Dark
Light

Pessimisme over de Nederlandse taal… nergens voor nodig?

Grote geschiedenis van de Nederlandse taal
Auteur:
5 minuten leestijd
Negentiende-eeuwse reclame voor een 'woordenboek der Nederlandsche Taal'
Negentiende-eeuwse reclame voor een 'woordenboek der Nederlandsche Taal' (CC BY-SA 4.0 - Vysotsky - wiki)

Op de achterflap van dit tweedelige boek staat een ankeiler die de bedoeling heeft je meteen nieuwsgierig te maken:

“Nog in 1930 kondigden de Telegraaf en de Nieuwe Rotterdamsche Courant de ophanden zijnde ondergang van het Algemeen Beschaafd Nederlands aan, toch communiceren tegenwoordig meer dan 24 miljoen mensen in het Nederlands. Hoe ontwikkelde het Nederlands zich in de loop der eeuwen tot de op twee na grootste Germaanse taal?”

Toch is van crisis of ondergang geen sprake in dit magistrale boek. In tegendeel, auteur Jelle Stegeman is juist buitengewoon opgewekt. Nog nooit schitterde de ster van het Nederlands zo aan het firmament. Of is dit beeld toch te zonnig? Daarover verderop meer.

Grote geschiedenis van de Nederlandse taal (set)
Grote geschiedenis van de Nederlandse taal (set)
Wie deze Grote Geschiedenis van de Nederlandse taal er bij pakt, zal even slikken van de encyclopedische omvang ervan. Het boek beslaat ruim 1200 bladzijden tekst en dan nog eens 70 pagina’s bronnen, literatuur, register en illustraties. Het kan zo maar ‘de dikke Stegeman’ gaan heten! De auteur, voormalig hoogleraar in Zürich en Leiden, publiceerde eerder onder meer over vertaaltheorie, de Max Havelaar, taalverwerving en de geschiedenis van het Nederlands. Dit boek moet haast wel een levenswerk zijn. Deel 1 ervan loopt tot pakweg 1800, deel 2 beschrijft beide eeuwen daarna. Elk hoofdstuk opent met een algemene historische toelichting om dan verder te gaan met de ontplooiing van de Nederlandse taal in die periode. Waarschuwing: de taalkundige paragrafen over klankleer, morfologie en syntaxis zijn voor niet-taalkundigen pittig, zelfs af en toe onbegrijpelijk. Van het vakjargon tuiten ogen en oren, maar… er blijft genoeg over om van te genieten. Tenslotte illustreert de schrijver zijn relaas telkens met voorbeeldteksten, bijvoorbeeld werk van Vondel, Hooft en Bontekoe of verderop, Marga Minco, Louis Paul Boon en Ramsey Nasr. Zo opent de schrijver luiken naar veel bekende en onbekende schrijvers uit het verleden.

Het boek is een overzichtswerk en mist een vraagstelling. Al komen ook de talige ontwikkelingen in België, Suriname, de Antillen, Zuid-Afrika, Indonesië en andere voormalige koloniën ruimschoots aan bod, in hoofdzaak draait het toch om de opmars van het Algemeen Nederlands (AN) in Nederland. Rond 1900 sprak minder dan 3 procent van de bevolking AN, anno 2022 doet bijna iedereen dat. Die triomftocht ging ten koste van de streektalen. Achtergrond is het ‘moderniseringsproces’, ofwel de talloze vernieuwingen in bijvoorbeeld transport, media, cultuur, techniek en economie die van een verzameling losse regio’s één geïntegreerd economisch en cultureel geheel zouden maken. Onderwijs, media en cultuur normeerden daarbij het taalgebruik naar de eisen van een kleine elite, vooral in Holland, die zichzelf als ‘beschaafd’ zag. Steeds meer mensen vonden het in de twintigste eeuw noodzakelijk om die ene gezamenlijke landstaal te hanteren, zeker voor hun kinderen. Het AN werd zo de taal van de toekomst, de streektaal de taal van het verleden.

Groot Privilege

Die victorie kende een lange aanloop. Het eerste deel schetst hoe in de delta van de lage landen al voor het jaar 1000 een eigen ‘taalvariant’ ontstond uit een mix van Frankische en Friese elementen. Die variant zou zich van west naar oost verspreiden. De Hoogduitse klankverschuiving met zijn centrum in Zuid-Duitsland schoof juist naar het Noordwesten op. Tussen beide latere staatstalen bevond zich het Nedersaksisch, dat ook gesproken werd – en wordt – in Oost- en Noord-Nederland. In de twintigste eeuw moest die tussentaal heel veel plaats inruimen voor de beide officiële landstalen Duits en Nederlands. In het Zuiden leidde de afbakening met het Frans een forse taalstrijd op, die vooral rond Brussel nog altijd niet is beëindigd.

Lang was de talige afbakening naar het Oosten vaag. Terwijl taalpuristen in de zestiende en zeventiende eeuw Franse leenwoorden afwezen, stonden ze open voor Hoogduitse ontleningen. Duits was verwant en vormde geen bedreiging voor de eigen taal, moet de overweging zijn geweest. Tot diep in de negentiende eeuw bleven Nederlanders hun taal, grammatica en spelling trouwens vaak ‘Nederduitsch’ noemen. Taalpionier Matthias de Vries die rond 1850 de grondslag legde voor het fameuze Woordenboek der Nederlandse Taal (WNT) sprak in zijn ontwerp ook nog over ‘Nederduitsch taalkundig woordenboek’. Je kunt het de Engelsen nauwelijks kwalijk nemen dat ze hun overburen ‘Dutch’ bleven noemen.

Hoewel het misschien een platitude is, blijkt ook uit dit boek dat taal een dialect met een leger is. De staatsvorming in de Bourgondische tijd hielp het Nederlands in het zadel. Op 14 maart 1477 zou Maria van Bourgondië in het Groot Privilege de bestuurders van Holland en Zeeland verplichten Nederlands te gebruiken. In dat jaar verscheen ook de Delftse Bijbel, het eerste gedrukte Nederlandstalige boek. Ruim een eeuw later maakte de ‘spraakmakende gemeente’ van de Republiek zich sterk voor de eigen taal, begon deze te zuiveren, te normeren en te codificeren. Sommigen verheerlijkten het Nederlands zelfs als de oertaal uit het Paradijs, anderen zagen hun moerstaal als uitermate geschikt voor het wetenschapsbedrijf. Velen koesterden een eigen taal als voorwaarde voor een eigen identiteit en zelfstandigheid. Taal was voor schrijvers als Hooft, Vondel, Bredero, Huygens en Cats zeg maar echt hun ding, net als voor de vrijdenker/dissident Adriaan Koerbagh die in de jaren 1660 geobsedeerd was door ‘zuiver taalgebruik’.

Proloog van de Delftse Bijbel uit 1477
Proloog van de Delftse Bijbel uit 1477

Met steun van de overheid zou het Nederlands zich na 1813 weer ontdoen van de overheersing door de Franse taal. Die bleef voor een kleine elite en als bron voor talloze ontleningen wel belangrijk. Koning Willem I voerde het Nederlands in 1819 in als bestuurstaal in zijn koninkrijk. In de loop van de negentiende eeuw zetten de moderniseringsprocessen in die de rode loper uitrolden voor de gezamenlijke taal. Een eeuw later zou die zegetocht de dialecten naar de uithoeken van ons land verdrijven, al laten bijvoorbeeld Herman Finkers in Twente en Daniel Lohues in Drenthe nog altijd zien dat je ook in het Nedersaksisch prachtige dingen kunt zeggen.

Toekomst

Bovenstaande is een verregaande versimpeling van het overweldigende panorama dat Stegeman in zijn erudiete boek schetst. Hoe ziet hij de toekomst van het AN? In het slothoofdstuk analyseert de emeritus hoogleraar op basis van negen criteria hoe vuurvast het Nederlands is. Zijn slotsom is…

‘…dat het Nederlands de 21ste eeuw niet alleen kerngezond is ingegaan … maar ook dat het twee decennia later een uitgesproken vitaliteit aan de dag legt’.

Het enige minpunt is zijns inziens de opmars van het Engels in het hoger onderwijs omdat dat op termijn een ‘domino-effect’ zou kunnen krijgen. Ter voorbereiding op de universiteit zouden middelbare scholen en daarna de basisscholen van taal kunnen verspringen. Ouders zouden daarop kunnen anticiperen door hun kinderen in het Engels te gaan opvoeden. Jammer genoeg werkt Stegeman dit potentiële rampscenario niet uit. Sommige collega’s – aangehaald in dit boek – doen dat wel en spreken juist van een ‘gevoelig domein- of ‘statusverlies’ van het Nederlands. De overheid lijkt echter blind voor onbedoelde negatieve gevolgen van de verengelsing. Elders heeft men daarvoor wel oog. Voor Engelstalige opleidingen gelden bijvoorbeeld in Vlaanderen, de Baltische staten en Denemarken beperkingen.1 Liever koketteert het Binnenhof met ‘taskforces’, vorming van een ‘outbreak management team’ of met benoeming van een ‘chief medical officer’ (coalitieakkoord december 2021). Opvallend is dat Stegeman ook de onwil van regering en parlement om de positie van de Nederlandse taal in de grondwet vast te leggen, onvermeld laat.2

Terug naar het boek. Dat schetst geen crisis, maar een zegepraal van het Nederlands. Dat is fijn om te lezen! Ondanks het jargon, de omvang en het (te) rooskleurige toekomstbeeld is dit een erg interessant en informatief boek voor wie taal, taalverandering, taalpolitiek en taalgeschiedenis in Nederland, België en Suriname aan het hart gaan. Maar ook een kwestie van ruim de tijd nemen of misschien selectief lezen.

Boek: Grote geschiedenis van de Nederlandse taal (set)
Ook interessant: Top 30 Duitse woorden in het Nederlands

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

Noten

1 – Taalbeleid moet ‘verengelsing’ hoger onderwijs kanaliseren, Nick de Jager, Volkskrant 13-12-21
2 – https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/viivckl8ibxx/nederlandse_taal_in_de_grondwet
×