De Restitutiecommissie, die het ministerie van OCW adviseert over claims op kunst die de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog roofden, heeft de zaak uitvoerig onderzocht en stelt dat de claim vrijwel volledig moet worden afgewezen. Alleen het schilderij Man met hoge baret van Ferdinand Bol moet worden teruggegeven aan de nazaten van de Joodse broers Benjamin en Nathan Kat.
Volgens de Restitutiecommissie is voor de overige werken niet meer te bewijzen dat de werken eigendom waren van de gebroeders Katz of dat ze onder dwang verkocht werden. Het onderzoek toonde wel aan dat veel van de werken tijdens de oorlog verhandeld werden door Kunsthandel Katz maar dat was wat de Restitutiecommissie betreft niet genoeg:
Het gegeven dat Kunsthandel Katz betrokken was bij de verkoop van een kunstwerk – vaak een reden voor de vermelding van de naam Katz in een herkomstoverzicht – is onvoldoende bewijs voor de aanname dat Kunsthandel Katz daadwerkelijk als eigenaar is aan te merken. De broers Katz traden tijdens de bezetting vaak op als tussenhandelaren en als bemiddelaars voor Duitse kopers. Uit het onderzoek blijkt verder dat de broers het grootste deel van hun eigen voorraad al in de zomer van 1940 hadden verkocht aan de Duitse handelaar Alois Miedl.
Het enige werk dat terug moet worden gegeven aan de nazaten van broers is dus Man met hoge baret van Ferdinand Bol. Dit schilderij was de afgelopen vijftig jaar te zien in Museum Gouda. Museumdirecteur Gerard De Kleijn schrijft op museumwebsite blij te zijn dat het grootste deel van de claim is afgewezen, maar hij baalt ervan dat juist zijn museum een werk moet afstaan. De museumdirecteur:
We hebben er goed voor gezorgd. Het werk hing wisselend op zaal en dan weer in het depot. We zullen onze vaste bezoekers gelegenheid geven afscheid te nemen van de ‘Man met de hoge baret’, die elke bezoeker onderzoekend en een beetje droef aankijkt.
Het werk is nog tot eind februari in het museum te zien.
