Toen de Nederlanders op 9 mei 1940 naar bed gingen, wisten ze niet dat ze de volgende dag zouden opstaan in een andere werkelijkheid. Natuurlijk wist men dat Hitler op 1 september 1939 Polen was binnengevallen en op 10 april 1940 Denemarken en Noorwegen. Velen vertrouwden echter op de Nederlandse neutraliteit en konden zich hoe dan ook niets voorstellen bij een vijandelijke invasie, want sinds Napoleons nederlaag in 1815 kende Nederland vrede.
Het was dan ook een grote schok toen de Lage Landen op 10 mei werden opgeschrikt door het binnenvallen van Duitse troepen. Binnen vijf dagen waren koningin Wilhelmina en haar regering naar Londen uitgeweken en capituleerde het Nederlandse leger. Alleen in Zeeland, waar Franse en Britse troepen actief waren, werd doorgevochten tot 17 mei. Er is genoeg geschreven over de militair-historische kant van de Meidagen van 1940, maar hoe ervoeren bekende en onbekende Nederlanders de invasie? Het menselijke aspect van deze bange dagen staat centraal in De meidagen van 1940 van Luuc Kooijmans.
Egodocumenten
De in 1956 geboren auteur is historicus en publiceerde al verschillende boeken. Zijn specialisatie is de historie van de Republiek der Nederlanden in de zeventiende en achttiende eeuw. Over de Tweede Wereldoorlog schreef hij eerder Het geheim van de Valeriusstraat, dat gaat over zijn oom Wim die door de Duitse bezetter werd doodgeschoten. Voor het hier besproken boek liet hij zich inspireren door het werk van de Duitse auteur Walter Kempowski (1929-2007). Die publiceerde een vierdelige reeks onder de titel Das Echolot, bestaande uit fragmenten uit dagboeken, brieven en aantekeningen van zowel bekende als onbekende Duitsers ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Het laatste deel van dit ‘collectieve dagboek’ werd in 2020 in het Nederlands uitgegeven als Zwanenzang 1945. Naar voorbeeld van Kempowski verzamelde Kooijmans eveneens fragmenten uit egodocumenten, voornamelijk van Nederlanders. Hun getuigenissen, die letterlijk zijn overgenomen, hebben betrekking op de periode van 1 mei tot 31 mei 1940.
Door het boek te laten beginnen met de dagen voorafgaand aan de Duitse inval laat de auteur zien hoe groot de overgang was van vrede naar oorlog. Er waren weliswaar serieuze waarschuwingen voor een Duitse aanval, maar die werden in elk geval door luitenant-kolonel J. Wilson, hoofd van de afdeling Operaties van het Algemeen Hoofdkwartier, niet serieus genomen. “Jullie zitten de zaak te alarmeren en op te jagen!”, schreef hij aan kapitein Römer van de inlichtingendienst die de Duitse invasie voorspelde. “Ik geloof van de hele zaak geen donder”, zo vervolgde hij.
“Heb je mijn strategische lessen gevolgd? Als ik geweten had dat je zo zou optreden, had je van mij nooit voldoende gekregen. Deze berichten zijn vals en ik geloof dat het een afleidingsmanoeuvre is.”
Op het moment dat de inval op 10 mei begonnen was, drong de werkelijkheid nog niet tot iedereen door. De bewoners van Puiflijk in Gelderland maakten zich, volgens luitenant-adjudant Wim Lingen, drukker om hun tuintjes dan om de oorlog, toen militaire voertuigen “een paar heggen en struiken” hadden beschadigd. “Zij moesten allereerst van mij weten of dit wel door het Rijk zou worden vergoed”, schreef Lingen.
“Ik antwoordde hun dat, indien het oorlog werd, zij blij moesten zijn als hun huis zou blijven gespaard […]”.
Machteloze woede
Lingen voelde wél aan wat hem te wachten stond, want in de ochtend van 10 mei was hij nog thuis geweest om afscheid van zijn vrouw te nemen. “Ook haar zei ik maar dat het een oefening zou zijn,” schreef hij, “hoewel ik het zelf niet geloofde. In stilte heb ik tenminste, na mijn vrouw te hebben gegroet, nog even bij de kinderbedjes gestaan, het kon immers wel eens voor het laatst wezen dat ik hen zag.”
Het was al snel hierna dat veel Nederlanders ervoeren dat de oorlog was uitgebroken. “Met bevende handen stonden we alles te aanschouwen, rillend van de kou ondanks ’t heerlijke lenteweer”, aldus dagboekschrijfster Geertje Roubos, een studente in Leiden.
“Fladderende vogels sjilpten hun voorjaarslied tussen de Heinkels en Messerschmidts.”
Voor sommige Nederlandse militairen duurde de strijd slechts kort. Sergeant Maas beschrijft hoe hij en zijn collega’s zich aan de Maas bij Roermond al op de eerste dag overgaven:
“Uit machteloze woede worden de geweren stuk voor stuk kapot geslagen en de Maas in gegooid. Alle munitie verdwijnt eveneens in onze grootste verdediging, de Maas. Sommige soldaten lopen de tranen over de wangen nu alles voorbij is. De café’s zijn in een minimum vol. We zullen wel naar Duitsland moeten en dan zul je geen bier proeven.”
De werkelijkheid
Bier drinken was niet waar de meeste Nederlandse militairen zich druk om maakten. Kooijmans citeert veel getuigenissen van de slag om de Grebbeberg die in het bijzonder aantonen wat oorlog betekende. Ergens in de buurt van Amerongen kwam sergeant Bernard Willen van Eerden op 11 mei…
“…voor het eerst in aanraking met de werkelijkheid. Hier zagen we de graven van slachtoffers, die wel vijanden waren geweest, doch ook jongens die slechts gestuurd waren, dus moesten. Nu pas beseffen wij goed wat het was oorlog. Ook deze jongens hadden ouders of familie in hun vaderland, die wachten op hun jongens.”
Sergeant G.W. Gijsberg noemde het oorlogstoneel “één heksenketel, één verschrikkelijke hel! Ook mijn gedachtenwereld. Het is net of het niet werkelijk gebeurt.” Luitenant H. de Vries kreeg te maken met een jonge soldaat die het allemaal te veel werd.
“Hij huilde verschrikkelijk en ik nam hem mee terug en ben met hem in het onderkomen gaan liggen waar hij totaal overstuur in mijn armen lag te snikken.”
Vijandelijke soldaten
Nederlandse burgers wisten zich niet altijd goed raad met de vijandelijke soldaten. Schrijver Anton Coolen uit Waalre constateerde dat enkele landgenoten zich inspanden om Duitse militairen de weg te wijzen. “Wat zijn we voor een volk?”, zo vroeg hij zich af. “Een aantal vrouwen is buiten haar huizen gekomen met schalen waarop koffie dampt, zij gaan er mee naar de Duitsers die hun kaarten opvouwen en lachen.” Uit veel verslagen blijkt dat de woede meer gericht was op NSB’ers, die zouden spioneren voor de vijand. Ook het koningshuis moet het vaak ontgelden. “Waarom moest na het vertrek van de Koninklijke familie en de regering nog doorgevochten worden, als de zaak toch al verloren was?” vraagt bijvoorbeeld Keimpe Sikkema uit Leeuwarden zich op 14 mei af. Voor onderwijzer Wisse uit het op 14 mei gebombardeerde Rotterdam was de aanblik van alle Duitse soldaten in zijn stad een gruwel. Hij schreef op 31 mei:
“Vandaag was ik in Kralingen. Ik zag daar een paar honderd Duitse soldaten zingend wandelen. Náár gezicht. Ze stampen hard met hun spijkerzolen. Een Duitse motor-rijder vroeg mij in ’t Duits de weg naar Waalhaven. Zo strak mogelijk antwoordde ik: ‘ik versta geen Duits.’”
Opmerkelijk genoeg had hij op 19 mei juist nog opgeschreven dat de Duitsers “in hun optreden zeer netjes” waren. “Ze doen niemand overlast aan.”
Levendig verslag
Met zorgvuldig gekozen getuigenissen, afkomstig van mannen en vrouwen van verschillende leeftijden en achtergronden, is het Luuc Kooijmans gelukt een levendig verslag samen te stellen van de Meidagen van 1940. Zowel grote en kleine gebeurtenissen met daarin groot en klein leed komen ter sprake. Zo gaat het het ene moment over vermiste familieleden en de zelfmoord van Nederlandse Joden, terwijl het op het andere moment gaat over militairen die onderbroeken kopen, na dagenlang rondgelopen te hebben in hetzelfde ondergoed.
Een speciale rol is er voor de vermiste hond Hans van de familie Oort in Oostburg. Er wordt een huiveringwekkende beschrijving gegeven van de Slag om de Grebbeberg, maar ook de onzekerheid en de valse geruchten die overal in het land de ronde deden komen aan bod. Het was alsof overal parachutisten neerdaalden en spionnen zich verscholen. De in februari 2022 begonnen Russische inval in Oekraïne geeft dit boek extra betekenis, want het toont aan hoe Nederlanders omgingen met dezelfde ervaring die de Oekraïners nu ervaren – al was de strijd in Nederland al na vijf dagen gedaan. Wie wil weten hoe deze dagen en die ervoor en erna in Nederland werden beleefd – en hoe het afloopt met hond Hans – moet De meidagen van 1940 zeker gaan lezen.
Boek: De meidagen van 1940 – Luuc Kooijmans