Ooit was Reimerswaal, na Middelburg en Zierikzee, de derde stad van Zeeland. Honderden jaren geleden werd de Zuid-Bevelandse stad echter verzwolgen door het water. Bij zeer laag water zijn de resten soms nog te zien. Vorige maand werden deze archeologische overblijfselen officieel als rijksmonument erkend.
In het waterrijke Nederland is in de loop der eeuwen een groot aantal dorpen in Zeeland en West-Brabant verdwenen. Ze staan bekend als ‘verdronken dorpen’. Het verhaal van Reimerswaal is bijzonder, want de inwoners van deze stad riepen het onheil eigenlijk over zichzelf af. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed schrijft daar wat cynisch over:
“De Reimerswalers hadden het aan zichzelf te danken. Hadden ze de grond rondom de stad maar niet af moeten graven om het zout eruit te winnen. Zo kreeg de Oosterschelde vrij spel.”
In de zestiende eeuw sloegen stormvloeden grote delen land rondom de handelsplaats weg en uiteindelijk verdween heel Reimerswaal in het water. Restanten van de stad waren tot de jaren tachtig van de twintigste eeuw in het water te zien, maar toen de Oesterdam tussen Zuid-Beveland en Tholen gereed kwam, werden ook deze laatste overblijfselen aan het oog onttrokken. Een deel van Reimerswaal ligt sinds die tijd onder een laag asfalt van het talud van de Oesterdam.
Beknopte geschiedenis van Reimerswaal
Wanneer Reimerswaal precies ontstond, is niet helemaal duidelijk. De plaats lag ongeveer vier kilometer ten zuidwesten van de stad Tholen. De oudste vermelding van de Zeeuwse plaats dateert uit 1239. Het gaat om een document met informatie over een inwoner uit Reimerswaal. Later deze eeuw stelde de nederzetting al zeker wat voor, want in 1239 vaardigde bisschop Otto III van Utrecht er een oorkonde uit. Reimerswaal werd duidelijk beschouwd als een belangrijke handelsplaats, gunstig gelegen aan de Oosterschelde, destijds de belangrijkste aftakking van de Schelde.
Eind dertiende eeuw besloot graaf Floris V landerijen rondom de nederzetting aan te kopen. En vanaf 1375 mocht Reimerswaal zich officieel een stad noemen.
‘Quade saterdach’
In de loop van de zestiende eeuw ontstonden er problemen voor de Zeeuwse stad. Door zoutwinning zakte de bodem rondom de handelsstad. Reimerswaal werd zo steeds kwetsbaarder voor overstromingen. Op zaterdag 5 november 1530, een dag die de geschiedenisboeken in ging als quade saterdach, werden grote delen van het omliggende land weggeslagen. De stad zelf bleef tijdens deze Sint-Felixvloed nog wel bestaan. Twee jaar later sloeg het noodlot definitief toe. Een nieuwe stormvloed sloeg zoveel land weg dat de stad voorgoed werd afgesneden van Zuid-Beveland.
Reimerswaal was nu een eiland en zonder achterland werd het steeds moeilijker om handel te drijven. Economisch raakte de stad al snel in verval. Bovendien sloegen nieuwe vloedgolven steeds meer delen van het eiland weg. Veel inwoners besloten de stad te verlaten. Ze vestigden zich onder meer op Tholen en in Zierikzee.
Het einde
De Tachtigjarige Oorlog bracht het jonge eiland nog meer rampspoed. De stadsbestuurder besloten de kant van de Spaanse koning Filips II te kiezen. Dat werd niet erg gewaardeerd door de geuzen die de stad in 1573 bezetten en in de as legden. De achtergebleven inwoners probeerden de stad wel weer op te bouwen, maar een echte toekomst was er voor Reimerswaal niet. Eind zeventiende eeuw was Reimerswaal nog maar een klein eilandje met slechts een paar ruïnes. Begin achttiende eeuw werden ook deze laatste restanten van de ooit zo belangrijke Zeeuwse stad verzwolgen door het water.
Boek: Geschiedenis van Zeeland
Boek: Nederland in 7 overstromingen
Bronnen ▼
– http://archeologieonline.nl/nieuws/reimerswaal-wordt-archeologisch-rijksmonument
– Tijdschrift van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed – 3, 2017
– https://www.archieven.nl/nl/zoeken?mivast=0&mizig=210&miadt=239&miaet=1&micode=202.56&minr=2219961&miview=inv2