Nubië, Kush en Napata: de drie namen verwijzen naar enkele steden bij het vierde cataract in de Nijl. Zeg maar noordelijk Soedan. Omdat hier goud werd gewonnen, hadden de Egyptenaren er ruimhartig belangstelling voor. De koningen van de Achttiende Dynastie plaatsten het zelfs onder rechtstreeks bestuur. Weliswaar werd het later weer onafhankelijk, maar de handel tussen het zuidelijke goudland en Egypte ging verder. Illustratief is het Nubische ivoor, dat via Egypte en Syrië werd verhandeld tot in Assyrië aan toe.
Piye
Makkelijk zal de handel over de Nijl niet zijn geweest, want Egypte raakte steeds meer verdeeld en lag eigenlijk klaar om te worden onderworpen. Ergens in het derde kwart van de achtste eeuw v.Chr. viel de Nubische vorst Piye Egypte binnen. Wellicht was de bevolking er blij mee, want de Nubiër bood stabiliteit. We kunnen dit afleiden uit de restauratie van enkele oude heiligdommen: meestal een teken dat de overheid wat kapitaal heeft om te investeren.
We lezen over Piyes veroveringen in de zogenaamde Overwinningsstèle, die is teruggevonden in de Amon-tempel bij zijn residentie te Gebel Barkal. We vernemen hoe Piye twee heersers in Boven-Egypte onderwierp en oprukte naar Memfis, de stad innam en van de vorsten van de Delta blijken van onderwerping ontving. Zij bleven in functie. Misschien kunnen we het ons het beste voorstellen alsof zij niet langer onafhankelijke koningen waren, maar gouverneurs namens de Nubische koning.
Shabaqo
Rond 716 – er is wat discussie over het precieze jaar – volgde Shabaqo zijn broer Piye op. Ander dan zijn voorganger resideerde hij niet langer overwegend in Nubië, maar gaf hij de voorkeur aan Thebe als residentie. Hier maakte hij zijn zoon hogepriester, zodat Shabaqo ook elders kon verblijven. Hij bezocht dus ook de Delta, waar de lokale leiders hem erkenden.
Dat het Nubische gezag zich nu uitstrekte tot aan de Middellandse Zee betekende dat Shabaqo en zijn opvolger Shebitqo moesten nadenken over hun relatie tot de steden en staten in Azië. Het staat vast dat ze belang stelden in het kleine staatje Juda, dat voor de Egyptische avances een hoge prijs betaalde toen koning Sanherib van Assyrië orde op zaken kwam stellen. Ik blogde al eens over de val van Lachis en de belegering van Jeruzalem in 701. De einduitkomst was dat Juda een soort bufferstaat bleef: schatplichtig aan Assyrië maar niet volledig onderworpen.
Taharqo
Rond 690 werd Taharqo, de bekendste van de Nubische koningen in Egypte, in Memfis ingehuldigd. Hij wijdde zich aan allerlei vreedzame werken, zoals het herstel van oude tempels (in zowel Egypte als Nubië) en de bouw van nieuwe heiligdommen, zoals in Kawa. Hij kreeg echter te maken met een Assyrisch leger, gestuurd door Esarhaddon, dat hij weliswaar wist terug te drijven, maar dat werd gevolgd door een tweede leger, dat in 671 Memfis bezette. Taharqo had de stad verlaten, maar zijn broer en zoon werden gevangengenomen.
Net als Piye besloot Esarhaddon de Delta te laten besturen door de oude vorsten. Ze hadden gemengde gevoelens bij de Assyrische heerschappij en het was daardoor voor Taharqo mogelijk terug te keren. In 669 was hij de situatie weer meester.
Zijn terugkeer lokte een derde Assyrische campagne uit, die op niets uitliep omdat Esarhaddon overleed. Zijn opvolger Aššurbanipal leidde de vierde veldtocht en hield genadeloos huis. Zelfs Thebe werd geplunderd. Hij begreep echter ook dat hij vanuit Nineveh het Nijldal niet kon blijven besturen en daarom wees hij een betrouwbare onderkoning aan: Necho.
Onafhankelijk
Na de dood van Taharqo (664 v.Chr.) probeerde zijn opvolger Tanwetamani nog één keer Memfis te veroveren, maar Necho verdreef hem en hoewel hij daarbij om het leven kwam, bleef de macht in handen van zijn familie. Zijn zoon Psamtek verenigde Egypte en was slim genoeg om de Assyriërs het idee te laten houden dat hij hun belangen diende – ook nadat de Assyrische garnizoenen tijdens een burgeroorlog werden teruggeroepen (in 651-648).
Egypte was weer onafhankelijk, terwijl in het diepe zuiden nog altijd het Nubische Rijk lag. Psamtek deed daar een inval – ik blogde er al eens over – en niet veel later verplaatsten de Nubiërs hun hoofdstad naar Meroë, wat verder naar het zuidoosten. Dat rijk zou nog eeuwen onafhankelijk zijn, ook toen Egypte werd overgenomen door de Perzen, de Macedoniërs en de Romeinen. De handel in goud en ivoor ging onverminderd verder.