Bij Uitgeverij WBooks is een fraai boek verschenen over de Nederlanden onder het Habsburgse Rijk: Oranje tegen Spanje. Eenheid en scheiding van de Nederlanden onder de Habsburgers 1500-1648 (2015). Het boek is geschreven door historicus dr. Edward De Maesschalck, een veelgeprezen Vlaamse mediëvist.
De auteur Edward de Maesschalck is gespecialiseerd in de middeleeuwse geschiedenis en programma-adviseur bij Canvas. Hij schreef eerder – voor onder meer uitgeverij Davidsfonds – verscheidene historische boeken die lovende recensies ontvingen, zoals Overleven in revolutietijd, De Bourgondische vorsten en De graven van Vlaanderen. Oranje tegen Spanje is, zo beklemtoont de auteur, feitelijk een vervolg op deze eerdere boeken.
Geen partij kiezen
In het boek komt de volledige geschiedenis van de Nederlanden onder het Habsburgse Rijk aan bod, lopend van 1500 met het aantreden van keizer Karel V, die een krachtige centralistische politiek voerde, tot de Vrede van Münster die in 1648 de oorlog met Spanje beslechtte. Het boek is met ruim 250 illustraties, kaarten en plattegronden mooi geïllustreerd. De Maesschalck behoedt zichzelf ervoor om partij te kiezen in het conflict in de Nederlanden. Hij brengt het verleden tot leven door regelmatig te citeren uit brieven, redevoeringen, gedichten en traktaten.
De tekst is opgebouwd uit zes hoofddelen, die chronologisch op elkaar aansluiten: ‘Hoe Karel keizer werd’ (1500-1530), ‘De plichten van de keizer’ (1530-1555), ‘De prins van Oranje’ (1555-1584), ‘Van Farnese tot Maurits’ (1584-1598)’, ‘Het tijdperk van de aartshertogen’ (1598-1621) en ‘De splitsing van de Nederlanden’ (1621-1648).
Noord en Zuid: beladen begrippen
De Maesschalck kiest, zo lezen we in de beknopte inleiding, in navolging van collega-historicus Hugo De Schepper, niet voor de begrippen de ‘zuidelijke en noordelijke Nederlanden’, maar voor enerzijds de Spaanse Nederlanden en anderzijds de Staatse Nederlanden (of Verenigde Provinciën of Republiek). Hij heeft daarvoor goede redenen. De termen Noord en Zuid kunnen namelijk tot verwarring leiden:
Zuid en Noord zijn beladen begrippen, die de indruk kunnen wekken dat de splitsing op deze breuklijn (boven en onder de grote rivieren) enigszins voorbestemd was. Velen associëren ook het Noorden met protestants en het Zuiden met katholiek, maar historisch klopt dat niet. De fanatiekste calvinisten kwamen uit Vlaanderen en Brabant, terwijl in de Republiek de helft van de bevolking in 1648 nog katholiek was gebleven. Bovendien ligt Maastricht zuidelijker dan Brussel. (12)
Oostende: de ‘canker van alle tquaet’
Er staat veel moois in dit boek. Boeiend is bijvoorbeeld het gedeelte over het beleg van Oostende, dat in Staatse handen was en lange tijd bleef. De Spanjaarden wilden de stad natuurlijk koste wat kost veroveren, wat uiteindelijk lukte na een voortslepend beleg dat duurde van juli 1601 tot augustus 1604.
In de tijd dat Alexander Farnhese (de zoon van Margaretha van Parma) landvoogd van de Nederlanden was, van 1578-1592, werd de regio rond Oostende – dat toen nog in handen van de Staatse legers was – geterroriseerd door ‘roofzuchtige vrijbuiters uit Oostende’:
“Sindsdien was de Republiek overgeschakeld op een systematische uitbuiting. De bevolking moest nu ‘contributie’ betalen, in feite een gedwongen belastingheffing in ruil voor hun veiligheid. Vanuit Oostende opereerden officieel aangestelde ontvangers en controleurs, die jaarlijks wel tachtigduizend gulden ophaalden in een streek die reikte tot Ieper en Kortrijk. Het ging om pure chantage tegen een weerloze bevolking, want wie weigerde te betalen, werd blootgesteld aan ‘executie’. Een troep Staatse soldaten kwam dan in een dorp de beest uithangen, mensen gijzelen, vrouwen lastigvallen en hoeves in brand steken, tot de bewoners tot inkeer kwamen. Vlaanderen betaalde lijdzaam. De komst van aartshertog Albrecht naar de Nederlanden voedde de hoop op beterschap. In afwachting van de verovering van Oostende, deze ‘canker van alle tquaet’, besloten de Staten van Vlaanderen alvast Oostende van zijn achterland te isoleren.” (242)