De Amsterdamse poptempel Paradiso in Amsterdam heeft een religieuze geschiedenis die veel bezoekers waarschijnlijk niet kennen. Ooit zat in het gebouw van Paradiso de “Vrije Gemeente”. Deze werd in 1877 opgericht, betrok in 1880 het gebouw wat nu Paradiso is en bestond uit een groep vrijzinnige protestanten die uit de Nederlandse Hervormde Kerk (NHK) waren gestapt. De gelovigen vonden hun oude kerk te dogmatisch en conformistisch. In het boek De religieuze rebellen van de Vrije Gemeente beschrijft Raymond van den Boogaard, correspondent bij De Groene Amsterdammer, op heldere wijze de geschiedenis van deze godsdienstige gemeente.
Opbouw van het boek
Van den Boogaard behandelt in zijn beknopte boek in vijf hoofdstukken de stichting van de Vrije Gemeente, die zichzelf weigerde kerk te laten noemen. Wat bij de afsplitsing met name opvallend is, is dat het een zeldzame linkse en geen rechtse afsplitsing – zoals de Afscheiding van 1834 of Doleantie van 1886 – van de Nederlandse Hervormde Kerk betrof. In hoofdstuk twee komt de dominante eerste voorganger van de Vrije Gemeente, Petrus Hermannus Hugenholtz jr. (Herman Hugenholtz, 1834-1911) aan bod en de manier waarop hij dacht en handelde.
Hoofdstuk drie zoomt in op het gedachtegoed in de Vrije Gemeente over toen actuele debatten rond ‘de sociale kwestie’, het feminisme, literatuur en het Nederlandse kerkelijke leven. Van den Boogaard beschrijft in het daaropvolgend hoofdstuk de banden met de Vrije Gemeente in Grand Rapids, Michigan in de de Verenigde Staten. Dit was de enige buitenlandse zustergemeente van de Amsterdamse vrijzinnigen. Tot slot gaat hoofdstuk vijf in op de situatie rond 1900 en de ontwikkeling van de vrije gemeente na 1911, toen Herman Hugenholtz overleed.
Ontdaan van geloof in bovennatuurlijke sprookjes
De vrijzinnigen waren nauw gelieerd aan de in 1870 opgerichte Nederlandse Protestantenbond (NPB) in de hervormde kerk, een organisatie van vrijzinnige protestanten. Maar in 1880 stapten zij uit de Nederlandse Hervormde Kerk. De Vrije Gemeente in Amsterdam wilde een alternatief bieden voor deze kerk, maar dan los van dogma’s en religieuze dwang en de ‘kerk van de toekomst’ worden, die echter geen kerk mocht heten. Dat de scheiding der geesten zich in Amsterdam voltrok, lijkt vreemd maar is het niet. Ondanks het modernisme in de kerk werd de Nederlandse Hervormde Kerk in Amsterdam in de jaren 1870 orthodoxer door de komst van diverse gereformeerde predikanten, onder wie de bekende Abraham Kuyper (1837-1920), oprichter van de ARP (1879) en stichter van de Vrije Universiteit.
Op 9 november 1877 gaven twee broers, Reinhard en Petrus Herman Hugenholtz jr., te kennen hun ambt als Nederlands hervormd predikant neer te leggen. Daarbij riepen ze vrijzinnige medestanders op om de NHK te verlaten. Als snel na hun aftreden raakte Reinhard Hugenholtz teleurgesteld in het project en trok zich terug, waardoor Herman Hugenholtz de centrale figuur in de Vrije Gemeente werd. Hij had theologie gestudeerd in Utrecht en Leiden en in die steden kennisgemaakt met zowel orthodoxie als de vrijzinnigheid. Zo bezocht hij in Utrecht lezingen over onder meer Vondel door de rechtzinnige schrijver-predikant Nicolaas Beets (1814-1903), terwijl hij in Leiden college kreeg van moderne hoogleraren als Johannes Henricus Scholten (1811-1885) en Abraham Kuenen (1828-1891).
Van den Boogaard schetst Hermannus Hugenholtz als een predikant met het ideaal…
“…de godsdienst te ontdoen van het geloof in bovennatuurlijke sprookjes, waardoor de religieuze beleving aan kracht en waarde zal winnen. Hij houdt van het debat…” (77)
Neergang in de jaren 1960 en 1970
In augustus 1911 overlijdt Herman Hugenholtz, dertig jaar lang de centrale figuur van de Vrije Gemeente. De klad komt er niet meteen in, want in 1917 telt de Gemeente nog ongeveer 2000 leden. En in de jaren 1920 gingen de vrijzinnigen zelfs meedoen aan de verzuiling, om een vuist te maken tegen de gereformeerden en katholieken, en richtten onder meer de VPRO op. Regelmatig waren voorgangers uit de Vrije Gemeente in die tijd op de radio te horen.
Met name in de jaren 1960 en 1970 ging het bergafwaarts met de Vrije Gemeente. In 1967 verhuisde de gemeente uit het ‘Paradiso’-gebouw naar een aanzienlijk kleiner gebouw aan de Van der Boechorststraat in de Amsterdamse wijk Buitenveldert (125 in plaats van 425 plaatsen) en nam een nieuwe naam aan: ‘Buitenkerkelijk centrum voor moderne cultuur’. Het door Gerrit Rietveld ontworpen gebouw werd door de vrijzinnig nog geen drie jaar gebruikt en al in 1970 verkocht aan Amsterdamse joden, die er een synagoge stichtten. Daarna kwam het restant vrijzinnigen nog een tijd samen in een Amsterdams woonhuis, tot 2016.
Het voormalige gebouw aan de Weteringeschans werd in 1967 gekraakt door Provo’s, waarna de gemeente Amsterdam het gebouw opkocht en besloot er een ‘beat-sociëteit’ in te richten om de stedelijke jeugd vertier te bieden. Dit gebouw, waar nog altijd ‘De Vrije Gemeente’ in gebeiteld staat, ontwikkelde zich tot de tegenwoordige muziektempel Paradiso.
Boek: De religieuze rebellen van de Vrije Gemeente – Raymond van den Boogaard