tot zwijgen gebracht, en de zee baadde in onschuldig maanlicht, leek er ergens ver aan de einder misschien nog iets van geluk te kunnen bestaan, zoals hij dat ooit in een vorig leven had gedroomd.

Cyprus

Alle dromen zijn langzaam vergaan
en ook de wereld brokkelde stuk –
maar ’s nachts beschijnt de maan
hier een langverleden geluk.

Ergens trekt het langs zee,
de heldre nacht ziet het aan
en trekt langs de rotsen mee
in het toverlicht van de maan.

Het land achter de zee
 
Later probeerde hij nogmaals woorden voor de ontgoocheling te vinden in een nieuw gedicht met dezelfde titel. Maar ook toen kon hij er nog steeds niet over uit. ‘Dit is een kamp van dertigduizend mensen,’ zette hij in. Hij vervolgde met: ‘en, wat een kamp is heb ik nooit geweten – en nooit gewenst te willen weten.’ En hij concludeerde: ‘Tot men mij stopte tussen dertigduizend mensen.’ De lente van 1947 was de grimmigste fase uit de gehele naoorlogse Joodse migratiecrisis. Emile was met geweld ontnuchterd. Het detentiekamp op Cyprus was het dieptepunt, zoals hij later schreef, van…

…het bloedend voorjaar met de harde tegenslagen.

Boek: Het land achter de zee – Frans Blom & Vivian Beekman

Frans Blom (1968) promoveerde op het werk van Constantijn Huygens en doceert historische literatuur aan de Universiteit van Amsterdam. Hij publiceert nationaal en internationaal over de geschiedenis van Amsterdam als creatieve stad in een Europese context. Enkele jaren geleden bracht hij het tot dan toe onontgonnen archief van Emil Pimentel, geschonken door diens kinderen vanuit Tel Aviv, onder bij de Bijzondere Collecties van de UvA.

Vivian Beekman (1997) is letterkundige en studeerde af op een scriptie over Emil Pimentel in de context van de detentiekampen op Cyprus. Momenteel werkt ze als onderzoeksmedewerker en docent-assistent aan de Universiteit van Amsterdam.

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×