Slachtoffers of beulen?
Veel oud-CPN’ers of mensen die lange tijd sympathie voor het communisme hebben gekoesterd worden nog altijd kwaad als je wijst op het totalitaire en misdadige karakter van deze ideologie. Dat was iets wat zich elders afspeelde, en bovendien moet je eventuele excessen ‘in hun tijd zien’. Het stalinisme was niet fraai, maar die anticommunisten waren ook geen lieverdjes. Hoeveel slachtoffers hebben het fascisme en ‘het imperialisme’ (waarmee altijd het ‘westerse’ imperialisme wordt bedoeld, nooit dat van Rusland) wel niet gemaakt? En omdat de CPN hier nooit aan de macht is gekomen had een Nederlandse communist helemaal niets te maken met de Goelag of de killing fields in Cambodja, zo voeren ze aan. Sterker nog, de Nederlandse communisten werden vervolgd door een vijandige overheid die hun op schandalige wijze het leven zuur maakte.
Nog altijd wordt er met enorme verontwaardiging geschreven over het feit dat de BVD de leden van de CPN en haar mantelorganisaties heel nauwlettend in de gaten hield en tot op zekere hoogte ook intervenieerde in de partij. Vooral sinds eind 2022 ruim zeventigduizend persoonsdossiers die de BVD bijhield openbaar zijn gemaakt krijgt deze kwestie weer veel aandacht. Allerlei journalisten en historici hebben zich op deze dossiers gestort en publiceren vaak zeer verontwaardigde stukken over hun bevindingen. Ook worden voormalige communisten of hun kinderen dikwijls geconfronteerd met dergelijke dossiers, waarna ze zich vol woede mogen uitspreken over het grote onrecht dat leden van de CPN is aangedaan.
Zo vergezelde de NRC de dochter van Wim Klinkenberg (1923-1995) naar het Nationaal Archief, waar zij inzage kreeg in het dossier van haar vader. De journalist Klinkenberg was eind jaren veertig in dienst getreden van De Waarheid (partijblad van de CPN, red.) maar was na de afkondiging van de autonome koers buiten de partij komen te staan. Hij was een geestverwant van Friedl Baruch en bleef tot aan het eind volstrekt loyaal aan de Sovjet-Unie, zodat hij door sommigen ook wel ‘de laatste stalinist van Nederland’ werd genoemd. Omdat hij zich volstrekt dienstbaar opstelde jegens een buitenlandse mogendheid die decennialang werd gezien als bedreiging voor Nederland, hield de veiligheidsdienst hem in de gaten. Hoewel duidelijk is dat Klinkenberg inlichtingen verschafte aan de Sovjet-Unie weigert zijn dochter hem te zien als spion. Ook in het feit dat hij probeerde de publieke opinie te beïnvloeden ten gunste van de Sovjet-Unie ziet ze geen enkel kwaad. Verbaasd is ze alleen als blijkt dat haar vader in 1948 tijdens een reis door Tsjecho-Slowakije een automobilist die hem een lift gaf heeft aangegeven bij de autoriteiten omdat de man zich ‘anti-socialistisch’ zou hebben uitgelaten. Teuntje Klinkenberg:
Tjonge, dat hij daartoe bereid was. Daar kijk ik wel van op.
Dat kinderen geneigd zijn hun ouders te verdedigen, of in ieder geval bereid zijn eventuele minder prettige eigenschappen door de vingers te zien, is heel normaal en vaak ook sympathiek. Het is dus begrijpelijk dat de dochter van Klinkenberg hem vooral ziet als slachtoffer van de Nederlandse overheid, en er moeite mee heeft hem te beschouwen als iemand die bereid was hand- en spandiensten te verlenen aan totalitaire regimes. Een dergelijke naïviteit is nog wel te begrijpen als het gaat om iemand met wie men een persoonlijke band had, van wie men hield, maar het is wel bizar wanneer het beeld ontstaat dat Nederlandse communisten louter slachtoffer waren. Doordat de partij hier nooit aan de macht kwam, hebben communisten zich niet kunnen ontpoppen als beulen, maar velen van hen waren wel gemankeerde beulen. Dagblad Trouw interviewde de jongste zoon van Henk Gortzak, die het BVD-dossier van zijn vader had bestudeerd. Naast verbazing over de stommiteiten van de veiligheidsdienst, die veel zaken blijkbaar helemaal niet begreep, overheerst bij hem ook de verontwaardiging over het feit dat zijn vader nauwlettend in de gaten werd gehouden:
Mijn vader was een communist, maar tegelijkertijd een humanist. Hij geloofde in het parlementaire stelsel […] Ik ben hem nog altijd innig dankbaar dat hij afstand heeft genomen van de communistische partij toen de misdaden van Stalin bekend werden.
Los van het feit dat Henk Gortzak niet meteen na de onthullingen van Chroesjtsjov met de CPN brak en dat hij twee jaar later een eigen communistische partij oprichtte, heeft hij het werk in het parlement heel lang vooral gezien als tactiek die goed bruikbaar was zolang de dictatuur van het proletariaat nog niet gevestigd was. En uitgerekend Henk Gortzak is een van de zeer weinige Nederlandse communisten geweest die, in de film De Berg, heeft toegegeven dat wanneer de CPN aan de macht was gekomen, in ons land ook doden waren gevallen. Henk Gortzak was misschien een humanist – in de zin dat hij het beste voorhad met ‘de mensheid’ – maar hij was beslist geen doetje.
Doordat de CPN heel lang, van 1938 tot 1977, werd gedomineerd door Paul de Groot, ontstond bij veel Nederlandse (ex-)communisten de neiging om alles wat er minder fraai was aan de geschiedenis van de CPN op het conto van de ‘Nederlandse Stalin’ te schrijven. Een typisch voorbeeld hiervan is het hagiografische boek dat Ger Harmsen schreef over Daan Goulooze. Deze wordt hierin niet alleen afgeschilderd als een bijzonder efficiënte organisator en een moedige verzetsstrijder, maar ook als een bijzonder oprechte en sympathieke kerel met het hart op de goede plaats. Dus als de absolute tegenpool van de in de ogen van Harmsen achterbakse, naar boven likkende en naar beneden trappende, en eigenlijk laffe Paul de Groot. Nu is het heel goed mogelijk dat Goulooze in de persoonlijke omgang een prettiger mens was dan De Groot, maar ook hij was een volstrekt linientreue stalinist, die zonder morren alle bevelen van Moskou opvolgde en die van mening was dat ‘de partij’ altijd gelijk had. We kunnen uiteraard niet weten wat Goulooze zou hebben gedaan als de communisten hier aan de macht waren gekomen en hij een rol in dat regime had kunnen spelen. Maar hij leek in veel opzichten wel op iemand die voor de oorlog ook tal van geheime opdrachten voor de Komintern uitvoerde, en met wie Goulooze samenwerkte. Ik doel dan op Ernst Wollweber, die na de oorlog in de DDR hoofd van de Stasi werd. CPN’ers maakten niet zelden grappen over wie ze allemaal ‘tegen de muur’ zouden zetten zodra ze aan de macht zouden zijn. Dat waren zeker grappen, maar het was een grimmig soort humor met een ondertoon die soms wel degelijk serieus was.
Dat Nederlandse communisten zich in Nederland niet ontpopten als beulen – het belasteren van politieke vijanden en in ongenade gevallen partijgenoten laat ik hier buiten beschouwing – wil niet zeggen dat ze louter weerloze slachtoffers waren. Communisten en sympathisanten werden inderdaad heel lang in de gaten gehouden door de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Die diensten gingen daarbij soms heel ver – verder dan tegenwoordig wettelijk is toegestaan – en een tijdlang werden communisten uitgesloten van bepaalde functies of gehinderd bij hun carrière. Soms waren die maatregelen erg overdreven en voor de betrokkenen moet het dikwijls erg onaangenaam zijn geweest. Naar aanleiding van een hijgerig artikel over het door de BVD in de gaten houden van bestuursleden van het Auschwitz Comité – dat in de jaren vijftig en zestig een communistische mantelorganisatie was – schreef Jolande Withuis:
Zelf ben ik opgegroeid in zo’n door de BVD gevolgd communistisch gezin, en ja, dat was naar. Maar dat het naar was maakt het niet per se onterecht. Dát is het grootste misverstand.
De veiligheidsdiensten hadden en hebben de taak om de democratische rechtsstaat te beschermen. Bewegingen of groepen die zich tot doel stellen die rechtsstaat aan te tasten of zelfs af te schaffen, dienen door de diensten nauwlettend in de gaten te worden gehouden en zo veel mogelijk geneutraliseerd te worden. Vandaar dat de AIVD tegenwoordig met grote belangstelling kijkt naar onder meer jihadisten, linkse en rechtse extremisten, en lieden die hier de belangen van ondemocratische regimes dienen. En omdat de CPN heel lang een ondemocratische beweging met een totalitaire ideologie was, die bovendien herhaaldelijk verklaarde dat ze hoopte dat de Sovjet-Unie ook hier een communistisch bewind zou installeren, was het niet meer dan logisch dat de BVD de Nederlandse communisten observeerde, afluisterde en soms ook manipuleerde. Wanneer de veiligheidsdienst dat niet had gedaan, zou ze geen knip voor haar neus waard zijn geweest.
Waar wel kritiek op geleverd kan worden, is het feit dat de BVD het wel erg lang heeft volgehouden. Ook toen de CPN zich niet meer opstelde als verlengstuk van het Kremlin en de partij zich meer en meer begon aan te passen aan de Nederlandse samenleving. De meest voor de hand liggende verklaring hiervoor – dat men het nu eenmaal gewend was en al die ambtenaren die zich met het communisme hadden beziggehouden toch iets te doen moesten hebben – is uiteraard geen excuus.
Ook zou men zich kunnen afvragen of de BVD zich niet had moeten beperken tot het vergaren van inlichtingen, in plaats van in te grijpen in de interne dynamiek van de CPN. In hoofdstuk acht zijn de zogenoemde ‘kaderbrieven’ aan de orde gekomen, waarmee de dienst eind jaren vijftig het ontstaan van een oppositie binnen de CPN bevorderde. En in de jaren zeventig zette de BVD zelfs een maoïstisch partijtje op, de Marxistisch-Leninistische Partij van Nederland (MLPN), die helemaal gerund werd door haar agenten. Die laatste exercitie leverde weinig op, maar hoe legitiem was het stimuleren van onenigheid in de CPN?
Mag een overheidsapparaat ingrijpen in een legale, democratisch gekozen politieke partij?
Deze duidelijk retorische vraag werd gesteld door Leo Molenaar, de man die een kritiekloze biografie van Marcus Bakker schreef en deze de merkwaardige titel Nooit op de knieën gaf. Als we even voorbijgaan aan de taalkundige onzin – een partij wordt opgericht en niet ‘democratisch gekozen’, alleen kandidaten van die partij kunnen in vertegenwoordigende lichamen gekozen worden – kunnen we toch onmogelijk tot een andere conclusie komen dan dat de CPN er lange tijd naar heeft gestreefd het democratisch bestel in Nederland af te schaffen. De partij was weliswaar legaal – omdat ze niet verboden was – maar aan die legaliteit had ze zelf geen boodschap. Een dergelijke club is zonder meer te categoriseren als staatsgevaarlijk, dus moet een veiligheidsdienst ertegen optreden. Wat betreft de bemoeienis van de BVD met de CPN in de jaren 1956-1959 kunnen we stellen dat het beoogde doel – de splitsing en daardoor marginalisering van de communistische beweging – door deze acties werd bevorderd. Het ging echter alleen om het versnellen van dit proces, dat zich zonder dit rechtstreekse ingrijpen ook zou hebben voltrokken.