Nederlandse predikant en dichter uit Haarlem.
Samuel Ampzing werd op 24 juni 1590 in Haarlem geboren als zoon van dominee Johannes Ampzing. In 1616 werd hij zelf dominee in Rijsoord en Strevelshoek. Drie jaar later werd hij dominee in zijn geboortestad. Hij predikte vanaf toen in de Grote Kerk in Haarlem.
Ampzing hield zich niet alleen bezig met prediken maar dichtte ook veel. Hij schreef met name bijbelse poëzie. In zijn werk Eerverdediginghe tegen de Arminiaensche grimmigheyd (1929) gaf hij een fel antwoord op een eerder werk van Joost van den Vondel (Eerdicht, 1628) waarin deze zich gericht had tegen de contra-remonstrantse predikant Boogaert.
Samuel Ampzing publiceerde verder onder meer in dichtvorm een beknopte beschrijving van alle bijbelboeken (Bijbels Tresoor, 1631).
In 1617 begon hij in een beschrijving van Haarlem in dichtvorm. Dit lofdicht, Beschrijvinge ende lof der stad Haerlem in Holland, werd gepubliceerd in 1628.
Ook bekend is zijn werk Taelbericht der Nederlandsche spellinge (1628) waarin hij pleit voor een zuiver gebruik van de Nederlandse spelling. Hij was onder meer een fervent tegenstander van het gebruik van woorden uit vreemde talen, zoals Latijn en Frans, in Nederlandse teksten.