De Rijksdag van Worms is een belangrijk moment uit de tijd van de Reformatie. Tijdens deze Rijksdag bespraken hooggeplaatste kerkelijke en wereldlijke leiders meerdere onderwerpen, maar het belangrijkste onderwerp waren de 95 stellingen van Maarten Luther.
Een Rijksdag was in de tijd van het Heilige Roomse Rijk (962-1806) een belangrijke bijeenkomst van wereldlijke en kerkelijke leiders, zoals vorsten, bisschoppen en rijksgraven, die bijeengeroepen werd door de keizer.
Dagvaarding en reis
De Rijksdag van Worms vond, op initiatief van keizer Karel V, plaats van 28 januari tot en met 25 mei 1521. De Reformator Maarten Luther ontving op 26 maart een dagvaarding om op de Rijksdag te verschijnen, om, zo citeert Luther-biografe Lyndal Roper:
…uitleg te verschaffen over de leringen en boeken […] door u vervaardigd.
Er stond in de dagvaarding niet dat er van hem verwacht werd dat hij zijn standpunten herriep. Op 6 april vertrok Luther vanuit Wittenberg naar Worms, samen met enkele vrienden en aanhangers. Op 16 april kwam de groep aan in Worms, waar zich ongeveer 2000 mensen hadden verzameld om het tafereel gade te slaan.
Twee zittingen tijdens Rijksdag van Worms
De dag erop verscheen Luther in het gebouwencomplex Andreasstift in Worms, waar de Rijksdag gehouden werd, ten tonele. Luther kreeg weinig instructies mee voordat hij de zaal binnenging. Hij zou wat vragen krijgen en alleen met ‘ja’of ‘nee’ mogen antwoorden. De vragen werden in het Duits en Latijn gesteld. Twintig van Luthers discutabele boeken en schrijfsels werden opgesomd. De woorden…
…’Hier sta ik en ik kan niet anders. Moge God mij helpen. Amen.’
…heeft Luther vermoedelijk niet uitgesproken. Hij was al voor de Rijksdag van Worms in de kerkelijk ban gedaan. Luther, wiens stem volgens sommige getuigen slecht hoorbaar was, gaf langere antwoorden dan ‘ja’ en ‘nee’ en lichtte deze toe. Hierbij gaf hij aan dat hij niet te snel en zonder goede overwegingen op de vragen kon antwoorden. Daarom vroeg Luther om verdaging. Die kreeg hij.
Een dag later, op 18 april in de namiddag, moest hij weer op komen dagen. Luther – die later beschreef dat de zaal duister was, slechts verlicht met enkele fakkels – gaf uitgebreid antwoord op de vragen. Hij deelde enkele steken onder water uit richting de katholieke geestelijken, onder wie de paus, en gaf aan dat hij zijn geschriften niet kon herroepen. Hij zou dat pas doen als iemand hem van zijn dwalingen overtuigde. Dan ben ik, zo stelde Luther, de eerste die mijn boeken in de vlammen werpt. En, zei hij:
Mijn geweten is een gevangene van het Woord van God.
Toen Maarten Luther de Rijksdag verliet, riepen sommige omstanders ‘Verbrand hem, verbrand hem’.
Edict van Worms en Warburg
Nog op 18 april schreef keizer Karel V eigenhandig een reactie op Luther. Luther was geëxcommuniceerd en hij en zijn aanhangers moesten uitgeroeid worden, zo schreef de keizer.
De dreiging was duidelijk toen Luther op 25 april 1521 aan zijn terugreis begon. Daarom liet de keurvorst van Saksen, Frederik III, Maarten Luther – die dit geweten heeft – op 4 mei ‘ontvoeren’ naar het kasteel de Wartburg in Eisenach.
Op 26 mei 1521, één dag na de sluiting van de Rijksdag van Worms en terwijl Luther al in de Wartburg zat, vaardigde Karel V het Edict van Worms uit. Luther werd in de Rijksban gedaan. Dit was de wereldlijke variant op de excommunicatie (zoals de kerkelijke ban heette) en hield in dat hij een persona non grata was geworden in het Heilige Roomse Rijk en geen burgerlijke en politieke rechten meer had. Luther was nu dus vogelvrij verklaard en buiten de wet gesteld, zodat iedereen hem mocht vermoorden. Ook riep Karel V in het Edict op om overal Luthers geschriften te verbranden.
De 95 stellingen van Maarten Luther
Karel V (1500-1558) – Heer der Nederlanden en Habsburgse keizer
Boek: Luther, zijn leven, zijn werk
Bronnen â–¼
*https://www.rd.nl/kerk-religie/1521-een-agendapunt-in-worms-1.1139922
*https://www.rd.nl/kerk-religie/twee-friezen-in-worms-tijdens-rijksdag-1521-1.1371524