Ik heb al wel vaker geschreven over de enorme invloed die de negentiende eeuw heeft op ons beeld van de Oudheid. We hebben nu eenmaal te weinig informatie, de aannames van de onderzoekers spelen nu eenmaal een rol en het onderzoek begon nu eenmaal pas echt in de negentiende eeuw. De zwaartepunten die de oudheidkundigen destijds waarnamen, weerspiegelen dus hun wereld en omdat wij nu eenmaal voortbouwen op hun werk, zijn die zwaartepunten er nog altijd.
Het Europese leven werd destijds beheerst door koningen en dynastieën – de Romanovs, de Hannovers, de Hohenzollern – en dus is de geschiedenis van Egypte en Mesopotamië ingedeeld in dynastieën met roemruchte namen als de Derde Dynastie van Ur of de Achttiende Dynastie. De oudheidkundigen van de negentiende eeuw onderscheidden bloeiperioden (“rijken”) waarin de staat georganiseerd was zoals men dat destijds graag zag: met een eigen belastingheffing, één centrale regering, duidelijke grenzen, legers met een eigen strategie, één hoofdstad en liefst ook ergens een veroverd imperium. Was de staat minder centraal georganiseerd, dan heette dat in de negentiende eeuw “een tussentijd” en dat gold dan als een periode van verval.
Eigenlijk is dat niet veranderd. Een modern handboek oude geschiedenis kent nog steeds het Egyptische Oude, Midden- en Nieuwe Rijk en een Assyrisch Rijk, een Babylonisch Rijk, een Perzisch Rijk en hellenistische rijken die zijn vernoemd naar de Ptolemaïsche en Seleukidische dynastieën. Intuïtief zoeken we een hoofdstad, ook als het hof rondreisde. We verwachten één rechtsstelsel. Een Alexander de Grote wordt door onderzoekers beoordeeld aan de hand van zijn militaire rationaliteit. We vinden het normaal op een landkaart de grenzen te tekenen. Het bovenstaande kaartje, dat ik ooit maakte voor mijn website, is een voorbeeld.
Staten?
Het klopt en het klopt niet. Het klopt omdat dit inderdaad grosso modo het gebied was waar de Perzische koning Darius de Grote het rond 500 v.Chr. voor het zeggen had. Het klopt niet omdat hij niet aan het hoofd stond van een moderne staat. Misschien – ik schrijf “misschien” omdat er voors en tegens zijn – is het beter om voor de Oudheid het hele idee van een staat te laten varen. Darius stond aan het hoofd van een elite, de Achaimeniden, die erin was geslaagd allerlei volken tribuut te laten afdragen. Een landkaart van een voorindustrieel tijdperk is beter als die zulke invloedssferen toont.
Misschien is het zinvol om er, bij wijze van zijsprong, op te wijzen dat als een Romeinse auteur als Appianus het Romeinse Rijk beschrijft, hij het niet heeft over de grenzen van het rijk maar over de territoria van de volken die Rome gehoorzaamden. Tot de vele gemiste kansen rond de limes behoort dat dit erfgoedproject het publiek niet confronteert met Romeinse opvattingen over invloed en ervan afziet mensen het betrekkelijke te tonen van hun eigen opvattingen. In plaats daarvan krijgt het publiek, terwijl we al decennia proberen los te komen van de negentiende eeuw, schijnzekerheid aangereikt.
Perzen en Spartanen
Terug naar Perzië. In het jaar 431 v.Chr. ontving de toenmalige koning een gezantschap van een groep westelijke barbaren, de Spartanen. Die hadden ruzie met een andere groep, de Atheners, en vroegen nu Perzische subsidie om een strijdmacht op de been te brengen. We weten niet wat de koning in 431 antwoordde maar het staat vast dat hij in elk geval enkele jaren later de Spartanen de benodigde fondsen verstrekte. Speel ze tegen elkaar uit: het was de gebruikelijke manier om met barbaren om te gaan. Er was een binnenste invloedssfeer van volken en stammen die elk jaar in Persepolis tribuut kwamen afdragen en er was een buitenste invloedssfeer van mensen die nu eens betaalden en dan weer betaald kregen.
Bij die laatste groep behoorden de Grieken of, zoals de Perzen hun westerburen noemden, de Yauna. Er is in de negentiende eeuw een hoop heisa gemaakt over de wereldhistorische betekenis van het feit dat de Grieken er in 480-479 in waren geslaagd onafhankelijk te blijven van de Perzen. Dat denkbeeld moeten we nu toch eens laten varen. Ik heb al vaker uitgelegd dat het op logische gronden onhoudbaar is. Daar komt nog bij dat het idee in elk geval in Perzië nooit een rol heeft gespeeld.
Jona Lendering is historicus, webmaster van Livius.org en docent bij Livius Onderwijs. Hij publiceerde verschillende boeken en verzorgt een nieuwsbrief over de Oudheid. Zie ook zijn blog: mainzerbeobachter.com