In drie fraaie BBC-documentaires over de kunstgeschiedenis van het Romeinse Rijk (2013) neemt kunstexpert Alastair Sooke de kijker mee op reis door de artistieke wereld van de Oudheid. Een stereotiep beeld van de Romeinen is dat ze op architectonisch terrein uitblonken – denk bijvoorbeeld aan de aquaducten of het Colosseum -, maar dat ze er in de beeldende kunsten weinig van bakten. Sooke bewijst overtuigend dat de Romeinen tot meer in staat waren dan alleen het kopiëren van de Griekse kunst.
De dvd-box “Het Romeinse Rijk” is onderdeel van de reeks ‘Reizen door de kunstgeschiedenis’ en bestaat uit drie delen. In deel I staat de Romeinse kunst ten tijde van de republiek centraal, van circa 500-27 v.Chr. Deel II gaat over Romeinse artistieke expressies in de tijd van het keizerrijk. Ten slotte zoomt deel III in op de periode vanaf de derde eeuw na Christus tot het eind van het West-Romeinse Rijk in de late vijfde eeuw.
Deel I: republiek
Veristische portretten
De Romeinse kunst uit de tijd van de republiek kenmerkte zich vooral door het realisme van de bustes. Borstbeelden uit deze periode lieten de Romeinen zien zoals ze waren, zonder opsmuk en verfraaiingen. Deze beelden toonden mensen met wratten, rimpels en oneffenheden. Dit soort beelden heten ‘veristische portretten’.
Een mooi voorbeeld van zo’n veristisch portret is de Togatus Barberini. Deze portretbuste, die in het Museum Centrale Montemartini in Rome, is de eerste grote bijdrage van de Romeinen aan de westerse kunst. Het beeld laat drie Romeinen zien – van wie de middelste overigens later een nieuw hoofd kreeg – met een heel realistische, zelfs barbaarse uitstraling. Waar de Griekse beeldhouwkunst delicaat en verfijnd was, hadden de Romeinen een voorkeur voor een mannelijker en krachtiger kunstvorm. Ze vonden hun eigen kunstvorm barbaarser dan de Griekse. De Romeinen waren er trots op, en ze waren meesters in hun vak.
Historische reliëfs
Een tweede kunstvernieuwing die tussen de vijfde en eerste eeuw voor Christus plaatsvond binnen de Romeinse grenzen, was het ‘historisch reliëf in documentaire stijl’. Het gaat hier om realistische, niet-mythologische kunst, die we tegenkomen op onder andere graven en vloeren van huizen en die een inkijkje geven in het dagelijkse leven van gewone Romeinen. Dit type kunst wordt daarom ook wel plebejerkunst genoemd. Een mooi voorbeeld zijn de inscripties van Marcus Vergilius Eurysaces – overleden rond 30 v.Chr. – op diens graftombe, die de dagelijkse werkwijze in een Romeinse bakkerij laten zien. De graftombe is te vinden in Rome in de Porta Maggiore.
Ook in aangetroffen mozaïeken in Pompeii, het plaatsje nabij Napels dat getroffen werd door de Vesuvius-uitbarsting in 79 na Chr., zijn prachtige historische reliëfs gevonden in de vorm van vloermozaïeken. Ook zijn hier complete schilderijen met kleur aangetroffen en prachtige fresco’s. Een mooi voorbeeld van de Romeinse kunst is een enorme vloermozaïek over een veldslag van Alexander de Grote tegen de Perzische koning Darius. De mozaïek is per vierkante cm ingelegd met 15 steentjes; voor het complete kunstwerk zijn naar schatting 2,5 tot 5,5 miljoen gekleurde steentjes gebruikt. Dit creëerde een diepte en een emotie die vergelijkbaar is met Picasso’s Guernica.
Deel II: keizerrijk
Keizerverering
Ten tijde van het Romeinse keizerrijk, dat begon met de troonsbestijging van Augustus in 27 v.Chr., werd de Romeinse kunst bombastischer en hedonistischer. Zo weerspiegelt de kunst die Caligula en Nero hadden, hun overdaad en perversie. Het leven van beide keizers werd beheerst door de kunst, die in hun geval hun erotische, wrede en overdadige levensvisie reflecteerde.
Veel kunst uit deze periode stond in het teken van de keizerverering. Een heel bekend voorbeeld is de zuil van Trajanus – gebouwd van 107-112 na Chr. – op het Forum Romanum in Rome. De zuil is een soort reclamebord dat alle overwinningen van Trajanus laat zien en daarmee de heldhaftigheid van deze keizer moest onderstrepen. Minstens zo uitgesproken is honderd jaar eerder gebouwde Maison Carreé in Nimes, in het huidige Frankrijk. Deze tempel is een van de best bewaarde Romeinse tempels en is door Augustus gebouwd ter ere van zijn kleinzonen Gaius en Lucius. De keizer en zijn familieleden – inclusief voorouders – worden in de decoratieve elementen in de tempel afgebeeld als godenzonen. Deze tempel vormde feitelijk het begin van een keizerlijke erecultus die zich verspreidde over het gehele Romeinse en tot in de grensgebieden van het rijk van invloed was.
Edelsteengravures
Een nieuwe kunstvorm die in de tijd van de keizers ontstond, was het graveren van edelstenen. Hiervan zijn enkele fraaie exemplaren bewaard gebleven. Het mooiste voorbeeld is de grootste gevonden edelsteen uit de Oudheid, de Grand Camée de France, in Parijs. Deze prachtige, zogenoemde sardonyx, is een Indiase halfedelsteen, die de Romeinen verfden om daarmee een diepte-effect te creëren. Ook de edelsteengravures stonden in het tegen van de keizerlijke cultus. De Grand Camée laat keizer Tiberius zien, in het bijzijn van zijn voorouders, in de hoedanigheid van de Romeinse oppergod Jupiter
Deel III: nieuwe invloeden
Exotische invloeden
Vanaf de derde eeuw na Chr. veranderde weer het nodigde in de Romeinse kunstuitingen. De Romeinen namen meer afstand van de klassieke traditie en er waren nu nieuwe, exotische invloeden uit het Nabije Oosten merkbaar. Toch was deze nieuwe kunst niet, zoals historici wel beweren, een symptoom van een beschaving die in verval was, zo beklemtoont presentator Sooke.
Mooie voorbeelden van de laat-Romeinse, meer exotische kunstuitingen treffen we aan in Leptis Magna, een Romeinse stad in het huidige Libië die op het hoogtepunt van haar bloei – rond 275 na Chr. – 100.000 inwoners telde. Dé man achter de fraaie kunst in deze stad was Septimius Serverus, een lokale militair die in 193 na Chr. de macht greep en Romeins keizer werd. Zelf was hij overigens, net als veel andere keizers, nauwelijks Romeins: hij kwam zelf uit Noord-Afrika en had een Syrische vrouw. De gebouwen die hij in Leptis Magna liet neerzetten, vormden een combinatie van ROmeinse kunst mét lokale invloeden zoals hoekige frontons op erebogen. De kunst was had in deze periode minder diepte en reliëf, was minder realistisch en vertoonde lineaire patronen.
Andere voorbeelden die hier aan bod komen zijn de Egyptische invloeden op de Romeinse kunst en de kunstwerken die gevonden zijn in Ravenna, dat in de vijfde eeuw het centrum van het laat-Romeinse Rijk vormde. In Ravenna is met name de invloed zichtbaar van het christendom op de Romeinse kunst. Het mooiste voorbeeld hiervan is te vinden in het Mausoleum van Galla Placidia, met mozaïeken uit de jaren 420. De motieven in dit mausoleum hadden zowel heidens-Romeinse als christelijke kenmerken.
Klik hier om deze BBC-Box ‘Het Romeinse Rijk’ te bestellen