De misdrijven van nazi-collaborateur Pieter Schaap

In dienst van de nazi’s – Paul van de Water
10 minuten leestijd
Peter Schaap aan het eind van de Tweede Wereldoorlog
Peter Schaap aan het eind van de Tweede Wereldoorlog (Publiek Domein - wiki)

Hieronder staan voorbeelden van de misdrijven die Schaap beging en de slachtoffers die hij daarbij maakte. Het is niet mogelijk om een compleet overzicht te maken. Ten eerste is er geen totaaloverzicht, want niet alle slachtoffers zijn bekend. Ten tweede is de lijst van wat wel bekend is zo lang, dat daar een heel boek mee gevuld zou kunnen worden. Onderstaande voorbeelden zijn exemplarisch voor wat Schaap deed.

Schaap als Jodenjager

SD insigne
SD insigne
In zijn functie als rechercheur van het Bureau Joodse Zaken was Schaap actief betrokken bij het oppakken en beroven van Joden, die hij vervolgens liet deporteren naar Westerbork. Hij maakte intensief gebruik van zogeheten V-Leute (zie kader hieronder). Vooral door de inzet van V-Frauen als Ans van Dijk, Jeanne Valkenburg en Branca Simons kon hij veel Joden en zogeheten Jodenbegunstigers oppakken. De werkwijze verliep als volgt. Een V-Frau of V-Mann trad in contact met beoogde slachtoffers, won hun vertrouwen en ontfutselde zo veel mogelijk informatie. Vervolgens werd Schaap hierover geïnformeerd, zodat hij de arrestaties kon verrichten. Onderduikgevers werden gestraft of afgeperst.

V-Leute

Een V-Mann of V-Frau – de V staat voor Vertrauen – was een man of vrouw die in het geheim als een soort van agent-provocateur werkte voor de Duitsers, in dit geval de SD. Het is opvallend dat de Duitsers gebruikmaakten van Joodse V-Leute om Joden op te sporen. Deze V-Leute hoefden – zolang ze goed presteerden – niet bang te zijn voor deportatie, hoefden geen gele ster te dragen en kregen bovendien een goede geldelijke beloning. Ze maakten de keuze om voor de bezetter te werken meestal niet vrijwillig maar onder dwang: de keuze voor een V-Mann of V-Frau was werken voor de Duitsers of deportatie naar een concentratiekamp.

Na de oorlog beweerde Schaap dat hij de rechercheur was met de meeste V-Leute en dat hij daarom zo veel Joden kon oppakken. ‘Er waren dagen dat ik 300 gulden extra verdiende door het arresteren van Joden,’ aldus Schaap in een verhoor van 5 september 1945. In datzelfde verhoor zei hij ook:

‘Er zijn wel maanden geweest dat ik 800 tot 900 gulden extra verdiende. Nooit heb ik mij iets toegeëigend van het door mij in beslag genomen geld en waardeartikelen.’

Dat laatste is aantoonbaar onjuist. Bij zijn vlucht (april 1945) voor de geallieerden en de Binnenlandse Strijdkrachten had hij een tas bij zich die vol zat met waardevolle eigendommen van zijn slachtoffers. Wat niet in de tas paste, had hij aan zijn vrouw en stiefdochter in bewaring gegeven. Bovendien waren er tal van getuigen – zowel slachtoffers als voormalige collega’s – die bevestigden dat stelen, afpersen en plunderen tot het normale gedrag van Schaap behoorde.

V-Frauen

Schaap was bedreven in het ronselen van V-Frauen. In eerste instantie gebruikte hij zware bedreigingen, maar als snel wist hij hen zo te manipuleren dat ze hun werk met enthousiasme deden. Wie niet genoeg ‘leverde’, werd opnieuw door Schaap bedreigd met transport naar een kamp. Deze feiten werden Schaap na de oorlog zwaar aangerekend. Zijn bekendste V-Frauen waren Branca Simons, Jeanne Valkenburg en Ans van Dijk.

Ans van Dijk

Ans van Dijk tijdens haar proces - wiki
Ans van Dijk tijdens haar proces – wiki
Anna van Dijk – roepnaam Ans – was een lesbische Jodin die vóór de oorlog een dameshoedenwinkel had op de Nieuwendijk. Die winkel – met de ietwat gewrochte naam Maison Evani – moest zij in 1941 sluiten vanwege de anti-Joodse maatregelen: Joden mochten geen winkelier zijn, en haar zaak stond als Joodse onderneming ingeschreven. Ze had zich echter nooit als Jood laten registreren. Ze liet daarom haar haar blonderen en bemachtigde een vals persoonsbewijs. Als Alfonsia Maria de Jong hielp zij andere Joden aan een vals persoonsbewijs en ook aan onderduikadressen. Begin 1943 werd het haar te gevaarlijk en dook ze zelf onder. Ze werd in mei 1943 verraden en opgepakt door Pieter Schaap. Na vijf dagen hechtenis gaf hij haar de keuze: als V-Frau voor hem werken of op transport naar een concentratiekamp. Over die keuze hoefde zij eigenlijk niet na te denken. Ze koos onmiddellijk de eerste optie. Al vrij snel ontwikkelde zij zich tot een even geraffineerde als beruchte verraadster van Joden. Het precieze aantal slachtoffers dat zij maakte, is niet meer te achterhalen, maar het waren er meer dan honderd. Zelfs haar eigen broer en diens gezin werden slachtoffer van haar verraad. Al die tijd werkte ze voor Pieter Schaap. Hij gebruikte haar als V-Frau, en zij liet zich ook door hem misbruiken. Zelf heeft zij altijd volgehouden dat ze handelde uit pure angst voor Schaap. Dat kan natuurlijk, maar het blijft opvallend dat zij zich volledig inleefde in haar rol, dat ze met groot enthousiasme en fanatisme haar verraderlijke werk deed, dat zij zich er grof voor liet betalen en dat ze geen enkele poging heeft ondernomen om te vluchten en onder te duiken. Vooral in de eerste weken van haar functioneren als V-Frau moet daar gelegenheid voor geweest zijn. Het is aannemelijk dat het verraad haar een gevoel van macht gaf. Dat gevoel in combinatie met financiële motieven zorgde ervoor dat zij steeds fanatieker werd.

Na de Tweede Wereldoorlog kreeg Van Dijk de doodstraf. Die werd op 14 januari 1948 daadwerkelijk uitgevoerd. Daarmee is zij in Nederland de enige vrouwelijke handlanger van de Duitsers die door middel van een gerechtelijk vonnis werd geëxecuteerd. Hoewel Ans van Dijk bovenal een dader was die vele malen het zware misdrijf van verraad pleegde, was zij ook het slachtoffer van het misdadige optreden van Pieter Schaap.

Jeanne Valkenburg

‘Uit de gerechtelijke stukken over deze zaak blijkt dat Schaap ook tienduizenden guldens van deze familie heeft geroofd’

Jeanne Valkenburg werkte in Amsterdam als prostituee en hoerenmadam. Als voormalig rechercheur van de Amsterdamse politie met veel contacten in de onderwereld kende Schaap haar goed. Ze was geen Jodin, maar was wel een tijdje getrouwd geweest met een Joodse man, en daarna had ze een relatie met een Joodse marktkoopman. Ze had daarom goede contacten in Joodse kringen. In Amsterdam was haar bijnaam Jeanne de Leugenaarster. Ze stond namelijk bekend om haar leugenachtige gedrag en om haar talent voor bedrog. Ze hielp Joden aan valse persoonsbewijzen en onderduikadressen. Ze werd betrapt door de rechercheurs van het Bureau Joodse Zaken, en daarna werd ze actief als V-Frau. Pieter Schaap maakte veel gebruik van haar en kon via haar vele Joden oppakken. Waarschijnlijk heeft zij ongeveer vijftig Joden verraden. Na de oorlog werd ze ter dood veroordeeld, maar die straf werd door middel van gratie omgezet in levenslang. In 1960 werd ze vrijgelaten.

De familie Sarphati

De Joodse familie Sarphati dook begin 1943 onder op verschillende adressen in Amsterdam. Zij werden daarbij ogenschijnlijk heel goed geholpen door Jeanne Valkenburg. Niemand van de familie Sarphati wist dat deze vrouw voor Pieter Schaap werkte. Zij bracht Joden onder op onderduikadressen, en daarna tipte zij Schaap, die vervolgens binnenviel en de Joden oppakte. Dat overkwam Raphaël en Flora Sarphati ook, bijgenaamd Flik en Flok. Zij werden op 15 mei 1943 gearresteerd. Via dezelfde Jeanne Valkenburg was Schaap uitgebreid geïnformeerd over de adressen waar andere leden van de familie Sarphati waren ondergedoken. Diezelfde avond werden de ouders van Raphaël Sarphati – Mozes Sarphati en Rosetta Sarphati-Roco – door Schaap opgepakt en beroofd van minstens 6000 gulden. Schaap mishandelde Mozes Sarphati, en die was daar niet tegen bestand. Hij gaf de onderduikadressen van zijn familie aan Schaap door. Uiteindelijk werden er minstens acht leden van de familie Sarphati opgepakt. De meesten werden in Sobibor vermoord. Uit de gerechtelijke stukken over deze zaak blijkt dat Schaap ook tienduizenden guldens van deze familie heeft geroofd. Na de oorlog verklaarden verschillende collega’s van Schaap dat hij hen liet meedelen in de geroofde opbrengsten. Het ‘poetje van Schaap’ werd de roofbuit bij Bureau Joodse Zaken genoemd.

Martin Ezechiël Cohen

Arbeit Macht Frei - Beruchte tekst boven de toegangspoort van Auschwitz
Arbeit Macht Frei – Beruchte tekst boven de toegangspoort van Auschwitz (CC BY 2.5 – Muu-karhu)
Op 17 april 1946 legde Elisabeth van Loon een verklaring af bij de rechter-commissaris te Amsterdam. Martin Cohen was bij haar ondergedoken. Ze kende hem al langer, want voor zijn onderduik had hij twaalf jaar bij haar op kamers gewoond. In de loop van zijn onderduikjaar had hij haar verschillende waardevolle spullen laten zien, waaronder een doosje met juwelen en een koffertje met zilver bestek. De getaxeerde waarde van de spullen was 10.000 gulden. Hij vertelde haar dat het toebehoorde aan zijn broer. Hij gaf het vervolgens aan haar ter bewaring, zodat hij het na de oorlog weer terug kon krijgen. Op 13 juli – het jaartal weet Van Loon niet meer – vielen Schaap en een paar van zijn collega’s bij haar binnen en werden zij en Cohen gearresteerd. De agenten stalen de waardevolle bezittingen van Cohen. Schaap liet de inhoud van het juwelendoosje in zijn zak glijden. Van Loon werd twee dagen vastgezet en daarna vrijgelaten. Cohen is waarschijnlijk via Westerbork in Auschwitz terechtgekomen. Hij overleed daar op 6 september 1944.

Frits Stibbe en Mozes Velleman

Frits Stibbe was een Joodse man die zijn geld verdiende als vertegenwoordiger. In 1942 dook hij onder. Hij werd verraden, en op 2 mei 1943 werd hij op zijn onderduikadres in Amsterdam gearresteerd door Schaap. Zijn vriend en collega Mozes Velleman was bij hem op bezoek, en ook hij werd meegenomen. Stibbe overleed op 14 mei 1943 in Sobibor. Eén week later werd zijn vriend Mozes Velleman in hetzelfde vernietigingskamp vermoord.

Seksuele relaties

Schaap ging bij het opsporen en oppakken van Joden niet zachtzinnig te werk, en als er wat te stelen viel van opgepakte Joden, dan stond hij vooraan in de rij. Hoewel hij getrouwd was, nam hij het principe van de huwelijkse trouw niet serieus. Hij had verhoudingen met zijn tipgevers en infiltranten, maar ook met vele andere vrouwen. Hij had er geen problemen mee om seksuele relaties te onderhouden met Joodse vrouwen. Volgens de Duitse wet was dat rassenschennis, en daar stond een zware gevangenisstraf of zelfs de doodstraf op. Het was overigens een veelvoorkomende praktijk waar zowel Nederlandse als Duitse SD’ers van het Bureau Joodse Zaken zich schuldig aan maakten. Schaap was dus niet alleen strafbaar volgens de Nederlandse wet, maar ook de toepassing van de Duitse wetten zouden hem al tijdens de bezetting minstens een veroordeling tot een zware gevangenisstraf opgeleverd hebben.

Schaap in het Scholtenhuis

In Groningen was Schaap direct betrokken bij diverse moorden en martelingen die beschreven staan in het hoofdstuk over Zacharias Sleijfer. Het gaat onder meer om de leden van de plaatselijke verzetsgroep De Groot: Anda Kerkhoven, Gerrit Boekhoven, Louis Swaagman, Harm Blauw en Roelof Hamminga. Schaap deed volop mee aan hun mishandelingen en martelingen. Bij degenen die geëxecuteerd werden, haalde hij waarschijnlijk niet zelf de trekker over, maar hij was er wel bij aanwezig, en in sommige gevallen gaf hij het signaal om te schieten. Ook bij de mishandelingen en martelingen van Jan Drent, Johannes Tepper en Pieter Boer was Schaap actief betrokken.

Scholtenhuis in 1940
Het ‘V-teken’, voorheen gebruikt door het verzet, werd in 1941 overgenomen door de Duitsers met de slogan “Victorie want Duitschland wint voor Europa op alle fronten”, Scholtenhuis aan de Grote Markt in Groningen in 1941.

Schaap en zijn leidinggevende Kaper speelden bij verhoren vaak het toneelstukje van de good guy en de bad guy. Kaper begon de ondervraging tamelijk vriendelijk, terwijl Schaap op de achtergrond stond te wachten met een zweep in zijn handen. Als de vriendelijke benadering niet genoeg opleverde, verliet Kaper de kamer en begon Schaap met de afranselingen.

Louis de Jong

In Groningen zette Schaap zijn ervaring als Jodenjager onverkort en met resultaat in. Hij pakte weliswaar beduidend minder Joden op dan in Amsterdam, maar dat had weinig tot niets te maken met zijn inzet of zijn prioriteiten. De meeste Joden in Groningen waren medio 1944 namelijk al opgepakt en gedeporteerd.

Het verhaal van Leopold David de Jong is illustratief voor het optreden van Schaap. Leopold David de Jong – roepnaam Louis – was vertegenwoordiger van kasregisters. Hij woonde in Heemstede. Hij was getrouwd met een Duitse, niet-Joodse vrouw. Hij was een Jood, maar de status van een gemengd huwelijk bood hem een zekere bescherming tegen deportatie. Bij een controle door Schaap gaf hij zich uit voor een ‘half Jood’. Schaap kwam er vrij snel achter dat dat niet klopte. Hij zette De Jong vervolgens onder zware druk om zijn tipgever te worden. De Jong bezweek onder de druk en ging voor Schaap werken. Hij verraadde ongeveer vijftig Joden, onder wie zijn eigen broer.

In dienst van de nazi’s
In dienst van de nazi’s – Paul van de Water
Na verloop van tijd werd De Jong bang dat hij ontmaskerd zou worden als handlanger van de SD. Op advies van Schaap liet De Jong zich vrijwillig transporteren naar Westerbork. Ook daar gaf hij voor andere Joden belastende informatie door aan de plaatselijke leiding, en waarschijnlijk ook aan Schaap. Hij kreeg daardoor in Westerbork allerlei privileges. Hij mocht zelfs op verlof naar Groningen. Tijdens zo’n verlof vroeg hij Schaap te regelen dat hij naar Zwitserland zou kunnen uitwijken. Zijn vrouw, die hij en passant beschuldigde van een buitenechtelijke relatie en van illegale activiteiten, wilde hij niet meenemen. Schaap beloofde hem te kijken wat er mogelijk was. Vervolgens nam De Jong zijn intrek in een leegstaande woning. Nadat Schaap hem had verteld dat een vlucht naar Zwitserland niet zou lukken, maakte de Jong aan Schaap bekend dat hij een plan had om zijn vrouw te vermoorden. Schaap vond dat een ‘ploertenstreek’. Hij zorgde er vervolgens voor dat De Jong alsnog gearresteerd werd. Tijdens het transport naar het Huis van Bewaring vertelde De Jong dat er nog twee Joodse vrouwen in het huis waren ondergedoken. Schaap ging daarop met De Jong terug, en die probeerde daar te ontsnappen. Schaap schoot hem vervolgens twee kogels door het hoofd. Volgens collega’s van Schaap deed hij dat omdat hij een seksuele relatie had met de vrouw van De Jong. Dat zou ook de reden zijn geweest om De Jong te adviseren om naar Westerbork te gaan. Schaap heeft deze beschuldiging altijd ontkend, maar hij bevestigde wel dat hij De Jong had doodgeschoten. Later zouden collega’s van Schaap en ook Ans van Dijk voor de rechtbank verklaren dat Schaap wel degelijk een seksuele relatie had met de vrouw van De Jong.

Fragment uit het boek In dienst van de nazi’s. Gewone mensen als gewelddadige collaborateurs. Hierin schrijft Paul van de Water over daders tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het bevat tien niet eerder gepubliceerde portretten van Nederlanders die zich in dienst van de Duitsers schuldig hebben gemaakt aan misdrijven als intimidatie, mishandeling, marteling, verraad, moord of doodslag. Op Historiek een fragment over de Amsterdamse politieagent Pieter Schaap, die honderden Joden oppakte en als medewerker van Joodse Zaken medeverantwoordelijk was voor het fatale lot van vele duizenden Joden.

Boek: In dienst van de nazi’s – Paul van de Water

Paul van de Water (1953-2022) was verbonden aan het NIOD en de UvA waar hij een promotieonderzoek deed naar gewelddadige Nederlandse collaborateurs tijdens de bezetting. Over dit onderwerp publiceerde hij in 2020 In dienst van de nazi's. In mei 2021 verscheen zijn tweede boek, namelijk Langs de lijn, over collaborerende Nederlandse en Vlaamse sporters. In 2022 verscheen vervolgens Foute vrouwen, over Nederlandse en Vlaamse vrouwen die collaboreerden met de nazi's.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×