Rond 1760 zou een bewoner van de Snowdonia Mountains in Wales gedroomd hebben dat God aan hem verscheen, die hem vertelde dat er aan de andere kant van de berg leisteen op hem lag te wachten om gewonnen te worden. Toen hij wakker werd vertrouwde hij erop dat God hem de waarheid had verteld, pakte zijn gereedschapstas en klom over de berg, waar hij inderdaad het beloofde gesteente aantrof en het begon los te kappen.
Dit verhaal groeide uit tot de ontstaanslegende van de leisteenwinning in Snowdonia, het noordwestelijke deel van Wales, die een eeuw later haar hoogtepunt beleefde. Het bracht grote veranderingen te weeg in deze bergachtige regio, die vele dagen van het jaar onder een deken van laaghangende bewolking schuil gaat. In de Victoriaanse tijd bevonden zich hier de grootste leisteengroeven ter wereld. Het goed splijtbare sedimentgesteente kwam bekend te staan om zijn sterkte en goede isolerende eigenschappen en leverde de hardwerkende bevolking van Snowdonia wereldfaam op.
Bij het dorpje Dinorwic plooiden de leisteenlagen zich zo gunstig dat het de winning op industriële schaal mogelijk maakte. Ook nu nog zijn er in Dinorwic Quarry enkele steenkappers actief die hun beroep ondertussen in de zesde generatie uitoefenen. In die tijd is het werk in principe nauwelijks veranderd, want nog altijd moeten ze op basis van ervaring de ‘ader’ in de dikke leisteenplakken vinden om de juiste splijtrichting vast te stellen. Daarna gaat het kappen net zo lang door tot het oppervlak donker en vlekkerig begint te worden, waarna de andere zijde aan de beurt is voor dezelfde bewerking.
Zo moest er uit iedere steenplak een dakplaat gekapt worden, want deze arbeid werd in stukloon betaald. De juiste hoek, dikte en oppervlakte werden op het oog vastgesteld, met de toepassing als waterbestendige en -afvoerende dakbedekking indachtig. Want mits goed bewerkt kan leisteen uit Wales deze rol eeuwig vervullen.
Het was grootgrondbezitter Thomas Assheton Smith (1752-1828) die eind achttiende eeuw de leisteenwinning in Dinorwic van ambachtelijke- tot industriële schaal bracht. Het National Slate Museum van Llanberis voert de bezoekers terug naar deze tijd. Het huidige complex dateert uit 1870, toen de leisteenproductie zich op haar hoogtepunt bevond en aan meer dan drieduizend mensen werk bood. Voor heel Snowdonia ging het destijds om zeventienduizend mensen die er hun boterham in verdienden, wat gezien de landelijkheid van het gebied erg veel was.
Explosieve groei
Vanwege zijn geïsoleerde ligging was de regio vrijwel autarkisch en zelfs de benodigde machineonderdelen werden er met veel vernuft vervaardigd. Sinds de oudheid en Romeinse bezetting was hier al leisteen gedolven om herenboerderijen en landhuizen van daken te voorzien, vloeren te leggen en grafstenen te houwen. Tijdens de industriële revolutie nam de vraag naar leisteen echter spectaculair toe om niet alleen woonhuizen, maar ook fabrieken, scholen en kerken van dakbedekking te kunnen voorzien. De groeven in het noorden van Wales ondergingen een vergelijkbare groei omdat de leisteen die daar gedolven werd de beste eigenschappen bezat. Dat komt omdat ze geologisch gezien erg oud is, daardoor een sterkere verdichting heeft ondergaan en daarom eenvoudiger te splijten is zonder dat daarbij veel materiaal verloren gaat. Het was kortom de beste kwaliteit die men kon krijgen en daarom tot ver buiten Wales, maar ook tot ver buiten Groot-Brittannië, zeer gewild.
Dinorwic Quarry en de nabijgelegen groeve van Penrhyn waren in de negentiende eeuw de twee grootste van de wereld. Ingenieurs van naam testen daar nieuwe technologieën om tot een hogere productie te komen. Dinorwic Hospital is een volledig bewaard gebleven industrieziekenhuis uit deze tijd, toen er elders in de regio ook nog twee van dit soort gezondheidsvoorzieningen beschikbaar waren. Ze waren niet voor de hele bevolking bedoeld, maar speciaal voor de arbeiders van de steengroeven omdat hun werk zo gevaarlijk was.
Zo gingen smeden samenwerken met chirurgen om prothesen te ontwikkelen voor arbeiders die bij ongevallen ledematen hadden verloren. Deze ziekenhuizen waren hun tijd ver vooruit. Zo was het Dinorwic Quarry Hospital het eerste ziekenhuis in Wales met een eigen röntgenapparaat. De leisteenkappers moesten overigens wel een deel van hun loon afstaan om voor behandeling in aanmerking te komen.
British Slate
De Britse adellijke families die de groeven in bezit hadden drukten daarmee hun stempel op het landschap van Snowdonia. De rijke grootgrondbezittersfamilie Oakley liet in 1870 landhuis Plas-Tan-y-Bwich bouwen met hoge muren eromheen om de plaatselijke bevolking op afstand te houden. Tot in de jaren tachtig van de negentiende eeuw hadden deze families nog de politieke- en juridische macht door hun zetels in parlementen en functies in de rechtspraak, zoals die van rechter of sheriff.
Dat gold ook voor Edward Gordon Douglas (1800-1886), 1st Baron Penrhyn en Lord Lieutenant van Caernarvonshire. Hij was eigenaar van de gelijknamige leisteengroeve en liet Penrhyn Castle bouwen op de fundamenten van een vijftiende-eeuws kasteel. Het enorme bouwwerk laat zien over hoeveel geld deze families beschikten. Dat was overigens niet alleen afkomstig uit de verkoop van leisteen, maar ook van plantages op Jamaica en de schadevergoeding die de Britse regering uitkeerde toen daar de slavernij werd afgeschaft. Door hun handelsnetwerken slaagden deze families erin hun leisteen over de hele wereld af te zetten, waardoor het de standaard kon zetten als dakbedekkingsmateriaal. Het werd zelfs een statussymbool en gaf samen met graniet uit Aberdeenshire en cement uit Portland het Verenigd Koninkrijk een leidende positie op het gebied van bouwmaterialen. De leisteen mocht dan wel afkomstig zijn uit Wales, ze werd als British Slate geëxporteerd.
Terwijl de leisteen uit Wales de Britse aristocratie rijk maakte, organiseerden de steenkappers zich en streden voor hun rechten. Al in 1874 richtten ze een vakbond op, tot groot ongenoegen van de eigenaren van de groeven die het conflict niet uit de weg gingen, zoals Lord Penrhyn in 1896. Hij weigerde te onderhandelen over betere arbeidsvoorwaarden en hield Penrhyn Quarry een jaar lang gesloten. Hij herhaalde dit nog eens in 1900, maar toen voor drie jaar lang waardoor de Great Strike of Penrhyn het langdurigste arbeidsconflict uit de Britse geschiedenis is. Hij kon zich het gemis aan inkomsten – jaarlijks zo’n honderddertigduizend pond, wat tegenwoordig gelijk staat aan een bedrag van tientallen miljoenen – permitteren omdat hij zo rijk was.
Culturele identiteit
De door leisteenafvalbergen omgeven stad Blaenau Ffestiniog was destijds de hoofdstad van de regio. Ze werd voor en door steenkappers gebouwd, inclusief kapellen en pubs. Omliggende groeven werden via een innovatieve spoorlijn met de haven verbonden. Stoomtractie was destijds weliswaar een bewezen technologie, op smalspoor was ze tot enkele experimenten beperkt gebleven. Dankzij hun technische vernuft maakten plaatselijke werktuigbouwers het mogelijk om met stoomlocomotieven ook over narrow gauge (smalspoor) te rijden. Daarmee ontstond een goedkoop vervoermiddel voor industrie en mijnbouw in het algemeen, dat ook op het vaste land van Europa onmiddellijk de aandacht trok. Het smalspoorsysteem kreeg niet alleen in Europa, maar zelfs tot in India navolging, waar het door de Darjeeling Express nog altijd bereden wordt.
Zo slaagde de gemeenschap van Ffestiniog erin welvaart te scheppen voor een brede laag van de bevolking, want de steenkappers verrichten weliswaar zwaar werk, ze werden er ook goed voor betaald. Daardoor konden ze de huizen bouwen waarin ze graag wilden wonen en die zelfs een voornamere uitstraling hadden dan men van een werkmanswoning zou verwachten. Het was een zelfbewuste, maar ook belezen gemeenschap, waarbinnen veel nadruk lag op onderwijs en persoonlijke ontwikkeling. Ze droeg zelfs financieel bij aan de totstandkoming van de universiteit van Wales. Boekhandelaren hadden er een goede afzetmarkt. De mensen waren niet meer tevreden met de traditionele religieuze literatuur, maar vroegen om romans, poëzie en encyclopedische werken.
Zo ontstond een zelfstandige gemeenschap die zich niet meer liet leiden door de denkbeelden van de werkgevers. In plaats van ‘British’ ging men zich hier alsmaar meer ‘Welsh’ voelen en gedragen. Na de Eerste Wereldoorlog leidde de concurrentie van de dakpan tot de geleidelijke ondergang van de leisteenindustrie. In Snowdonia heeft men er echter een uitgesproken culturele identiteit aan overgehouden die tot op de dag van vandaag in de tradities en spraak tot uitdrukking komt.
De steenkool van Noord-Engeland
Met een schone lei beginnen
Caernarfon Castle en de verovering van Wales
Bronnen ▼