Het Oorlogsmuseum 40-45 in Arnhem heeft miljarden ontvangen van een vrouw uit Duitsland. Uitgeven kan het museum het geld niet meer. Het gaat namelijk om Reichsmarken uit het interbellum, die alleen nog maar een historische waarde vertegenwoordigen. Dat meldt Omroep Gelderland.
In de periode tussen de twee wereldoorlogen in kreeg Duitsland te kampen met hyperinflatie. Vanwege economische problemen drukte de Duitse overheid zoveel geld bij dat de waarde van het geld in sneltrein vaart daalde en steeds hogere valuta in omloop kwamen.
Ter illustratie: eind december 1921 kostte een kilo brood nog zo’n 4 Duitse Mark. Twee jaar later moest voor dezelfde hoeveelheid maar liefst 201.000.000.000 Mark neergelegd worden. Voor de collectie van het oorlogsmuseum is dit geld interessant. Museumdirecteur Eef Peeters wijst erop dat de inflatie een grote voedingsbodem vormde voor Adolf Hitler:
“Hij beloofde de Duitsers een beter leven en gaf ze een nieuw wereldbeeld. Dat is natuurlijk verschrikkelijk uitgepakt en dat moet echt niet nog een keer gebeuren. Ook vandaag de dag wordt geld steeds minder waard en we moeten niet vergeten dat geld maar geld is.”
De voormalige eigenaar van de Reichsmarken erfde het geld in 1924 van haar ouders. Ze vond dat de biljetten in het museum thuishoorden en nam daarom contact op met het Arnhemse museum.
Lees ook: De Weimarrepubliek (1918-1933) – Ruhrbezetting en hyperinflatie
…en: De geschiedenis van Duitsland