Petrus’ nieuwe levensfase

Leerling, leraar, mythe
8 minuten leestijd
Petrus
Petrus
Bij uitgeverij Atheneum verschijnt oktober 2016 het boek Petrus. Leerling, leraar, mythe van Fik Meijer over Jezus’ bekende leerling en de ‘eerste paus’. Fik Meijer ging op zoek naar het verhaal van de apostel die kort na de kruisdood van Jezus uit beeld verdween. Fik Meijer is een populaire historicus en schreef eerder onder meer de boeken Paulus. Een leven tussen Jeruzalem en Rome en Jezus. En de vijfde evangelist. Op Historiek een fragment uit zijn nieuwste boek waarbij Petrus nog Simon heet en zich nog niet bewust is van zijn nieuwe levensfase.


Visser van mensen

Het Meer van Galilea. Een eindeloos wateroppervlak in een schitterend landschap met in de verte de bergen van de Golanhoogte. In de oudheid moet het er, als oorlogen de rust niet verstoorden, nog idyllischer zijn geweest. Het leven voltrok zich in trage regelmaat: boeren bewerkten hun akkers in het laagland, op de flanken van de omliggende heuvels weidden herders hun vee en in de stadjes en dorpen aan de oevers van het meer leefden veel inwoners van de visvangst.

Het meer was in de oudheid befaamd. Flavius Josephus, de Joodse geschiedschrijver en politicus uit de eerste eeuw die als generaal een jaar doorbracht in Galilea en de regio goed kende, geeft een lovende beschrijving van het meer, dat bij hem het Meer van Gennesar heet:

Het is meer dan zeven kilometer breed en ruim vijfentwintig kilometer lang. Toch is het water in het meer zoet en zeer goed te drinken. Het water is namelijk helderder en schoner dan modderig moeraswater en volkomen zuiver. Dat komt omdat het meer overal omsloten wordt door rotsen en zandstranden. Het water dat uit het meer wordt geschept, heeft een aangename temperatuur; het is verkwikkender dan rivier- of bronwater en koeler dan de grote oppervlakte van het meer doet vermoeden. Het water wordt ijskoud wanneer het aan de lucht wordt blootgesteld, wat de bewoners van die streek tijdens zomernachten regelmatig doen. In het meer leven vissen die er heel anders uitzien en ook heel anders smaken dan de vissen die in andere wateren worden aangetroffen. Dwars door het meer stroomt de Jordaan.

Meer van Galilea (1900)
Meer van Galilea (1900)

Toetreding

Op een dag in of rond het jaar 28 gooide een Joodse visser uit Kapernaüm hier zijn netten uit. Hij heette Simon. Zijn ouders hadden hem die naam op de achtste dag na zijn geboorte gegeven. Het was een populaire Hebreeuws-Aramese naam, zeker vanaf het midden van de tweede eeuw. Toen had Simon Makkabaeus de Joden definitief bevrijd van het juk van de Seleucidische koningen en van Judea een onafhankelijke Joodse staat gemaakt. Sindsdien droegen veel Joodse jongetjes die naam. Van het gezin waarin Simon opgroeide weten we niet meer dan dat hij ook nog een broer had, Andreas. Omdat zoons veelal het beroep van hun vader kozen mogen we aannemen dat ook zijn vader visser was. Hij was dat aanvankelijk in Betsaïda, waar Simon volgens het evangelie van Johannes (1:46) is geboren en samen met zijn broer opgroeide.

Buste van keizer Augustus
Buste van keizer Augustus
Betsaïda won in het begin van de eerste eeuw snel aan betekenis. Herodes, de wrede koning die de Joden tegen zich had ingenomen met zijn beleid van uitbuiting en moord, was in 4 v.Chr. gestorven. In zijn testament had de vazalvorst van de Romeinen bepaald dat zijn rijk zou worden verdeeld onder zijn zoons. Omdat de exacte formuleringen in zijn laatste wilsbeschikking nogal verwarrend waren besliste keizer Augustus, de feitelijke heerser, hoe de opvolging gestalte zou krijgen. Archelaüs kreeg het grootste deel van Herodes’ rijk: Idumea, Judea en Samaria. Zijn wanbestuur leidde evenwel tien jaar later tot een interventie van de keizer, die Archelaüs afzette en verbande en het gezag in handen van Romeinse prefecten legde. Herodes Antipas kreeg Perea en Galilea, Philippus moest het doen met Iturea en Trachonitis en delen van Paneas. Het Meer van Galilea vormde een scheidslijn tussen hun ‘rijken’. Herodes Antipas had het gezag over het westelijk deel van de regio en Philippus was de baas ten oosten van het meer. Betsaïda aan de noordoostkant van het meer viel dus onder Philippus.

Hij was anders dan zijn vader en zijn beide broers en voerde een beleid dat minder weerstand opriep. In één opzicht was hij wel een ware zoon van Herodes. Die had overal in Galilea en Judea grote architectonische projecten opgezet, waarvan de bouw van de tempel in Jeruzalem en de aanleg van de haven in Caesarea de meest in het oog springende waren. Philippus had niet de middelen om het in de regio die hem was toevertrouwd even groots aan te pakken, maar ook hij wilde met zijn ‘bouwpolitiek’ laten zien dat hij de keizer van Rome wilde eren met een fraaie hellenistische architectuur. Flavius Josephus, die in zijn geschiedverhalen aandacht besteedt aan zowel de Joodse als de Grieks-Romeinse context, vertelt dat Philippus de stad Betsaïda uitbreidde en een Romeinse naam gaf: Julias, vernoemd naar Julia, de dochter van keizer Augustus.

Petrus volgens El Greco
Petrus volgens El Greco
Om ons onbekende redenen verhuisde Simons vader vanuit Betsaïda naar Kapernaüm. Misschien voelde hij zich als Jood, gebonden aan de religieuze voorschriften van zijn voorouders, minder thuis in het door de Grieks-hellenistische cultuur beïnvloede stadje en nam hij daarom de wijk naar een plaats waar de Joodse identiteit meer geaccepteerd werd. Veel is er niet over hem bekend. Zelfs zijn naam is omstreden. Mattëus (16:17) noemt Simon Barjona, zoon van Jona. In het laatste evangelie, dat van Johannes (1:41; 21:15), wordt hij in sommige handschriften eveneens zoon van Jona genoemd, maar in andere is hij zoon van Johannes. Het zou kunnen dat de naam Jona minder vaak werd gebruikt en dat Simons vader om die reden de meer gangbare naam Johannes heeft gekregen.

Toen Simon op die bewuste dag zijn net uitwierp, wees niets erop dat zijn leven weldra een opvallende wending zou nemen. Wat er precies gebeurde is slechts in algemeenheden te reconstrueren omdat de evangelisten die verslag doen van de ommekeer in zijn leven er slechts kort en bovendien verschillend over berichten. Ze zijn het erover eens dat Simon zijn oude leven vaarwel zei en besloot een man te volgen die hem op een bijzondere wijze aansprak. Die man was Jezus, die kort daarvoor in de openbaarheid was getreden en bezig was volgelingen te verzamelen. Die moesten hem gaan helpen bij het uitdragen van zijn boodschap van het naderend koninkrijk van God. Op dat moment waren voor Simon de consequenties van zijn beslissing om met Jezus mee te gaan nog niet goed te overzien. Hij kon niet vermoeden dat hij weldra in Jezus’ beweging een belangrijke positie zou innemen.

petrus-en-jezusVoor een gebeurtenis met zo verstrekkende gevolgen is er opvallend weinig aandacht in de evangeliën. Zeker in het oudste evangelie, dat van Marcus. Als de paar regels (Marc. 1:16-20) de kern weergeven, zou het als volgt gegaan kunnen zijn: Simon en zijn broer Andreas stonden met een werpnet in de hand op een ondiepe plaats in het water. Ze wachtten tot er een school vissen voorbij kwam. Op dat moment gingen ze over tot actie. Met hun rechterhand wierpen ze het net dat op hun linkerarm rustte in het water. Het was een primitieve manier van vissen, die veel geduld vergde. Als beroepsvissers hadden ze ook sleepnetten, die ze over de bodem trokken. Twee andere vissers, Jakobus en Johannes, waren samen met hun vader Zebedeüs en enkele dagloners in een boot bezig met het herstellen van die netten. Toen gebeurde er iets totaal onverwachts. Een voorgeschiedenis is er niet. Het is een momentopname. De vier mannen worden aangesproken door Jezus. Ze laten hun vissersbestaan achter zich en volgen hem. Een nieuwe tijd is aangebroken. Eenmaal ‘geroepen’ onderscheidt Simon zich meteen van de andere bekeerlingen. Jezus noemt hem de ‘Rots’, voor de evangelisten geruime tijd later een bevestiging van de rol die Simon zal spelen en een voorafspiegeling van de positie die hij na Jezus’ dood in de gemeenschap van zijn volgelingen zal innemen. In het huis van Simon en Andreas doet Jezus ook zijn eerste grote wonder: hij geneest de schoonmoeder van Simon (Marc. 1:29-31). Zijn reputatie is gevestigd, en hij bevestigt die door ook andere zieken te genezen.

Over de gemoedstoestand van de vier eerste leerlingen, toen ze door Jezus werden aangesproken, laat Marcus zich niet uit. Ze gaven onmiddellijk gehoor aan zijn oproep om hem te volgen. Jezus’ woorden waren genoeg om hen te overtuigen. Maar als we bij de historicus Flavius Josephus lezen dat de bevolking onderworpen was aan een hoge belastingdruk, krijgen de motieven van Simon en de andere vissers meer reliëf. Visvangst leverde voor sommigen voldoende inkomsten op om van te leven. Van Zebedeüs en zijn zoons Jakobus en Johannes wordt zelfs expliciet verteld dat ze enkele dagloners in dienst hadden, wat wijst op een in essentie winstgevend bedrijf. Als de winsten echter teniet werden gedaan door hoge belastingen, is het goed voorstelbaar dat vissers dezelfde gedachten koesterden als ontevreden boeren en besloten om iemand te volgen die liet doorschemeren dat hij een einde zou maken aan de uitbuiting in de samenleving. Je zou het een protestactie kunnen noemen tegen het beleid van koning Herodes Antipas, die de bevolking uitperste om zijn luxueuze leefwijze en monumentale bouwpolitiek te kunnen bekostigen. In eerste instantie ben je geneigd te denken dat ze hun oude beroep definitief vaarwel zeiden, maar dat is niet helemaal juist. Na de dood van Jezus, toen wanhoop hen in zijn greep hield, keerden ze terug naar het Meer van Galilea, waar ze (tijdelijk) opnieuw vissers werden.

Petrus - Fik Meijer
Petrus – Fik Meijer
De evangelist Lucas (5:1-11) vertelt een iets ander verhaal, dat rijker is aan symboliek. Jezus loopt langs het Meer van Galilea en ziet twee boten op de oever liggen. De vissers zijn uitgestapt en zijn bezig de netten te spoelen. Jezus stapt in de boot van Simon en vraagt hem een eindje het meer op te varen. Dan begint hij te preken voor de op de oever verzamelde menigte. Klaarblijkelijk was zijn boodschap al door velen opgepikt en wilden ze hem nu persoonlijk zien en horen preken. Als Jezus zijn preek heeft beëindigd vraagt hij Simon verder het meer op te varen en de netten uit te werpen. Simon antwoordt dat ze de hele nacht hebben gevist zonder iets te vangen. Toch geeft hij gehoor aan het verzoek. Dan vindt het eerste ‘wonder’ plaats in het leven van Simon. De school vissen die in de netten zwemt is zo groot dat de hulp van andere vissers moet worden ingeroepen om te voorkomen dat de netten scheuren. Zo halen ze een enorme vangst aan boord van twee vissersboten. Als Simon het resultaat van hun inspanningen ziet, valt hij op zijn knieën en zegt dat hij een te zondig mens is om Jezus te volgen. Maar die stelt hem gerust met de woorden:

‘Wees niet bang, voortaan zul je mensen vangen.’

De vissers trekken de boten aan land en volgen hem. Simon is een nieuwe levensfase ingegaan.

~ Fik Meijer

Boek: Petrus. Leerling, leraar, mythe – Fik Meijer
Fik Meijer schreef eerder een boek over de apostel Paulus

Bekijk dit boek bij:

Bestel dit boek bij de Historiek Geschiedeniswinkel

Fik Meijer (1942) is classicus/oudhistoricus en auteur van een groot aantal bestsellers over de oudheid. Foto: CC BY-SA 4.0 - Vera de Kok - wiki

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×