In het boek Gevecht met de tijd (Uitgeverij Aspekt) gaat historicus Gerard Aalders in op de veronderstelde ouderdom van de aarde. Tot de zeventiende eeuw was de communis opinio dat de aarde op 22 oktober 4004 voor Christus was geschapen. Nu, in de eenentwintigste eeuw, zijn de meesten ervan overtuigend dat de aarde ongeveer 4,6 miljard jaar geleden is ontstaan uit gas en stof.
Begin en einde der tijden
“Als het begin van de wereld zo nauwkeurig kon worden voorspeld, kon dan ook het einde der tijden met enige zekerheid worden berekend? Dit was inderdaad het geval. Het christendom leek trouwens vaak meer geรฏnspireerd door het einde dan door het begin van de wereld. Vrij algemeen werd aangenomen dat de wereld 6000 jaar zou meegaan. Bij de geboorte van Jezus waren er 4000 jaar verstreken en dus lagen er nog 2000 in het verschiet.” (59)
In de tijd voor Ussher waren er al ongeveer honderd chronologen geweest die allen in de vergetelheid raakten, maar door een marketingstunt van de uitgever Thomas Guy zou Ussher in de herinnering blijven voortleven: Guy liet de chronologie die Ussher van de Bijbelgebeurtenissen had gemaakt in de marge van de King James-versie van de Bijbel afdrukken. Zo konden de lezers in รฉรฉn oogopslag zien wanneer een gebeurtenis zich had voorgedaan.
Burnet, Newton, Comte en Lyell
Na Ussher stonden allerlei natuurwetenschappers, filosofen, biologen, geologen en theologen op die stukje bij beetje het scheppingsverhaal bekritiseerden of daarbij kanttekeningen maken, zo beschrijft Aalders. Thomas Burnet (1650-1702), theoloog en kapelaan aan het hof van koning Willem III, concludeerde in zijn bestseller Sacred Theory of the Earth bijvoorbeeld dat de bergen nรก de schepping moesten zijn ontstaan.
De veelzijdige wetenschapper Isaรคc Newton (1643-1727) was naast natuurkundige, uitvinder van de zwaartekracht en grondlegger van de klassieke mechanica ook historicus en hield zich op dit terrein net als Burnet bezig met de veronderstelde ouderdom van de aarde. Hij legde met name een bom onder de geloofwaardigheid van de oude kerkvaders, die in hun ‘historische’werken behoorlijk met de feiten en ook met data geknoeid hadden.
Aalders behandelt een reeks wetenschappers die stuk voor stuk de ouderdom van de aarde naar boven toe bijstelden, onder wie Comte de Buffon (1707-1788) en de geoloog Charles Lyell (1797-1885).
Geloofserosie
Veel wetenschappers in vooral de zeventiende tot en met negentiende eeuw waren zelf religieus. Hun onderzoeksresultaten brachten hen vaak in gewetensnood. Dit losten ze op door onder meer onder pseudoniemen te werken, heel voorzichtig of niet te publiceren, of door Bijbelteksten op een andere manier uit te leggen:
“De oplossing was om de Bijbelse voorstelling van zaken allegorisch op te vatten. Op die manier konden zowel geloof als wetenschap behouden blijven en naast elkaar bestaan. Maar ook daar sloeg de geloofserosie toe. Een aantal (gelovige) wetenschappers probeerde religie en wetenschap te scheiden in plaats van met elkaar te verzoenen, al kwam dat proces moeizaam op gang. Niet zelden ging het gepaard met kwelling van het persoonlijk geweten. Het religieuze fundament onder het eigen bestaan kwam immers te discussie te staan. John [dit moet zijn: James] Hutton (1726-1797) die in de laat-negentiende eeuw de basis legde voor de moderne geologie, loste dit dilemma op door God te aanvaarden als Schepper van de wereld mรฉt de bijbehorende natuurwetten. Wat Hutton betrof was Gods aandeel daarmee afgerond. De natuurwetten – Zijn wetten – deden hun werk, en God had er verder geen omkijken meer naar. Van een persoonlijke God die zich met alles en nog wat bemoeide, moesten deรฏsten als Hutton niets hebben.” (288,289)
Slot
Boek: Gevecht met de tijd – Hoe de aarde in 4 eeuwen 4 miljard jaar ouder werd