Regina Grelinger was voor de oorlog op muzikaal terrein een Bekende Nederlander (BN-er), ook in Nederlands-Indië. Na de oorlog speelde zij een belangrijke rol als muziekpedagoge voor vele talenten in Den Haag. Haar carrière omvatte meer dan 60 jaar actief optreden. Zij was een veelzijdig talent: piano, viool, altviool, cello, fluit en harp, zang en compositie. Dit alles beheerste zij.
Regina moet een onafhankelijke, eigenzinnige en ondernemende vrouw zijn geweest met een enorme passie voor muziek. Regina trouwde maar liefst zes keer. Haar eerste huwelijk duurde maar een paar maanden. Zij was lid van de ‘Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht in Nederlandsch Indië’. Zij trok zich niets aan van wat mensen over haar zeiden. Ze vond dat ze al genoeg kritiek kreeg omdat ze cello speelde, wat men toen onbehoorlijk vond voor een vrouw. Ook de maatregelen van de Duitse bezetter lapte ze aan haar laars, wat wel consequenties had.
Nu lijkt zij vergeten, zelfs het Nederlands Muziekinstituut heeft geen informatie over haar. Als driejarige speelde ze op gehoor muziek na op de piano. Ze werd een wonderkind genoemd toen ze als zestienjarige haar cello-debuut maakte op het concertpodium. Regina was leerlinge van onder andere Max Mossel (1871-1929) en Sam Swaab (1887-1971).
Zij werd geboren op 12 december 1888 en groeide op in Amsterdam. Zij was dochter van Arnold Grelinger (1853), koopman in chemische artikelen en Henriëtte Coster (1863). Zij kwam uit een artistieke familie. De toneelspeler Wim Grelinger (1889-1977) en de componist Charles Grelinger (1873-1942) waren haar neven. In 1928 publiceerde Charles zijn autobiografie getiteld 35 Ans de purée, opgedragen aan zijn nicht Regina Grelinger.
Carrièrestart
In 1907 was Regina Grelinger celliste bij het ‘Het Hollandsch Dames-Trio’ dat bestond uit Jeanette Mossel-Belinfante (piano), Clara van IJzer (viool) en Regina Grelinger (violoncel). In 1908 maakten zij een tournee door Nederland. Regina werd in het voorjaar van 1909 uitgenodigd voor een tournee door Oostenrijk-Hongarije en de Oriënt. De violist Josef Neuman Braunstein (1883) begeleidde haar op deze tournee. Zij trouwde met hem op 27 maart 1909 in Boekarest, dat toen ‘klein Parijs’ werd genoemd. Braunstein, geboren op 28 oktober 1883 in Boekarest, had gestudeerd aan het plaatselijke conservatorium en was twee jaar concertmeester bij de Roemeense Nationale Opera. Ook studeerde hij in 1902 bij Otokar Sevcik, aan het conservatorium van Praag. Regina speelde in Boekarest voor koningin Carmen Silva van Roemenië en kreeg van haar een zilveren lauwerkrans.
Regina werd een veelzijdige en ondernemende artieste genoemd toen zij bij het afscheidsconcert te Praag, Braunstein verving die gewond was aan zijn hand. Behalve haar eigen cel-soli nam zij ook verschillende piano- en viool-soli voor haar rekening. De lokale bladen waren vol lof. Het echtpaar wilde zich in Saarbrücken vestigen, waar Braunstein vioolleraar werd aan het Conservatorium en Regina Grelinger violoncel-lerares. In mei 1909 vertrok zij naar Saarbrücken. Er moet iets zijn voorgevallen want in juni 1909 keerde Regina alleen terug naar een pension in Scheveningen en maakte met vier andere jonge Nederlandse musici een reis door Nederland. Het waren Coenraad Muller, bariton, Truida de Groot, violiste, Anna de Groot, pianiste en Ida Kooiman, sopraan. Het huwelijk werd op 18 oktober 1909 door de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam ontbonden, op verzoek van Regina wegens overspel van de echtgenoot. In december 1909 vestigde Regina Grelinger zich in Rotterdam en eind 1910 ging zij bij haar ouders in Den Haag wonen op Plein 18, en werd celliste bij het ‘Haagsch Trio’ met Harry Hus violiste en Marius Kerrebijn, pianist.
De arts en instrumentbouwer Gerrit Jan Van Leeuwen liet in 1911 het ‘Haagsch Trio’ spelen met door hem gemaakte ongelakte instrumenten, viool en cello, omdat hij wilde bewijzen dat chemische preparaten als lak niet nodig zijn voor een goed geluid. De proef slaagde. Ook in het buitenland werden zijn Cremona-Hollandia violen gewaardeerd. In augustus 1912 ontving Dr. Van Leeuwen het gouden kruis voor kunsten en wetenschappen van Italië en de violoncelliste Regina Grelinger het zilveren kruis ‘al merito’; beiden naar aanleiding van een intieme soirée te Milaan. Op 10 september 1912 trouwde ze met Van Leeuwen (1871-1936) in Amsterdam. Tijdens haar huwelijk continueerde zij haar muzikale optredens in het land. In 1920 maakte zij deel uit van het ‘Hollandsch Damestrio’, dat bestond uit Harry Hus, violiste en Malka Slusewski, pianiste. Regina speelde ook viool bij het Residentieorkest, onder Peter van Anrooy, tot zij in 1924 naar Nederlands-Indië vertrok. Het huwelijk met Gerrit jan van Leeuwen hield geen stand. Op verzoek van Regina zijn zij 23 februari 1922 in Den Haag gescheiden.
Batavia
Regina vertrok in juni 1924 voor een tournee door Nederlands-Indië. Op uitnodiging van verschillende plaatselijke kunstkringen maakte het trio Regina Grelinger (celliste), Lida Langerveld (violiste) en Felix Dyck (pianist) in 1924 een tournee over Java, met als concertplaatsen Tegal, Semarang, Solo, Soerabaia, Malang, Djokja, Bandung en Buitenzorg. Dat was zo succesvol dat zij in Nederlands-Indië bleef en in verschillende ensembles deel bleef uitmaken van het muzikale leven aldaar. Zowel als celliste als pianiste maakte zij onder auspiciën van de Kunstkring in Batavia verscheidene tournees door Indië. Ook speelde ze in het ‘Bataviaasch Dames-kwartet’, dat bestond uit Lida Langerveld, Phine Mulder en Regina Grelinger. Dit kwartet gaf in maart 1927 onder meer een concert ter herdenking van de honderdste sterfdag van Beethoven. Haar optreden was regelmatig te horen op de radio. Zij vestigde zich in Batavia waar zij zich ook speciaal op (muziek)pedagogisch gebied naam wist te verwerven.
De Indische huwelijken
Zij trouwde 10 juli 1926 te Batavia J. Stevens. Over Stevens is weinig bekend en het is onduidelijk of het huwelijk eindigde door scheiding of zijn overlijden. Op 10 oktober 1927 huwde Regina Nantius van Meerten (1902 Den Helder, stuurman) in Batavia. Zij is gescheiden van Van Meerten. Vervolgens trouwde Regina op 4 april 1931 te Batavia met Rubertus (Ru) Kolthoff, administrateur (1906-1957).
Kort terug in Nederland
In 1931 vertrok Regina na zeven jaar uit Indië met haar nieuwe echtgenoot Ru Kolthoff. Zij was uitgenodigd om concerten te geven in Amerika, onder meer in New-York, Philadelphia en Boston. Het is onduidelijk of dit is doorgegaan, de kranten schreven er in ieder geval niet over. Vervolgens nam ze zangles bij Roberto Tamanti, die zich tijdelijk in Den Haag gevestigd had, omdat ze ontdekt had dat ze een goede sopraan had. Ook was zij lid van de examencommissie van Sam Schuijer’s zang- en muziekschool in Den Haag en gaf daar ook operalessen.
Weer in Nederlands-Indië
Begin 1932 was zij terug in Indië en richtte zij zich meer op het geven van muzieklessen. Zij componeerde de kinderoperette ‘Vrouw Holle’ op een tekst van Dina Stibbe-Onnen en regisseert een optreden in Batavia. Ook organiseerde zij een Beethoven-benefietconcert ten behoeve van werklozen. De kranten in Nederlands-Indië maakten nog nauwelijks melding van een optreden van Grelinger. Wellicht had dit te maken met het verschil van inzicht dat zij had met de Kunstkring in Batavia, die het monopolie had op voorstellingen. In 1930 had zij met Lien de Waart en Lida Langerveldt de ‘Vereniging tot bevordering van het Bataviasche muziekleven’ opgericht om het monopolie van de Kunstkring te Batavia op voorstellingen te doorbreken. De Kunstkring deed naar hun mening te weinig voor plaatselijke en nieuw aangekomen artiesten om te kunnen optreden. Mogelijk was dit voor haar ook de reden om in mei 1933 definitief naar Nederland te vertrekken.
Definitief in Nederland
Per 1 September 1933 begon Regina als hoofdlerares zang aan Sam Schuijer’s zang- en muziekschool. Zij was ook operalessen gaan geven aan deze muziekschool en werd lerares bij de Maatschappij tot bevordering van toonkunst. In Nederland was zij ook regelmatig op de radio te horen, bijvoorbeeld op 4 oktober 1933 toen ze begeleidde op de vleugel bij een cello-recital van Louis Schuyer. Regina, die zich met haar echtgenoot in Den Haag had gevestigd, gaf daarnaast privé-muzieklessen voor piano, viool, cello en zang en zij had een opera- en cabaretklas. Zij adverteerde hiervoor regelmatig in de Haagsche Courant.
Bij de ‘’s-Gravenhaagsche Operette-vereniging’ had Regina in 1934 de muzikale leiding bij de operette ’De Prinses van Sind’, en de kinderopera ‘Vrouw Holle’, die zij Indië had gecomponeerd. Zij had de muzikale leiding bij de opvoering van de operette ’Ein Walzertraum’ bij de Haagsche Dilettanten Operette. De regie van deze operette was in handen van Ru Kolthoff. Vanaf 1935 had zij haar eigen ‘Grelinger’s operette gezelschap’, een amateurgezelschap, waarmee ze met haar leerlingen vele malen optrad: ‘Die Lustige Witwe’, ‘De Boemelbaron’, ‘De Vleermuis’, ‘Giuditta’, ‘Czárdásvarstin’ en ‘Im Weiszen Rössl’. Zij traden op in onder andere de Koninklijke Schouwburg, Pulchri, Diligentia, Seinpost. Ru Kolthoff assisteerde haar als producer en regisseur. De baten van die optredens van haar gezelschap waren bestemd voor goede doelen, zoals het ondersteuningsfonds voor behoeftige musici (stichting van de Nederlandse Toonkunstenaarsband), de ,’Anti-vivisectiebond’, het comité ‘Kunst in nood’, de stichting ‘Pa van der Steur’ te Magelang (een weeshuis) en het tehuis voor Oudere Werklozen Den Haag. In 1939 trad haar gezelschap op voor de Nederlandse militairen.
Ook hield zij regelmatig met haar leerlingen een uitvoering in den Haag bij de Haagsche Kunstkring, met klassieke en moderne zangnummers, schetsen en toneelstukjes, begeleid door leerlingen uit de orkestklas. Ter gelegenheid van de verloving van prinses Juliana (1936) met Bernard von Lippe Biesterfeld componeerde Regina een Oranje-mars met tekst van haarzelf, die zij aan het jonge paar aanbood. In 1939 bereidde de ‘Fritz Hirsch Operette’ – het eerste professionele operettegezelschap in Nederland – een wereldtournee voorm onder de muzikale leiding van Regina Grelinger. De oorlog gooide echter roet in het eten. Fritz Hirsch (1888-1942), Duits toneelspeler en zanger, kwam in Mauthausen om het leven.
De oorlog en bezetting
Begin mei 1940 had Regina het plan om opera ‘Rembrandt van Rijn’, van haar in Parijs wonende neef Charles Grelinger te gaan uitvoeren, met Ru Kolthoff als regisseur. In de kranten werd alleen dit voornemen gemeld, maar niet de opvoering zelf. Wellicht leidden de oorlogshandelingen ertoe dat er andere prioriteiten werden gesteld, zoals de cabaretvoorstellingen voor gewonde Nederlandse militairen die Ru Kolthoff en Regina Grelinger gaven van mei tot november 1940.
In september 1940 verhuisden zij van de Badhuiskade naar Frankenslag 344. Op dit adres woonden Jacob van Gelderen en Alexandrina de Vries met twee van hun kinderen. Onder druk van de omstandigheden pleegde dit Joodse echtpaar, samen met kinderen, op 14 mei 1940 zelfmoord. Kolthoff en Grelinger konden het huis huren.
Regina ging in het begin van de oorlog gewoon door met haar muzikale activiteiten, de ‘Fledermaus’ in januari, ‘Lustige Witwe’ in september en ‘Figaro’s Hochzeit’ in oktober. Zij continueerde ook haar muzieklessen en opera- en cabaretklassen, en muziekavonden met haar leerlingen in Pulchri Studio te Den Haag. Zij meldde zich begin 1942 niet aan bij de Kultuurkamer en zocht begin 1942 een sopraan en bariton voor een hoofdrol en een kleine accordeon voor een leerling in de Haagsche Courant.
Arrestatie
Regina werd 22 april 1942 gearresteerd nadat zij in Den Haag met haar leerlingen een concert gegeven had, omdat zij zich niet aangemeld had bij de ‘Kultuurkamer’ en werd naar de politiegevangenis gebracht. Daar ontdekte de Sicherheits Polizei dat zij ‘Joods bloed’ had. Mogelijk kwam dit door haar uiterlijk. Bram van der Vlugt (een van haar latere leerlingen) beschreef haar als een struise vrouw met forse boezem en een forse neus. Regina had zich niet aangemeld als Joods. Zij was niet joods opgevoed, was als doopsgezind geregistreerd in het bevolkingsregister en stond in contact met dominee H.W. Meihuisen van de doopsgezinde gemeente in Den Haag. Waarschijnlijk vond de autonome Regina dat zij zich daarom niet als Joods hoefde te melden bij de Duitse autoriteiten. Op 21 mei 1942 werd zij naar de strafgevangenis van Scheveningen (Oranjehotel) overgebracht. Rechter Adalbert Joppich van das Deutsche Landesgericht in Den Haag veroordeelde haar op 28 mei 1942 tot 6 maanden gevangenisstraf (zonder aftrek voorarrest) wegens het Nicht beachten Anmeldepflicht für Juden.
De Sicherheits Polizei heeft veel werk gemaakt van haar ontkenning Joods te zijn. Ondanks dat zij al veroordeeld was, werd een uitgebreid onderzoek opgestart, ook omdat zij had geweigerd het aanmeldformulier voor Joden in te vullen. De Zentrallstellee für jüdische Auswanderung werd geraadpleegd en berichtte 10 juni 1942 dat Regina Grelinger ‘voljodin’ was. En dat ze niet was aangemeld. Het Bestuur der Nederlands-Israëlitische Hoofdsynagoge te Amsterdam meldde desgevraagd 20 augustus 1942 dat zij als Jodin was geboren. Het Kerkbestuur der Nederlands Israëlitische gemeente Den Haag berichtte in het najaar van 1942 dat zij ‘volkomen onbekend’ was en dat zij niet voorkwam in de administratie van hun gemeente in Den Haag. De Burgerlijke stand van vele gemeenten werd om informatie gevraagd naar haar (voor)ouders tot in Norden (Duitsland) toe. Dit onderzoek duurde tot september 1943. Toen deelde de Rijksinspectie van de bevolkingsregisters de burgemeester van Den Haag mee dat Regina Grelinger moest worden geregistreerd als afstammeling van vier joodse grootouders en dat zij een verbeterde aanmelding moest doen. En de J moest op haar persoonsbewijs komen. Maar de Duitsers kunnen haar niet meer vinden.
Regina was niet meer in het Oranjehotel, omdat zij op 28-augustus 1942 daar was vertrokken en waarschijnlijk naar de Duitse strafgevangenis aan het Wolvenplein in Utrecht was overgebracht. Regina heeft later zelf aangegeven dat zij ook op het Wolvenplein heeft gezeten. De Duitsers hadden mogelijk de eigen administratie niet op orde, of iemand heeft zand in de raderen gegooid. Zij kwam op de opsporingslijst omdat zij alsnog aan haar verplichting tot aanmelding moest voldoen. In oktober 1943 werd het aanmeldingsformulier ambtshalve ingevuld en werd zij uitgeschreven uit het bevolkingsregister, met vermelding VOW, hetgeen betekent Vertrokken Onbekend Waarheen. In november 1943 meldde de burgemeester van Den Haag dat zij enige maanden daarvoor op transport was gesteld naar Polen. Dat was gelukkig niet waar.
Westerbork
Het is onduidelijk gebleven waar zij precies gevangen zat, waarschijnlijk het Wolvenplein, toen haar straftijd op 27 november 1942 was afgelopen. Wel duidelijk is dat Regina naar Westerbork is gebracht om naar Mauthausen afgevoerd te worden, zo verklaarde zij zelf in 1963. Franz Fischer was hiervoor volgens haar verantwoordelijk. Hij was een Duitse SS-er en fanatieke Jodenvervolger met de bijnaam ‘Judenfischer’. Regina Grelinger had meerdere onaangename ervaringen met hem toen zij in de cellenbarakken van het Oranjehotel gevangen zat. Fischer verklaarde in 1947 dat toen de evacuatie van Joden was begonnen, alle gearresteerde Joden automatisch gedeporteerd moesten worden en ze niet meer na het afhandelen van hun strafzaak, op vrije voeten mochten worden gesteld. Uit Westerbork kon Regina ontsnappen. Bram van der Vlugt, heeft haar horen vertellen dat zij deed alsof zij krankzinnig was door luchtcello te spelen, vooral veel Bach. Regina vertelde in 1963:
‘…op de dag dat we op transport werden gesteld […] heb ik een scène gemaakt, een huiveringwekkende scène. We stonden daar met een paar honderd mensen, allemaal hadden ze doodsangst in de ogen. Ik begon toen plotseling heel hard te lachen. U moet zich voorstellen wat dat voor uitwerking had. Een SS-er schrok er zelfs van in die sfeer en zette me in een stoel en even later kwam een dokter. Ik dacht nu heb ik gewonnen…’
Zij werd door dr. August Waterman, psychiater uit Westerbork naar Het Apeldoornsche Bosch gebracht, waaruit zij ontsnapte. Voor geestelijk gehandicapten was in het begin geen plaats in Westerbork. Met grote regelmaat vertrokken transporten met meerdere patiënten die leden aan acute verwardheid, idiotie, hysterie en epilepoia naar de psychiatrische kliniek in Apeldoorn. Eenmaal in Het Apeldoornsche Bosch werden zij vaak als simulant ontmaskerd, maar dan ‘vanzelfsprekend’ niet teruggestuurd. Een staaltje van medische sabotage. Regina was weg voordat het Apeldoorsche Bosch in de nacht van 21 op 22 januari 1943 door de Duitsers werd ontruimd. Regina was erg begaan met het lot van de weggevoerde en vermoorde Joodse patiënten uit de kliniek met wie zij daar had kennis gemaakt. Na haar ontsnapping heeft zij Ru Kolthoff opgehaald en zijn ze samen ondergedoken. Maar Ru had ook een en ander meegemaakt.
Ru Kolthoff
Regina Grelinger en Ru Kolthoff waren in januari 1941 gescheiden. Wellicht dachten zij zo te ontkomen aan de Duitse maatregelen ten aanzien van Joden. Zij bleven wel samenwonen en zijn direct na de oorlog weer getrouwd. Ru had zich wel gemeld met vier joodse grootouders maar probeerde, net als vele anderen, aan de kwalificatie Jood te ontkomen met een vervalste verklaring omtrent zijn afstamming. Zijn moeder, die in 1943 in Auschwitz werd vermoord, verklaarde dat hij geboren was uit een buitenechtelijke verhouding met een vollarischen man, N. Beyderwelle. Hij zou dus slechts twee joodse voorouders hebben en vroeg om verandering van zijn eerdere melding. Het baatte niet: op 9 december 1941 deelde de Generalkommissar für Verwaltung und Justiz mee dat het verzoek was afgewezen: Fall kommt zu spät.
Ru kreeg in mei 1942 een oproep om zich voor een werkkamp te melden. Regina zat toen in voorarrest in Scheveningen. Hij heeft toen gepoogd zichzelf om het leven te brengen, maar werd gered door de arts Carel Lodewijk Bense (1894-1970) die even verderop woonde, aan de Frankenslag 305. Ru werd naar het Zuidwal gemeenteziekenhuis gebracht waar zijn maag werd leeggepompt. Hij hield daar een verlamd been aan over en werd vanaf 9 oktober 1942 verpleegd in de Ramaerkliniek, een psychiatrische inrichting, voor rekening van de gemeente Den Haag. Hij werd op 20 november 1942 als ‘voldoende hersteld’ ontslagen uit de Ramaerkliniek. Net op tijd, want de eerste Joodse patiënten uit de Ramaerkliniek werden op 31 december 1942 weggevoerd door de Duitsers. Dat was niet geheel onverwacht want de Ramaerkliniek had signalen gekregen dat dit kon gebeuren.
Kolthoff werd 23 november 1942 op eigen verzoek opgenomen in het Sint Joris Gasthuis te Delft, met een rechterlijke machtiging van de Officier van Justitie in Den Haag. Dit betekende dat hij zich vrijwillig krankzinnig had laten verklaren om opgenomen te kunnen worden. Dit was niet geheel ongebruikelijk. Meerdere Joden doken op deze manier onder. In het inschrijfregister van het Sint Joris Gasthuis staat bij zijn religie ‘Vrijzinnig Protestant’. Rubertus Kolthoff was een particulier patiënt, hetgeen betekende dat hij niet op kosten van de gemeente was opgenomen, maar dat dit betaald moest worden. Arie Willem Herweijer (1910-2001), specialist inwendige geneeskunde, betaalde zijn verpleegkosten volgens de patiëntenadministratie. Ook de zwager van Herweijer, Gijsbert de Reus, arts, (1898-1993) hielp Ru Kolthoff. Ru werd weer op eigen verzoek ontslagen op 5 januari 1943. Regina kwam ophalen en zij doken samen onder, waar is niet bekend.
Regina Grelinger heeft na de oorlog aangegeven dat zij en Kolthoff ook zijn geholpen door dr. Antonie Hutter (1897-1973), die van 1936 tot 1962 directeur was van het Christelijk Sanatorium in Zeist. Mogelijk hebben zij daar ondergedoken gezeten. Om vordering van het Sanatorium tijdens de bezetting te voorkomen was een vleugel van het hoofdgebouw beschikbaar voor tbc-patiënten. De Duitsers waren namelijk als de dood voor besmettelijke ziekten. Zo kon men verzetsstrijders en militairen laten onderduiken. Bij gevaar werden de onderduikers in het bos of onder de vloer verstopt of vermomd als onrustige patiënten in een wikkellaken gerold. Na de oorlog bleek dat de boswachter in het bos een schuilplaats voor onderduikers had gegraven.
Regina en Ru moeten bijzonder geliefd zijn geweest en een uitgebreid sociaal en hulpvaardig netwerk van gelijkgestemden hebben gehad die hen steeds weer hebben bijgestaan. Zij hebben de oorlog dankzij veel hulp overleefd.
Judenfischer
Regina Grelinger getuigde in 1946 in het proces tegen Franz Fischer (1901-1989), haar gehate beul die haar in Mauthausen ‘de dodendans’ wilde laten dansen, zoals hij had gezegd. Hij werkte voor de Sicherheitspolizei, het apparaat van de Duitse politieke recherche, bureau Referat IV-B4 te Den Haag. Dit bureau hield zich bezig met de deportatie van Joden en opsporing van Joodse onderduikers. Fischer was betrokken bij de deportatie van ongeveer 13.000 Joden vanuit Den Haag, waarvan ongeveer 12.000 zijn vermoord. Ook was hij verantwoordelijk voor de mishandeling van Joden en ‘jodenbegunstigers’. Hij mishandelde ook zelf. Regina zag dat Fischer een vrouw van 73 jaar met de vlakke hand een klap in het gezicht gaf, toen zij hem om een stoel vroeg. Fischer was een van de Vier van Breda, nadien behorend tot de Drie van Breda en uiteindelijk tot de Twee van Breda. Hij kreeg een levenslange gevangenisstraf voor zijn oorlogsmisdaden maar werd in januari 1989 vrijgelaten.
Den Haag
Na de bevrijding pakte Regina de draad van haar muzikale leven weer op, samen met Ru, met wie ze weer trouwde. In juni 1945 adverteerde zij in Het Parool:
‘Grelinger’s Operette Gezelschap’ zoekt na 4 jaar gedwongen rust voor spoedig op te voeren operette, dames en heren met mooie stemmen voor solo-rollen en koor.
Ze gaf muzieklessen in de Haagse regio. Samen met haar leerlingen gaf Grelinger geheel belangeloos concerten in bejaardencentra ziekenhuizen gevangenissen en inrichtingen voor geesteszieken. Ru Kolthoff overleed 30 mei 1957.
De vier van Breda
Regina Grelinger gaf ook concerten in gevangenissen en het was haar wens te spelen in de strafgevangenis te Breda waar onder meer Franz Fischer, een van de vier van Breda gevangen zat. Met kerstmis 1964 leek dat te gaan gebeuren. Zij wilde Franz Fischer die haar twintig jaar geleden dood wenste, laten zien dat zij leefde en zong. De directeur van de Koepelgevangenis in Breda vertelde haar dat Fischer, die zich altijd afzijdig hield en nooit op een avond of een lezing kwam, nu wel wilde komen op haar concert. Fischer had zelfs gevraagd of hij een toespraak mocht houden, omdat hij haar zijn excuses wilde aanbieden. Maar dat wilde Grelinger niet…
‘wat die man gedaan heeft kan je niet na een concert in een toespraak van een paar minuten vergeten’. ‘Voor mij is het alleen een genoegdoening nu voor hem te spelen. Ik heb nog altijd die haat’.
Dat zij wilde optreden voor haar gehate beul heeft echter de gemoederen in beweging gebracht. Regina kreeg veel brieven van mensen die bezwaren tegen haar optreden hadden, maar ook dreigbrieven van Nederlandse oud-nazi’s en nare telefoontjes. Duitse journalisten wilden in hun artikelen de Duitse thuiswacht nog eens onder ogen brengen dat Nederland nog steeds vier van hun landgenoten vasthield. Duitse bladen wilden aan haar optreden veel aandacht besteden en tientallen persfotografen wilden getuige zijn. Dit kwam omdat de Bondsrepubliek Duitsland vanaf de jaren zestig in Nederland was gaan aandringen op de vrijlating van de Bredase gevangenen.
Frankrijk en België hadden alle oorlogsmisdadigers uit de nazitijd in 1962 inmiddels vrijgelaten. Nederland deed dat echter niet met de Vier van Breda. Dat had te maken met de gruwelijkheden die zij hadden begaan. Mede door het proces tegen Adolf Eichmann en door de tv-serie ‘De Bezetting’, allebei in 1961, steeg de publieke weerzin tegen de Vier van Breda. Elke keer als een eventuele vrijlating van de Bredase gevangenen ter sprake kwam, was het verzet daartegen in Nederland groot. Tegenstanders van vrijlating demonstreerden op het Binnenhof en politici kregen dreigbrieven. Dat de gevangenen niet vrij kwamen, was lastig voor de Duits-Nederlandse betrekkingen. En die betrekkingen wilde het kabinet niet verder belasten. Daarom besloot minister Ynso Scholten van Justitie de gevangenisdirectie van Breda te verzoeken het concert van Regina Grelinger af te gelasten. De directeur-generaal van het gevangeniswezen heeft haar toen geschreven dat het optreden van haar koor van dertig leerlingen in Breda door omstandigheden niet kon doorgaan. Dat moet een teleurstelling voor Regina zijn geweest, maar zij had wel bereikt dat Fischer nu wel wist dat zij nog leefde.
De laatste jaren
Regina Grelinger wees vele grote en kleine talenten de weg naar de muziek. Onder hen ook leden van bekende symfonieorkesten, zangers zoals John van Kesteren en acteurs als Bernard Droog en Bram van der Vlugt. Regina Grelinger gaf in de gevangenis zangles aan Hans Gruijters (1925-1980), bijgenaamd ‘De Zwarte Ruiter’, die landelijk bekend werd door zijn smokkelactiviteiten, beschietingen en achtervolgingen. In 1966 kwam hij vrij en wilde na een leven in de misdaad zijn leven beteren en ging verder met zijn muziekonderwijs bij Grelinger. Hij heeft een tijdje bij haar in huis gewoond en had onder meer als ‘De Zingende Ruiter’ een korte zangcarrière. Ook bleef Regina sociaal werk doen.
Op haar 75e verjaardag in 1963 werd zij door haar leerlingen met een feestconcert gehuldigd in het Kurhaus. Het typeert de energieke Regina dat zij hierover zei:
‘Ik zou zo graag zelf weer eens wat gespeeld hebben, maar niemand heeft eraan gedacht om me dat te vragen’.
Ter gelegenheid van haar 80e verjaardag kreeg zij een Vriendenboek met foto’s. Het album was bekleed met een zijden Chinese stof van rood met goud, net als haar gordijnen in huis aan het Gevers Deynootplein 79, vertelde Bram van der Vlugt. Dit vriendenboek is echter nog niet teruggevonden, maar zou meer kunnen vertellen over haar en al haar leerlingen.
In 1970 nam de 81-jarige afscheid van het podium met de operette ‘Die Fledermaus’ in de Toneelzaal van het Nederlands Congresgebouw te Den Haag. Regina Grelinger is op 21 januari 1971 in Den Haag ‘naar een beter leven overgegaan’, zoals zij zelf in haar rouwadvertentie liet opnemen. Bij haar uitvaart zong een koor van haar leerlingen Mozart ‘Ave Verum’. In een bandopname was haar stem te horen. Zij bedankte allen die haar de laatste moeilijke jaren hadden helpen verlichten. Zij werd begraven op Zorgvlied, maar het graf is helaas geruimd.
~ Lucie Beaufort
Historisch onderzoeker