Met Couperus kijken naar Etruskische kunst

– deel 2 –
6 minuten leestijd
Etruskisch reliëf in het Archeologisch Museum van Tarquinia
Etruskisch reliëf in het Archeologisch Museum van Tarquinia (CC BY-SA 3.0 - Paolo Villa - wiki)

De auteur Louis Couperus schreef tijdens zijn tochten door Italië prachtige reisimpressies. In Florence bezocht hij het Archeologisch Museum waarbij zijn belangstelling vooral gewekt werd door de kunst van de Etruriërs. In zijn essay Etrurische kunst beschrijft de Haagse auteur de artistieke erfenis die dit volk naliet. Maar in de oude steden van Etrurië, vooral in Tuscania, is nog veel meer te zien.

Uit blanke steden onder blauwe lucht - Louis CouperusWe schrijven de achtste eeuw voor Christus. De macht van Rome is nog gering, het culturele leven in Italië wordt gedragen door een mysterieus volk, de Etruriërs. Vermoedelijk waren ze oorspronkelijk afkomstig uit Griekenland. Veel is er onbekend, maar dankzij opgravingen in ruïnes van oude dorpen en steden, waarvan de namen vaak allang van de landkaart zijn verdwenen, werd een tipje van de sluier opgelicht. Er werd vooral veel gevonden op oude begraafplaatsen die lange tijd verborgen waren gebleven, overwoekerd als ze waren door welig tierende vegetatie.

Dankzij deze bodemvondsten komen we iets te weten over hun zeden en gewoonten, hun godsdienst en hun goden, hun sociale leven en hun dodencultus. Hun taal blijft vooralsnog een mysterie. Couperus verzucht:

Veel Etruskische kunst is opgedolven uit den ouden grond van Etrurië en op tal van sarcofagen en urnen zijn opschriften ontcijferd kunnen worden, maar gelezen en begrepen niet.

Zeker lijkt wel dat de Etruriërs van achteren naar voren schreven, in een alfabet dat op het Griekse lijkt.

Archeologisch Museum van Tarquinia
Archeologisch Museum van Tarquinia (CC BY 3.0 – Sailko – wiki)

Laatste reis

In het Archeologisch Museum van Tarquinia, dat in het prachtige vijftiende-eeuwse Palazzo Vitelleschi is ondergebracht, zijn veel kunstschatten te bewonderen. Vooral de sarcofagen, stenen doodskisten met op de afdekplaat een levensgroot beeldhouwwerk dat de liggende dode voorstelt, zijn indrukwekkend. De beeltenis van de dode wordt, volgens Couperus…

…uitgevoerd naar de wetten van een conventioneele, archaïsche kunst. De kop is persoonlijk, terwijl het lichaam steeds hetzelfde, in één gedrongen, kunstlooze lijf is.

Vermoedelijk had Couperus de late, in terracotta uitgevoerd beelden voor ogen, die inderdaad iets clichématigs vertonen. Zijn oordeel geldt echter niet voor de oudere, in tuf- of kalksteen uitgehouwen exemplaren. Op de stenen wand van de kist zijn reliëfs aangebracht die wonderlijke fantasiefiguren voorstellen, gevleugelde strijders, die, zoals de zeemeermannen uit de christelijke iconografie, met een gekrulde vissenstaart door het leven gaan. Zijn ze bedoeld om de dode op zijn reis naar de onderwereld tegen demonische krachten te beschermen? Het is niet toevallig dat het wandreliëf zélf ook deze laatste reis uitbeeldt. Couperus merkt op:

Wij zien den optocht der overhuifde, tweewielige lijkwagens, waarop de sarkofaag getorst staat.

Detail van een Etruskische sarcofaag in het Archeologisch Museum  van Tarquinia
Detail van een Etruskische sarcofaag in het Archeologisch Museum van Tarquinia (CC BY 3.0 – Sailko – wiki)

Ontwikkeling

In de uitbeelding van de liggende dode is een zekere ontwikkeling vast te stellen. Op de oudste beeldhouwwerken wordt de overledene afgebeeld terwijl hij in een nauw sluitende mantel is gehuld, het hoofd weggedoken in de kraag. De doodsslaap heeft de mens overmand, midden in het leven. De aanblik heeft iets beangstigends.

Maar op de latere sarcofagen is het gebruikelijk de dode uit te beelden terwijl hij zich half van het doodsbed opricht. Elegant gekleed in een licht plooiend gewaad, met één elleboog op het hoofdkussen steunend, verheft hij zich glimlachend, soms met het drankoffer in de hand. De dode wordt vereeuwigd in de pose van de smullende feestganger die ontspannen aanligt aan het copieuze banket. Heeft de dood bij de Etruriërs in de loop der eeuwen zijn dreigende schaduw verloren?

Sarcofaag in het Archeologisch Museum van Tarquinia
Sarcofaag in het Archeologisch Museum van Tarquinia (CC BY-SA 4.0 – Vianduval – wiki)

Antieke coquette

In het Archeologisch Museum van Florence heeft Couperus voor een sarcofaag plaats genomen en bestudeert hij de beeltenis van een Etruskische schone. Gracieus is zijn beschrijving geformuleerd:

Larthia Scanthia lezen we op de fries. Is dit de naam dezer antieke mondaine? Is dit een huldigend grafschrift? Zij zelve ligt half opgericht in haar franjekussen en beziet zich in een handspiegel. Naast het kus- sen zijn op een bronzen tafeltje gerijd al de sierlijke amfoortjes, al de potjes en pannetjes en bronzen tangetjes, haar noodig voor heur toilet. Het gewaad dezer behaagzieke Etruskische is duidelijk te bestudeeren: haar stola, haar palla, haar sluier, zacht polychroom aangeveegd, plooien bevallig om haar heen; zij draagt een schat van sieradien: kroon, armbanden, borstspeld; hare sandaaltjes zijn bewerkelijk en fijn; zij is een echte coquette, deze Etruskische mevrouw Scanthia…
Sarcofaag van Larthia Scanthia in het Archeologisch Museum van Florence, derde eeuw voor Christus
Sarcofaag van Larthia Scanthia in het Archeologisch Museum van Florence, derde eeuw voor Christus (CC BY-SA 2.0 – Carole Raddato – wiki)

De uitbeelding bezit zo’n realistische kracht dat het nauwelijks voorstelbaar is, dat het hier om kunst gaat, om uitgehouwen steen:

Straks zal zij dien gracelijken arm strekken en met den antimoniumstift zich het oog omzwarten of met het papaverrood zich rozig wrijven de koon.

Vrolijke graftombes

In de Etruskische graven zijn talloze gebruiksvoorwerpen gevonden die aan de doden voor hun reis naar de ‘andere wereld’ werden meegegeven. Potten, schalen, amforen, vazen, sieraden, bronzen spiegels, noem maar op. Ook rituele zaken: olielampen die licht moesten verspreiden op de donkere weg naar het hierna. Maar het meest indrukwekkend zijn de prachtige fresco’s die de wanden van de graftombes opsieren.

Iets buiten Tarquinia moet er een grafveld in gebruik zijn geweest. De archeologen ontdekten hier tombes die diep waren uitgehouwen in de bodem van kalkzandsteen. De fraaiste graven zijn thans te bezichtigen. De bezoeker daalt een steile trap af die naar de diepgelegen duistere graftombe leidt. Uit de zonnige warme bovenwereld komend, overvalt hem bij de ‘nederdaling’ naar de onderwereld een vochtige naargeestige kilte. Is dit Hades? Gelukkig floept automatisch het licht in de tombe aan en de bezoeker ontwaart, de neus op de scheidende glasplaat gedrukt, de kleurrijkste taferelen op de grafwanden.

Fresco's in een hutvormige Etruskische sarcofaag in het Archeologisch Museum
Fresco’s in een hutvormige Etruskische sarcofaag in het Archeologisch Museum in Tarquinia (CC BY 3.0 – Sailko – wiki)

In de tombes is weinig van een grafstemming te merken. Het gaat er vrolijk aan toe. De scènes beelden mensen in actie uit: ruiters te paard, gewapend met speren, dansers en danseressen, met elegante handbewegingen, muzikanten met harp en fluit. Maar ook eet- en drinkpartijen zijn een geliefd onderwerp. Kijk ze aanliggen en converseren, de heren. Het zijn stuk voor stuk goed doorvoede, dikbuikige prominenten, uit de vijfde eeuw voor Christus. Couperus heeft ze in Florence gezien:

De vreemde, hutvormige graven, lijkend op kleine, sombere tempels…, de wanden beschilderd met een Etruskiesch doodenmaal, plechtig ritueel banket in felle tinten van rood.

Grote urnen, eveneens in de tombes aangetroffen, verraden iets van het dodenritueel.

Colle di S. Pietro
Colle di S. Pietro (CC BY-SA 3.0 – Sabinosab – wiki)

Creatieve fantasie

Ademt Tarquinia de sfeer van de oude Etruriërs, de stad Tuscania, zo’n vijftig kilometer landinwaarts, heeft twee gezichten. Ook hier kan men in het Archeologisch Museum de prachtigste sarcofagen bewonderen, maar indrukwekkender nog zijn de twee oeroude Romaanse kerken die iets buiten de stad liggen. Op de Colle di S. Pietro (voor wielrenners: tweede categorie) ligt de oud-romaanse Sint-Pieterskerk, afkomstig uit de elfde, twaalfde eeuw. De kerk heeft drie portalen. Boven het middelste is een kleine arcade met fijne zuiltjes aangebracht die door twee vervaarlijke griffioenen wordt geflankeerd. Boven prijkt in de gevel een rozetvenster dat door de symbolen van de vier evangelisten wordt gedragen. Van de beschadigingen, veroorzaakt door de aardbeving van 1971, is niets meer terug te vinden. De kerk, met zijn imposante interieur, is geheel gerestaureerd.

De andere kerk, de Santa Maria Maggiore, ligt aan de voet van de Sint-Pieter. Het heiligdom, een pareltje, werd in de twaalfde, dertiende eeuw gebouwd, vermoedelijk op de fundamenten van de oudere kerk. Ook hier trekt het centrale portaal onze aandacht. Aan weerszijden van de deur, gehouwen in steen, zijn de verweerde, maar nog steeds imposante gestalten van Petrus en Paulus afgebeeld. Het zijn wachters aan de poort.

Timpaan van de Santa Maria Maggiore in Tuscania
Timpaan van de Santa Maria Maggiore in Tuscania (CC BY-SA 3.0 – Ra Boe – wiki)

Boven de deur, in de timpaan, zien we, in die markante Romaanse stijl, de beeltenis van Maria met het Christuskind. Links ervan: Abraham die op het punt staat zijn zoon Isaak te offeren. Maar een engel belet hem met het offermes toe te slaan. De engel wijst naar beneden, naar de ram, die in plaats van Isaak moet worden geofferd. In het medaillon rechts van de madonna staat, als veelzeggende parallel, het Lams Gods afgebeeld.

In het interieur van de kerk zijn eeuwenoude fresco’s te bewonderen. We staan stil bij een schildering die Christus aan de martelpaal uitbeeldt. Het geheel is zwaar beschadigd. Maar de creatieve fantasie van de bewonderaar vult de verloren plekken op en herstelt de oude glorie. Jammer Louis, dat jij hier nooit geweest bent. Wat zou je genoten hebben, want ook Tuscania behoort tot die blanke steden onder blauwe lucht.

Fresco in de Santa Maria Maggiore in Tuscania
Fresco in de Santa Maria Maggiore in Tuscania (CC BY-SA 3.0 – Ra Boe – wiki)

Boek: Uit blanke steden onder de blauwe lucht – Louis Couperus

Johan H. Winkelman (1940) was sinds 1970 als germanist-mediëvist aan de Universiteit van Amsterdam verbonden, sinds april 1999 als bijzonder hoogleraar Letterkunde van de Middeleeuwen, in het bijzonder de Duitse. Hij publiceerde en publiceert (sinds 2005 als emeritus) over de Middelhoogduitse en Middelnederlandse literatuur.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×