Wanneer Johan de Witt in juli 1653 raadpensionaris is geworden, staat de dan pas 27-jarige jongeman in het hoogste aanzien. Niemand in de Republiek is machtiger dan hij. Hij betrekt in Den Haag het Huis van Assendelft, een woning die bij zijn status past, waarbij hij hulp krijgt van familie voor de inrichting van het statige pand. Hij kan zich de aanschaf van meubelen niet veroorloven. Het huis is te duur voor het traktement dat hij als raadpensionaris ontvangt.1
De Witt is op dat moment nog ongehuwd en voor bewoning door een man alleen is het grote huis niet bedoeld. De leegte van het huis onderstreept de drang om een echtgenote te vinden. De Witt lijkt geen gebrek te hebben aan belangstelling van vrouwen uit de hogere Haagse kringen2. Zijn vader wijst hem echter op een dochter van een bewindvoerder van de VOC in Amsterdam. Uit deze vaderlijke suggestie is, voor zover we kunnen nagaan, nooit een serieuze kennismaking voortgekomen3, maar het is duidelijk dat De Witt zijn echtgenote te zoeken had, niet in de adellijke kringen rond de Oranjes en de Brederodes, maar binnen de groep regenten van de belangrijkste stad van Holland: Amsterdam.
Geert Mak heeft hierover geschreven. Hij zegt:
‘Dat had alles te maken met de politieke aspiraties van De Witt. De betrekkingen tussen de Staten van Holland en de machtige stad Amsterdam waren niet altijd soepel. De benoeming van De Witt was door de andere steden doorgedrukt, tegen de zin van Amsterdam. Een huwelijk met een dochter uit een prominente Amsterdamse familie zou de betrekkingen enorm verbeteren en zijn leven een stuk aangenamer maken.’4
Huwelijken dienden niet alleen voor het veiligstellen van nageslacht, ze werden vooral gebruikt voor het aangaan van allianties en vermaagschappen op politiek of zakelijk gebied. De jonge raadpensionaris had via zijn familie innige banden met mensen in veel steden van de Republiek, maar zijn relatie met Amsterdam was, zeker vergeleken met andere Hollandse steden, minimaal.
Twee vrijgezelle jongemannen
Coenraad van Beuningen (1622-1693), vriend en pensionaris van Amsterdam, heeft hem op sleeptouw genomen vanaf 10 oktober 1654 5, zijn vriend Johan de Witt introducerend bij de belangrijkste Amsterdamse families. De Witt en Van Beuningen hadden ‘vrij’. Op 3 oktober was de vergadering van de Staten van Holland uiteengegaan. Zij kwam pas op 27 oktober weer tezamen. De tussentijd besteedde Johan aan een tochtje met Van Beuningen naar Amsterdam, afgesloten met het bijwonen van een huwelijk in Beverwijk. Helaas is van deze oktobertrip geen verslag overgeleverd, maar het behoeft weinig fantasie om je voor te stellen hoe de twee vrijgezelle jongemannen, beiden met uitstekende manieren, in de bloei van hun leven, zich lieten aandienen bij de statige grachtenpanden, waarin de Amsterdamse regenten en notabelen waren gehuisvest, onderwijl goed uitkijkend naar mogelijke huwelijkskandidaten.
Dr. Nicolaes Tulp (1593-1674, geboren als Claes Pieterszoon) wonend op Keizersgracht 210, bekend van het schilderij van Rembrandt, was zo’n notabele: in 1654 was hij, op late leeftijd, voor de eerste keer tot een van de vier burgemeesters gekozen.6 Coenraad van Beuningen kende hem goed. Uit de Vroedschap en vanwege het feit dat een nicht van Van Beuningen getrouwd was met Dirck Tulp, zoon van de dokter.7 Van Beuningen zal Johan de Witt gewezen hebben op het bestaan van een aantrekkelijke dochter: Margaretha Tulp (1634-1709). De jonge Margaretha, nog geen twintig lentes oud, werd algemeen beschouwd als een mooie vrouw. ‘Een parle’ noemde stadsdichter Joost van den Vondel haar. ‘Een zuiv’re Tulp, het puick van allerhande bloemen’.8
Rituelen en regels
Johan de Witt verhief deze dochter van burgemeester Tulp tot het kortstondige brandpunt van zijn belangstelling 9, maar tot een officiële vrijage is het niet gekomen. De stappen die van een eerste kennismaking tot een huwelijk leidden waren in de zeventiende eeuw vastomlijnd, van eerste ‘conversatie’ tot ‘verloving’: iedere stap kende zijn eigen rituelen en regels. Het leek enigszins op zakendoen, waarbij het uiteindelijk tot een bindende overeenkomst moest komen en het ook niet geoorloofd was om je zomaar terug te trekken. Het was niet toegestaan om zonder geldige reden een officieel afgekondigde verloving te verbreken. Dat kon tot gevolg hebben dat de in gebreke blijvende huwelijkskandidaat voor de Huwelijkskrakeelkamer werd gesleept en een flinke schadevergoeding moest betalen. Dit college handelde namens de schepenen rechtszaken af rond familiekwesties. Echtbrekers en mannen die hun huwelijksbelofte braken moesten zich hiervoor verantwoorden. Een bijzonder toeval is overigens dat de toekomstige man van Margaretha Tulp commissaris van Huwelijkse Zaken werd.10
Een blauwtje?
Soms wordt Margaretha Tulp de verloofde van Johan de Witt genoemd. Dat klopt niet: ze zijn nooit verloofd geweest. De kennismaking is niet verder gegaan dan een allereerste, vrijblijvende verkenning. Vaak wordt gezegd dat Margaretha ‘de raadpensionaris een blauwtje liet lopen’ 11, en dat ze daarna in 1655 trouwde met de eerste Jan Six (1618-1700). Hiervan gaat de krachtige suggestie uit dat Margaretha koos voor de liefde en niet voor de politiek of het familiebelang. Maar is dat wel zo? Heeft Margaretha Tulp werkelijk Johan de Witt de bons gegeven?
Geert Mak, die een boek over de familie Six schreef, denkt van niet:
‘Alles wijst erop dat eerder het omgekeerde heeft plaatsgevonden. Tulp was een man met een enorme ambitie, de kans op een verbintenis met, toen al, de machtigste man van de Republiek zal hij zich niet zomaar hebben laten ontnemen.’12
Ik ben het met Mak eens. Dr. Nicolaes Tulp was een steile Calvinist: die zal zijn dochter nooit hebben toegestaan tegen zijn wens te trouwen, of uit liefde. Daarbij komt ook nog dat Tulp niet stamde uit een eeuwenoud Amsterdams geslacht (hij had dus niet een heel uitgebreid netwerk van familieleden op wie hij kon steunen) en dat hij pas sinds kort beroepsbestuurder was: zijn positie was wankel. Hij kon het zich niet veroorloven om een verbintenis met de raadpensionaris af te slaan.
Johan de Witt heeft vrijwel zeker de conversatie gestopt. De familie Tulp was voor de raadpensionaris niet de meest interessante partij.
Wie dan wel?
Wendela Bicker
Het magnificat, de hoogste stedelijke macht, lag op dat moment bij burgemeester Cornelis de Graeff, (1599-1664, heer van Zuid-Polsbroek). Ideaal. Deze gematigde burgemeester (wonend op de Herengracht 216, net iets beter gesitueerd dan het huis van Tulp) had reeds de grootste autoriteit in Amsterdam. Daarvoor hoefde hij zich niet te verbinden met iemand als Johan de Witt. De burgemeester bezat via het aan hem verzwagerde geslacht Bicker, immers een enorm netwerk van familieleden. De Graeffs streven was gericht op meer invloed buiten Amsterdam, binnen de Republiek. Dat maakte de raadpensionaris wel zeer interessant voor hem. En: De Graeffs zuster Agneta had een jonge, huwbare dochter… Wendela Bicker (1635-1668).
Wanneer richtte Johan zijn pijlen op de voor hem veel interessantere Wendela Bicker? Uit diverse brieven weten we dat Johan in december 1654 meerdere keren onomwonden over zijn liefde voor Wendela praat. Vanaf dat moment is Margaretha uit beeld.
Volgens Geert Mak vond de toenadering tot Margaretha Tulp begin 1655 plaats, maar Mak vergist zich aantoonbaar, want in januari van dat jaar maakt Johan de Witt officieel zijn voorgenomen huwelijk met Wendela bekend 13. De kortstondige toenadering tot Margaretha Tulp heeft volgens mij plaatsgevonden tijdens die herfstweek in oktober 1654 en duurde slechts een paar dagen. Zoals gezegd laat Johan in een brief van 9 oktober 1654 weten:
‘Ick ben geresolveert den Heere Van Beuningen naer Amstelredam te vergeselschappen, ende maecke staet over vijff ofte ses daegen wederom alhier [=Den Haag] te sullen wesen.’14
Uit een brief van 16 oktober blijkt dat Johan nog geen aanstalten maakt om naar Den Haag terug te keren: hij bevindt zich nog in Amsterdam (‘sedert Vrijdag 9 October uit Den Haag’). Rond 20 oktober was Johan enige dagen in Beverwijk voor een huwelijksfeest. Zeer tegen zijn zin moest hij dat verlaten. Op 23 oktober 1654 schrijft hij:
‘Weshalven ick ook uut de Beverwijck, alwaer ick mij noch eenige daegen vermeynden te vermaecken, herwaertys gecomen en gisteren avont hier gearriveert ben.’15
In Beverwijk had de familie Bicker hun buitenplaats, Akerendam. Grote kans dat Wendela ook de feestelijkheden bijwoonde. DÃt was volgens mij de gelegenheid waar hij voor het eerst langer in het bijzijn van Wendela kon zijn. Vanaf dat moment heeft hij zijn zinnen op Wendela gezet en wordt de officiële vrijage met Wendela ingezet.
Exit Margaretha Tulp.
Voorgoed? Een half jaar later, wanneer Johan de Witt en Wendela Bicker zijn getrouwd en zij al twee dagen geen berichten van haar echtgenoot heeft gehad, stuurt ze hem een briefje, waarin zij op het eind op milde wijze refereert aan de kortstondige interesse van haar echtgenoot in Margaretha Tulp:
‘Jan Sicks [Jan Six] z’n huewelijck is gesloten met uwe matres 16 weleer geweest, ick mene juffrouw Tulp, onder de jonge luyde, Susjen Tulp genamt.’ (‘Jan Six zijn huwelijk is gesloten met uw voormalige geliefde, ik meen juffrouw Tulp, onder jongelingen zusje Tulp genoemd.’)
Uit deze notitie valt op te maken dat Wendela Bicker Margaretha Tulp waarschijnlijk niet persoonlijk kende en ik vermoed dat Johan niet over Margaretha heeft gesproken, anders zou ze niet ‘Ick mene juffrouw Tulp’ gezegd hebben. Mogelijk was onder de jonge luyde wel eens geroddeld over de kortstondige belangstelling van Johan de Witt voor Susjen Tulp en had die roddels de parel Margaretha nog meer doen glanzen.
Dat Wendela en niet Margaretha de echtgenote van Johan de Witt was geworden, mag blijken uit de liefdevolle echtelijke toevoeging die ze in de marge van die brief heeft geschreven:
‘En hout uwe belofte van ’s ochtens wat te ontbijtte, want het heel gesont is!’ 15 (‘En houdt u aan de belofte om ’s ochtends iets te ontbijten, want dat is heel gezond!’)
Boek: De ware vrijheid – De levens van Johan en Cornelis de Witt
Boek: De levens van Jan Six – Een familiegeschiedenis (Geert Mak)
2. Zie de blog Ineke Huysman, ‘Johan en Treesje’, d.d. 26 februari 2017.
3. Brieven aan Johan de Witt. Eerste deel 1648-1660, ed. R. Fruin en N. Japikse (Amsterdam, 1919), p. 146. De brief dateert van 10 oktober 1654. Ik vermoed dat Johan hem pas bij terugkomst in Den Haag gelezen heeft, wat verklaart waarom hij de genoemde juffrouw Bernarts niet heeft bezocht.
4. Geert Mak, De levens van Jan Six. Een familiegeschiedenis (Amsterdam, 2016), p. 111
5. Brieven van Johan de Witt. Eerste deel 1650-1657(1658), ed. R. Fruin en G.W. Kernkamp (Amsterdam 1906), p. 242-243: Johan verbleef vanaf 10 oktober minstens een week in Amsterdam, waarschijnlijk zelfs tot 19 oktober 1654, waarna hij nog enige dagen in Beverwijk was. In de avond van 22 oktober arriveerde hij te Den Haag.
6. Zie Jan Wagenaar, Amsterdam in zyne opkomst (…) en regeeringe, derde stuk (Amsterdam, 1767) p. 489, digitaal beschikbaar. via Google Books
7. https://nl.wikipedia.org/wiki/Dirck_Tulp.
8. Geciteerd bij Geert Mak, De levens van Jan Six. Een familiegeschiedenis (Amsterdam, 2016), p. 110. Niet bijster origineel, want ‘margarita’ betekent in het Latijn: parel.
Interessanter is dat Vondel suggereert dat de moeder van Jan Six, Anna Wijmer, nog de hand in de verbintenis had gehad:
Hoe ze in haeren tijt, bekommert voor den soon,
Uyt duyzend maegden een zoo zedig koos als schoon:
Een zuivre Tulp, het puick van allerhande bloemen,
Toen ’t oog op deze viel, die wij de Parle noemen.
Anna Wijmer is op 21 juni 1654 overleden. Had Margaretha al een contract met Jan Six voordat Johan de Witt haar het hof maakte? Dan zou dat een extra reden voor Johan kunnen zijn geweest om ervan af te zien.
9. Luc Panhuijsen, De ware vrijheid. De levens van Johan en Cornelis de Witt (2005) p.181.
10. Geert Mak, De levens van Jan Six. Een familiegeschiedenis (Amsterdam, 2016), p. 115. Een zeer bekende zaak die door de Huwelijkskrakeelkamers is behandeld betreft Rembrandt en de zaak Geertje Dircks, zie: http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Dircks.
11. Zoals: https://nl.wikipedia.org/wiki/Dirck_Tulp. Of de blurb op achterflap van deze roman over de liefde van Johan de Witt voor Margaretha Tulp: Joachim Piscator, De morion. Een geheime liefde van Johan de Witt (Dordrecht, 2014): ‘Hoewel Margaretha hem een blauwtje heeft laten lopen, laat haar stralende verschijning Johan niet los.’
12. Geert Mak, De levens van Jan Six. Een familiegeschiedenis (Amsterdam, 2016), p. 111.
13. Brieven van Johan de Witt. Eerste deel 1650-1657(1658), ed. R. Fruin en G.W. Kernkamp (Amsterdam 1906), p. 281.
14. Ibidem, p. 242-243.
15. Ibidem, p. 244.
16. ‘Matres’ (denk aan maîtresse) volgens WNT: iemands geliefde, de ‘meesteres’ van zijn hart (zonder ongunstige bijbetekenis). Thans verouderd.
17. Brief van Wendela aan Johan, d.d. 1 juli 1655, L-HaNA Raadpensionaris De Witt, 3.01.17; voorlopig inv. nr. 12.009.