Mijn Lwów: Heimwee naar een verloren stad

4 minuten leestijd
Uitzicht vanaf de toren van het stadhuis in Lviv, voor 1924
Uitzicht vanaf de toren van het stadhuis in Lviv

In 1945 werd besloten dat Lwów geen deel meer uitmaakte van Polen, maar van Oekraïne. Dit na een zware aanslag op de stad, in materieel opzicht, maar ook vanwege massale deportaties van Joden. Schrijver en dichter Józef Wittlin was Lwów toen al ontvlucht en zag het nadien nooit meer. Maar hij heeft een prachtig eerbetoon geschreven aan de stad die het ooit was. Hij beschreef het straatbeeld, de gebouwen, parken en kleurrijke inwoners van deze stad, die tegenwoordig bekend staat als Lviv.

Lwów werd ook onder andere Lemberg genoemd en al die naamsveranderingen zijn een teken van de roerige geschiedenis van deze stad. Józef Wittlin schreef het boek Mijn Lwów, dat vertaald werd door Dirk Zijlstra. Het is met veel liefde nostalgisch geschreven en dat maakt het extra schrijnend, omdat ook Lviv niet ontkomen is aan de huidige oorlog die Rusland tegen en in Oekraïne voert. Ook deze stad is er met bom- en raketinslagen niet zonder kleerscheuren van afgekomen.

Józef Wittlin
Józef Wittlin
Wittlin leefde van 1896 tot 1976 en beschrijft met name het Lwów uit zijn jeugdjaren. Hij schreef in 1935 ook de roman Het zout der aarde waarin Lwów voorkomt. Door dit boek was hij zelfs kandidaat voor de Nobelprijs. Na 1940 woonde hij in de VS.

Hij noemt het Lwów uit zijn tijd qua inwoners rijkgeschakeerd als een Oosters tapijt: een stad met onder meer Grieken, Armeniërs, Italianen, Saracenen, Duitsers en Polen. Als de Eerste Wereldoorlog er niet geweest was, zou hij nog ‘bretzels voeren (met zoutklompjes op het knapperige glazuur) aan de al verdwenen vissen in het reeds lang geleden drooggelegde malariavijvertje onder in het Kilinskipark’ en jongeren aanmoedigen bij het spelletje kiczki, dat populair was in de louchere buurten. Hij vraagt zich af:

Waar zijn jullie, bankjes van de Lwów parken, zwart van ouderdom, ruw en gebarsten als de schors van middeleeuwse olijfbomen? Generaties zakmessen kerfden in jullie de namen van geliefdes, misschien vandaag de enige aandenkens aan oudjes die begraven zijn op de janowski- of de Lyczakowskibegraafplaats.

Wittlin beschrijft tevens de cafe’s: ‘Kroegen met lawaaierige muziek, biertapperijen waar voerlui en messentrekkers elkaar troffen en waar, uit angst dat de klanten ze zouden stelen, kroezen aan kettinkjes vastzaten, net als honden’ en geuren die opstijgen ‘van foezel, kazen en augurken die in enorme glazen potten met dille zijn ingelegd, naast mandflessen met kersenbrandewijn, tot ze zuur zijn, zoals wij zullen verzuren in onze trieste ballingschap’. In de straten waren er geuren van de banketbakkerijen, koloniale handels en de winkels met thee en koffie van Juliusz Meinl. Op straathoeken werden op rokende kacheltjes kastanjes gepoft en hij herinnert zich de geur van petroleum, waarmee de conciërges de houten trappenhuizen blinkend poetsten.

Op weg naar school kwam hij langs ‘de werkplaats van Faust,’ het laboratorium van gemeenteraadslid en scheikundige Walery Wlodzimirski. Hij beschrijft trechters, bollen, mandflessen, retorten en reageerbuizen met vloeistoffen in de meest uiteenlopende kleuren: ‘Soms laaien er griezelige vlammen op’ en ‘rookwolken verhullen alles voor een ogenblik, om vervolgens de hele tovenarij weer te onthullen.’ Maar ook een breedgeschouderde graveerder in de Jagiellonskastraat, die met een loep in zijn oog de godganse week zegelringen, graveerde, evenals wapens en monogrammen in tafelzilver van edellieden.

Dichters en schrijvers

De Pools-Amerikaans auteur memoreert ook dichters en schrijvers die er woonden, zoals Jan Kasprowicz.

Toen ik hem in 1920 de hand drukte, dacht ik dat de Lwówse grond onder me wegzonk. En het verwonderde me dat die kleine dikkerd met het gekreukte, perkamenten gezicht van een trieste sater, met een voorhoofd dat gewelfd was als de koepel van de Dominicanenkerk en dat gehalveerd werd door een haarlok, zwart als roet, dat de vette Morolf, met zijn gotische, Mefistolische wenkbrauwen, van waaronder de ogen van een herdersjongen te aankeken – niet donderde en bulderde als de Kiryklok of het orgel in de kathedraal.

En alsof dit al niet genoeg is, noemt hij hem bovendien ‘een wandelende berg, een van de lagere Tatra’.

Het belangrijkste gebouw in de stad was voor hem het station: ‘Zelden was ik bij mijn volle bewust wanneer de trein vaart minderde en triomfantelijk binnenreed in een van de twee identieke stationshallen, als Siamese tweelingzusters tegen elkaar aangeplakt, een van die twee halfronde en zeer harmonieus gewelfde, glazen hallen van het Dworzec Glowny, het Centraal Station.’ Hij ging als dreumes met zijn bonne (kindermeisje) kijken naar de bouw van ‘dit wonder van techniek en architectuur dat zelfs het Panorama van Raclawice moest overtreffen’.

En als hij later spijbelde, ging hij, in plaats van een twee te krijgen in het gymnasium, ‘een zeer aangename ochtend doorbrengen in de wachtkamer tweede klas’, een salon vol kandelaars, spiegels, verguldsels, en zachte, met leer beklede canapés en sofa’s, waar hij onder een levensgroot portret van aartshertog Karl Ludwig, zogenaamde Sherlocks (detectiveboekjes) las.

Terreur

Mijn Lwów
 
Maar dit is alles niet meer, onder andere omdat, zoals Jean Paul Hinrichs in een nawoord schrijft, de nazi’s tienduizenden Joodse inwoners vermoordden ‘en de Sovjet machthebbers vervolgens de Polen verdreven uit de stad, die al vanaf de veertiende eeuw met de Poolse kroon was verbonden.’

Wittlich vertrok vanuit dit station, om er nooit weer terug te keren: ‘Hier werd niet alleen op het vertrek van de trein gewacht, maar als het ware op het geluk zelve, waarnaar de stationsloketten in die tijd geen kaartjes verkochten.’ Hij mijmert weg en vraagt zich af of een bescheiden droom niet in vervulling zou kunnen gaan, dat er een straat naar hem genoemd zou worden ‘een klein zijstraatje, zonder riolering, met tien huisnummers is prima.

Dit boekje is een prachtig kleinood, en zoals op de omslag staat vermeld, weet Wittlin als geen ander ‘over te brengen hoe het voelt om heimwee te hebben naar een plaats die nooit meer zal zijn zoals je haar ooit leerde kennen.’ En die plaats lijkt momenteel steeds minder op zijn Lwów, door de Russische oorlogszucht en de vernietigingsdrang die ook deze stad als onderdeel van Oekraïne ondergaat.

Lex Veldhoen is journalist en auteur van diverse boeken en uitgaves. Hij schreef en schrijft onder meer voor NRC-Handelsblad, Trouw, HP-De Tijd en het Parool. Zijn specialisaties zijn biografieën, reisverhalen en de onderwerpen India, België, Kunst, wetenschap en techniek. Zie ook zijn website lexveldhoen.nl.

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
2000
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 55.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×