Tijdens de Nationale Holocaust Herdenking in Amsterdam heeft premier Rutte zondag excuses aangeboden namens de Nederlandse regering voor het handelen van de Nederlandse overheid in de Tweede Wereldoorlog. De premier gaf aan dit te doen “in het besef dat geen woord zoiets groots en gruwelijks als de Holocaust ooit kan omvatten.”
Te weinig hulp.
Te weinig erkenning.” – Mark Rutte, 26 januari 2020
Auschwitz en Birkenau werden op 27 januari 1945 bevrijd. De bevrijding wordt jaarlijks op de laatste zondag van januari herdacht in het Amsterdamse Wertheimpark. Dit bij het door kunstenaar Jan Wolkers ontworpen Auschwitz-monument. Het monument is opgebouwd uit gebroken spiegels en heeft als opschrift ‘Nooit Meer Auschwitz’. Bij het monument werden zondag kransen gelegd en toespraken gehouden. De aanwezigen stonden ook stil bij de moord op miljoenen Joden, Roma, Sinti en homoseksuelen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Tijdens de herdenking werden onder meer Jizkor- en Kaddishgebeden gezegd.
Premier Rutte bood tijdens zijn toespraak excuses aan “voor het overheidshandelen van toen, nu de laatste overlevenden nog onder ons zijn”. Volgens de premier schoot de Nederlandse regering tijdens de oorlog tekort.
Eerder geen excuses
Enkele jaren geleden liet het kabinet na Kamervragen vanuit de PVV nog weten geen reden te zien om excuus aan te bieden voor de houding van de Nederlandse regering in ballingschap ten opzichte van de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Volgens premier lag er destijds geen “breed gedragen advies” uit de kring van betrokkenen en was er geen “geobjectiveerde informatie” die moest leiden tot excuses. Het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) keek destijds vreemd van die redenatie op. In een interview met de Volkskrant liet de toenmalige directeur van het documentatiecentrum weten:
“Excuses moet je krijgen, daar moet de Joodse gemeenschap niet om vragen”.
Kille ontvangst
In 2000 bood het kabinet-Kok wel excuus aan voor de ‘kille ontvangst’ na de oorlog van Joden die de Holocaust overleefd hadden. Premier Wim Kok wilde die excuses aanvankelijk overigens helemaal niet willen aanbieden en deed dit pas na aandringen van onder meer de ministers Els Borst en Gerrit Zalm die destijds betrokken waren bij onderhandelingen over de compensatie van geroofde Joodse tegoeden. Het kabinet-Kok stelde destijds ook 680 miljoen gulden beschikbaar voor verschillende groepen. De Joodse gemeenschap kreeg 400 miljoen gulden. Daarvan was 350 miljoen bedoeld voor “onbelaste, niet met andere oorlogsuitkeringen te verrekenen betalingen aan individuen”.
Lees ook: ‘Excuus voor Nederlandse houding Jodenvervolging’
De volledige toespraak van premier Rutte:
26 januari 2020
Dames en heren,
De kleine Anny Aa was 1 jaar en bijna 10 maanden oud toen zij werd vermoord in de gaskamer van Sobibor.
Haar naam is de eerste van 102.000 namen die deze week worden voorgelezen in Westerbork.
De namen van meer dan honderdduizend Joodse medeburgers, van honderden Roma en Sinti – mannen, vrouwen, kinderen.
Hier vlakbij krijgen zij ook in steen hun naam terug.
Wat zij zelf niet terug kunnen nemen, moeten wij hen teruggeven.
De vraag blijft: hoe kon het gebeuren?
Hoe kon het er zijn: zoveel haat, wreedheid en rechteloosheid?
Hoe konden vervolging, deportatie en moord zich vrijwel ongehinderd voltrekken, onder de ogen van zovelen?
Het antwoord is donker en ook confronterend.
We kennen de feiten, de verhalen.
Van Nederlandse Jodenjagers die duizenden de dood injoegen voor een luttel bedrag aan ‘kopgeld’, zoals dat met een afschuwelijk begrip heette.
Van het verraad dat altijd op de loer lag.
Van het wegkijken, uit zelfbehoud, opportunisme of onverschilligheid – toen mensen werden weggevoerd en hun huizen leeggeroofd.
En ook het wegkijken na de bevrijding, toen de weinigen die uit de hel terugkeerden een kille ontvangst wachtte.
Natuurlijk, er was ook de hoop van onderduik, de moed van verzet, het collectieve opstaan tijdens de Februaristaking.
En toch….
En toch was het alles bij elkaar te weinig.
Te weinig bescherming.
Te weinig hulp.
Te weinig erkenning.
En wij vragen ons af wat we in die uitzonderlijke omstandigheden zelf zouden hebben gedaan.
We weten: de Duitse bezetter was meedogenloos.
Razzia’s, represailles en marteling waren de instrumenten van een regime van terreur en angst.
Hoe moedig zouden wij zijn?
Hopelijk hoeven we die vraag nooit te beantwoorden.
Maar het ‘Nooit meer Auschwitz ’bij dit Spiegelmonument vraagt wel om permanente rekenschap van ons, als samenleving.
Want 75 jaar na Auschwitz is antisemitisme nog altijd onder ons.
Juist daarom moeten we voluit erkennen wat er destijds is gebeurd en dat ook hardop uitspreken.
Toen een groep landgenoten onder een moorddadig regime apart werd gezet, buitengesloten en ontmenselijkt, zijn we tekortgeschoten.
Toen het gezag een bedreiging werd, zijn onze overheidsinstanties tekortgeschoten, als hoeders van recht en veiligheid.
Zeker, ook binnen de overheid was er individueel verzet, maar te veel Nederlandse functionarissen voerden uit wat de bezetter van hen vroeg.
Anderen verdroegen het grote kwaad in de hoop nog iets goeds te kunnen doen – wat soms lukte, maar veel vaker niet.
En de bittere consequenties van registratie en deportatie werden niet tijdig en niet voldoende onderkend.
Nu de laatste overlevenden nog onder ons zijn, bied ik vandaag namens de regering excuses aan voor het overheidshandelen van toen.
Dat doe ik in het besef dat geen woord zoiets groots en gruwelijks als de Holocaust ooit kan omvatten.
Aan ons, de generaties van na de oorlog, is de opdracht te blijven herdenken.
Om de doden met hun volle naam te eren.
Steeds opnieuw rekenschap af te leggen.
Samen pal te staan in het hier en nu.
Bron: rijksoverheid.nl