Ondergedoken in Hitlers rijkshoofdstad

Een jonge Joodse vrouw overleeft de oorlog in Berlijn
4 minuten leestijd
Ondergedoken in Hitlers rijkshoofdstad
Ondergedoken in Hitlers rijkshoofdstad

Met het hier gevestigde hoofdkwartier van de Gestapo, de nazi-ministeries en Hitlers rijkskanselarij leek Berlijn bepaald geen veilige plek voor Joden. Toch verbleven gedurende de oorlogsjaren circa 7.000 Joodse onderduikers in de rijkshoofdstad, meer dan in elke andere Duitse stad. Ze werden U-boten genoemd. De latere professor in de klassieke literatuur- en cultuurgeschiedenis Marie Jalowicz Simon was één van hen.

Marie Jalowicz Simon in de jaren 1940
Marie Jalowicz Simon in de jaren 1940
Niet minder dan zevenenzeventig cassettebandjes waren nodig om de herinneringen aan haar onderduikperiode vast te leggen. Haar zoon, de historicus Hermann Simon, had erop aangedrongen dat ze haar verhaal zou nalaten voor jongere generaties. Op 4 september 1998 vond in het ziekenhuis de laatste dicteersessie plaats, twaalf dagen voor haar overlijden. Het uittikken van de opnamen leverde een manuscript op van negenhonderd bladzijden. Schrijfster en journaliste Irene Stratenwerth maakte van het omvangrijke geheel een ingekorte en bijgewerkte versie, die in 2014 in Duitsland uitgegeven werd en een jaar later in het Nederlands uitgebracht werd als “Ondergedoken – een jonge vrouw overleeft in Berlijn 1940-1945”.

Marie Jalowicz Simon werd geboren op 4 april 1922 in Berlijn als de dochter van een Joods echtpaar dat een goed lopende notarispraktijk bestierde vlakbij de Alexanderplatz. Haar moeder stierf op jonge leeftijd in 1938. Toen Hitler aan de macht kwam werd Hermann Jalowicz het werk onmogelijk gemaakt met als gevolg dat hij en zijn dochter uiteindelijk hun dure woning en zomerhuisje moesten opgeven. De daaropvolgende tijd woonden ze samen in verschillende kamers, totdat hij op 18 maart 1941 stierf. De bijna 20-jarige Marie stond er in haar eentje voor in een wereld die haar steeds vijandiger gezind was. Ze had intussen haar gymnasiumopleiding afgerond en was in 1940 als dwangarbeidster in de fabriek van Siemens in Spandau tewerkgesteld. Het meisje uit het elitaire en beschermde milieu wist zich opvallend goed te redden tussen de andere vrouwen aan de draaibanken die meestal van eenvoudige afkomst waren. Dit aanpassingsvermogen zou haar de komende jaren van groot nut zijn.

Na tijdens een reis naar Bulgarije bijna betrapt te zijn met valse papieren besloot Marie Jalowicz in de winter van 1942 onder te duiken in Berlijn om zo te ontsnappen aan deportatie. Tot het einde van de oorlog zou ze op bijna tien onderduikadressen verblijven, daarbij gesteund door meerdere niet-Joodse Duitsers. De rijkshoofdstad herbergde vele intellectuele en communistische nazi-tegenstanders die het als plicht en voorrecht zagen om haar te helpen overleven. Haar onderduikadressen waren echter niet allemaal bij antinazi’s. Zo zat ze eens, natuurlijk onder een valse identiteit, verborgen bij een alleenstaande man, een fanatieke nazi. Aan de wand in zijn woning hing een ingelijste haar van de herdershond van de Führer. Hoogtepunt in zijn leven was dat hij een zelfgemaakt schaalmodel van lucifers van slot Mariënburg aan de dictator geschonken had. “De Jidden moeten allemaal van kant worden gemaakt”, zo fulmineerde hij eens tegen zijn logee, die het niet lang bij hem uithield.

Haar verblijf bij de Hitlerfanaat was niet de enige bizarre ervaring die Marie Jalowicz meemaakte. Met een uitzonderlijk gevoel voor details en humor vertelt ze tal van andere anekdotes uit haar onderduiktijd. Zo zag ze eens een armoedig geklede, oudere heer meemarcheren met een colonne zingende militairen. Op de melodie van de Radetzkymars zong hij een schunnige tekst. “Steek jij je hand maar in mijn reet, dan blaas ik de Radetzkyscheet”, zo klonk het luid door de straat, terwijl honderden soldaten stopten met zingen en lachten. Dat een vreemde vogel honderden soldaten onbestraft van de wijs kon brengen, maakte veel indruk op de onderduikster. “Het is de moeite waard niet in de maat mee te marcheren”, zo verklaart ze hierover. “Het is ook de moeite waard geweest alle angsten en tegenspoed het hoofd te bieden, Want het leven is mooi.”

Waar de Amerikaanse politicoloog Daniel Goldhagen in zijn controversiële boek “Hitlers gewillige beulen” uit 1996 concludeerde dat de Duitsers collectief verantwoordelijk waren voor de Holocaust, is Marie Jalowicz een stuk genuanceerder over haar landgenoten. Tijdens haar ondergrondse bestaan ontmoette ze vele Berlijners die haar hielpen en de Jodenvervolging verfoeiden. Dat waren lang niet alleen uitgesproken nazitegenstanders, maar ook gewone mensen. Zo vertelt ze hoe de conciërge van een gebouw waar ze ondergebracht was, speciaal voor haar regelde dat een bouwploeg de brandmuren op de zolderverdieping openbrak, zodat als er gevaar dreigde ze zich via de zolder in veiligheid kon brengen. “U hoeft nergens voor te bedanken”, zo had hij tegen haar gezegd. “Integendeel. Wat er met u en uw volk wordt uitgehaald, is verschrikkelijk. Wij moeten dankbaar zijn dat we u kunnen helpen!”

Zonder zichzelf te sparen en onverbloemd doet Marie Jalowicz verslag van haar overlevingsstrijd. De beschaafde gymnasiumleerlinge wist zich uitstekend aan te passen aan de milieus van communisten, arbeiders en prostituees. Ze nam hun rauwe taalgebruik over, hoewel ze wel bleef verlangen naar het voorname Hoogduits en de beschaafde wereld die ze kende uit haar vroege jeugd. Het was voor haar ook vanzelfsprekend om seks te hebben met de mannen bij wie ze onderdook als “onkostenvergoeding”. De openhartigheid van haar relaas doet denken aan het in 2004 uitgegeven “Een vrouw in Berlijn”, waarin de anonieme schrijfster vertelt over haar seksuele relatie met een Sovjet-officier die haar tijdens de bezetting door het Rode Leger beschermt tegen verkrachtingen door andere soldaten. Beide jonge vrouwen overleefden in een gebombardeerde stad waar honger en woningnood heerste, maar daar houdt de vergelijking op. Jalowicz’ anonieme stadsgenote was niet van Joodse komaf en hoefde dus niet te vrezen voor verraad en deportatie.

Ondergedoken. Een jonge vrouw overleeft in Berlijn, 1940-1945
Ondergedoken. Een jonge vrouw overleeft in Berlijn, 1940-1945
Er zijn weinig boeken over de Jodenvervolging waarin ondanks alle doorstane ontberingen en angsten toch zoveel humor, levenslust en menselijkheid in voorkomen als in het boek van Marie Jalowicz. Haar scherpe portrettering van mensen en ervaringen is plezierig om te lezen. Natuurlijk kent ook haar verhaal droevige kanten, zoals het overlijden van haar ouders, maar ze lijkt negatieve ervaringen liever niet al te uitvoerig te willen beschrijven, terwijl ze wel heel gedetailleerd schrijft over merkwaardige voorvallen en opvallende personen. Vermoedelijk heeft het daarom ook zo lang geduurd voordat ze haar verhaal openbaarde. Mede dankzij de noten met opmerkingen en aanvullingen van haar zoon en de medeschrijfster is “Ondergedoken” een nauwkeurig en objectief tijdsdocument. Het is een fraai geschreven en bijzonder levensverhaal van een krachtige vrouw, wier geschiedenis gelukkig bewaard is gebleven voor naoorlogse generaties.

Go2War2

Kevin Prenger (1980) is hoofdredacteur artikelen van TracesOfWar.nl. Zijn aandacht gaat vooral uit naar de geschiedenis van de Holocaust en nazi-Duitsland. In 2015 verscheen zijn boek Oorlogszone Zoo, over de geschiedenis van de Berlijnse dierentuin tijdens de naziperiode. Verschillende boeken over minder bekende verhalen uit de Tweede Wereldoorlog volgden: De boodschapper uit de hel, Een rechter in Auschwitz, Het masker van de massamoordenaar, Kerstmis onder vuur, Kolberg, Meer dan alleen Auschwitz en In de schaduw van Schindler. Zijn laatste boek is Van kinderwieg tot soldatengraf, over onderwijs en indoctrinatie van de jeugd in Hitlers Duitsland. Zie ook website of X-account.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×