Als jongetje ging ik met mijn ouders schoenen kopen op de Haagse Frederik Hendriklaan. Bata-schoenen: stevig en toch betaalbaar; doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Bata, schoenenfabrikant uit Tsjechoslowakije, groeide uit tot een innovatief wereldconcern. In India koop ik nog elk jaar uit nostalgie mijn sandalen bij een Batawinkel in Chennai.
Het stadje Zlin in Oost Tsjechië (79.000 inwoners) staat nog volledig in het teken van Bata, ook al worden er geen Bata-schoenen meer geproduceerd; ze zijn er nog wel te koop, in een Bata-filiaal in winkelstraat Osvoboditelu.
Als je Zlin binnenrijdt, liggen 2210 Bata woningen tegen de heuvels als kubussen uit een blokkendoos uitgestrooid. Rode bakstenen huisjes langs smalle straatjes. Ze zijn aanvankelijk door Tomas Bata, grondlegger van het Bata-imperium, en later zijn jongere halfbroer Jan Antonin, voor het personeel gebouwd, ook om zo arbeiders uit de omgeving te trekken.
Gewiekst zakenman en filantroop
Tomas werd in 1876 geboren als zoon van een oud schoenmakersgeslacht in Oostenrijk-Hongarije. Hij richtte in 1894 met zus Anna en Jan Antonin een schoenenfabriek op in Zlin, maar nam al snel de leiding op zich, introduceerde een jaar later vanwege de crisistijd goedkopere canvas schoenen en leverde tijdens de Eerste Wereldoorlog miljoenen schoenen aan het Oostenrijks-Hongaarse leger (6000 per dag en wist zo te voorkomen dat zijn arbeiders naar het front moesten).
De energieke workaholic speelde handig in op nieuwe ontwikkelingen, bezocht Duitse en Amerikaanse schoenenfabrieken en leerde via Henry Ford en Taylor massaproductiemethoden kennen. Hij rationaliseerde de arbeid in Zlin en introduceerde de lopende band (25 procent efficiënter). Een gouden greep: de verkoop steeg van 6,3 miljoen paar schoenen (1925) naar 124 miljoen (1935).
Een verkooptruc was om nooit afgeronde prijzen te rekenen: 199 kronen in plaats van 200, iets wat nu vrijwel iedere winkel toepast. In de crisistijd kwam er kritiek op Bata vanwege lage lonen, slechte arbeidsomstandigheden en lange werktijden. Maar Tomas Bata nam ook tweehonderd gehandicapte werkers aan, opende goedkope personeelswinkels en toen hij in 1923 burgemeester van Zlin werd, realiseerde hij de bioscoop, scholen, een ziekenhuis, sportfaciliteiten en kinderopvang. Maar Tomas waarschuwde in 1931 ook op straat gezette arbeiders, dat ze een terugkeer naar de fabriek wel konden vergeten als ze van de steun gingen trekken. De vakbonden fulmineerden:
‘Bata heeft het monopolie op het menselijke leven’.
Alleen al in Tsjechoslowakije waren in 1931 ruim 1800 Bata-winkels. Om zekerder te zijn van de afzet en omdat er internationaal steeds meer douanetarieven werden ingevoerd, opende Tomas wereldwijd winkels en later, in 1938, waren in drieëndertig landen Bata fabrieken gevestigd (65.000 werknemers). Bata-enclaves verrezen in Polen, Egypte, Canada (Batawa), India (Batanagar) en bijvoorbeeld in Nederland: Batadorp (bij Best).
Toen de economie eind jaren dertig aantrok, verdiende zijn personeel anderhalf keer zoveel als andere werknemers in Tsjechië. Om zoveel mogelijk productiemiddelen in handen te krijgen, produceerde Tomas zelf rubber, kocht mijnen en toeleveringsfabrieken op, bouwde een energiecentrale op het bedrijfsterrein, legde een spoorlijn aan en richtte een eigen krant (‘Sdeleni’) op. Bovendien kocht hij twee schepen voor de ‘Bata wereldhandel’ en legde een vliegveld aan. In 1932 kwam hij op ‘Zlin Airport’ om bij een vliegtuigongeluk.
Hoogste Europese gebouw
Jan Antonin nam de leiding over. Hij wilde zoveel mogelijk controle op het leven van zijn personeelsleden. Zo mochten er vanwege onderlinge sociale controle geen heggen groeien tussen de dicht opeen gebouwde huisjes. Jana Slawickova werd in een Bata-huisje geboren. Haar vader werkte al bij Bata en zijzelf vanaf 1955 als zestienjarige naaister bij de genationaliseerde fabriek tot hij in 1992 gesloten werd. Ze vertelt:
‘Destijds waren deze huizen goed betaalbaar, nu zijn ze van de gemeente en erg duur.’
Het voormalige Bata hoofdkantoor (nr. 21) aan verkeersader Trida Tomase Bati was in de jaren dertig een van de hoogste Europese gebouwen (72 meter) en is tegenwoordig een lokaal overheidsgebouw. Jan Antonin hield kantoor in een lift van vijf bij vijf meter met groen-wit geblokt zeil, een essenhouten bureau, wereldkaart, een schoenenvitrine en wastafel met solide kranen (de directeur beschikte zelfs over warm stromend bronwater). Jan Antonin kon zo elk moment onverwacht bij iedere kantoorverdieping ‘op bezoek komen’. Het gebouw was tevens voorzien van airconditioning, buizenpost, een Siemens telefooncentrale, gesynchroniseerde klokken, paternosters en kantoortuinen (vanwege sociale controle).
Achter het hoofdgebouw stonden zo’n veertig Bata fabrieksgebouwen. Tomas Bata was een voorstander van functionele architectuur en had twee moderne Tsjechische architecten, Gahura en Karfik, de eerste ‘functionalistische stad’ ter wereld laten ontwerpen met als bouwkenmerken dunne, betonnen pilaren en bakstenen gevels. Toen Le Corbusier, eveneens visionair qua functionele, utopische steden, Zlin in 1939 bezocht, noemde hij het een ongelofelijk voorbeeld van een industriële stad. In 1944 werden de gebouwen grotendeels vernietigd tijdens Amerikaanse bombardementen.
Naast het hoofdgebouw bevindt zich nu een schoenenmuseum met Bata promotie- en productiefilmpjes (leesten voor laarzen die automatisch naar de productiemedewerkster toe draaiden, die er vervolgens het binnenwerk overheen schoven). Maar ook een Bata schoen met hak in de vorm van een halve bol uit 1939 (ontworpen voor de wereldtentoonstelling in New York) en Duitse Bata legerschoenen, naast minder solide exemplaren voor concentratiekampgevangenen.
Tegenover het hoofdgebouw, aan het Masarykplein (vroeger Plein van de Arbeid), liggen de grote bioscoop (tweeduizend stoelen), het Garni Hotel waar jonge alleenstaande Bata werkers werden ondergebracht en daarachter een Bata museumwoning (met kleine keuken en boven twee slaapkamertjes). Aan de overkant van de rivier de Drevnice bevindt zich de (museum)villa van Tomas Bata met schilderijen van hem en zijn vrouw.
Toen de communisten na 1945 de fabrieken nationaliseerden, maakte Jan Antonin een vestiging in Canada (Batawa) tot hoofdkwartier. In 1947 wilde hij tien Bata-steden in Brazilië bouwen. Batatuba werd inderdaad gerealiseerd; Jan Antonin ging er wonen en ligt er begraven. Opvolger werd Tomas Bata junior. In 1989 verdween de laatste schoenenfabriek uit Zlin, maar in 1991 kreeg Bata weer voet aan de grond in Tsjechoslowakije met tientallen winkels en een fabriek in Dolni Nemci (vlakbij Zlin).
Batadorpen
In Polen ligt een ‘Bata-dorp’ naast de voormalige, later genationaliseerde schoenenfabriek. Bata liet in rode baksteen veertien huizenblokken bouwen voor zijn personeel met diverse woningtypen. Ze worden nog altijd bewoond. Er werd een parkje aangelegd en een rode gravel tennisbaan, één van de eerste in Polen. Er is tevens een openluchttheater met mooie afgeronde vormen, typerend voor die tijd.
In het kleine schoenenmuseum, ondergebracht in de plaatselijke brandweerkazerne, hangen in het trappenhuis Bata posters en zijn oude naaimachines te zien, mallen, leesten en een foto van de toenmalige fabriekskantine, waar de arbeiders konden kiezen uit twee prijsklassen (1 złoty en ½ złoty), evenals eetborden en schalen met Bata-logo. De fabrieksgebouwen naast de brandweerkazerne zijn verkommerd, maar worden deels nog gebruikt door bedrijfjes. In een verlaten loods liggen nog bergen reststukken rubber, waaruit ooit zolen voor slippers en sandalen zijn gestanst. Sommige fabriekswerkers kochten na de sluiting in 2003 de machines op en gingen in de leegstaande fabriekshallen zelfstandig verder.
In Batadorp bij Eindhoven valt op, dat de honderddertig woningen een vergelijkbaar sober kubistisch ontwerp hebben als in Zlin en Chelmek. Er was destijds in deze geïsoleerd liggende enclave ook een eigen school, medische dienst, een voetbal-, en een tennisclub. De woningen hadden al een gasaansluiting en waren verbonden met het waterleidingnet. De modernistisch getinte fabriek, waar vroeger naast (sport)schoenen ook kousen, pantoffels, en rubber laarzen werden geproduceerd, heeft zijn eigentijdse uitstraling behouden.
Er is nog een Bata Superstore gevestigd. In de ontvangsthal is een klein gedeelte omgetoverd tot museum, met schoenleesten, de Bata-Kerst-Koerier van 1951, Bata-legerkistjes (een miljoenenorder van het Nederlandse leger), een foto van meneer Bata in Eindhoven op bezoek en een affiche:
‘Kijk zus, die schoen kocht moeder voor mij’.
Een van de wanden is van onder tot boven bedekt met een stripverhaal, gemaakt door Tibet over de geschiedenis van Bata. De eerste Bata-winkel in Nederland werd in 1922 geopend in Amsterdam, de laatste van honderdvijftig Nederlandse Bata-winkels sloot de deuren in 1961.
In 1970 ging Bata Industrials de wereldmarkt van werkschoenen en sokken bedienen en is daarin een van de grootsten. Het is nog steeds een familiebedrijf met de hoofdvestiging in Lausanne. Er zijn tweeëntwintig fabrieken en 5800 winkels in vijf continenten met dagelijks één miljoen klanten in zeventig landen (35.000 werknemers). Het bedrijf telt nu drie business units: Bata, Bata Industrials (veiligheidsschoenen) en AW Lab (sport).Toch heeft de onderneming in een aantal landen veel terrein verloren. In ons land bijvoorbeeld legde Bata het – qua ‘schoenen voor de gewone man’ – af tegen meer trendy merken en concurrentie uit lagelonenlanden. Daarentegen is op de Indiase Bata-website te lezen, dat Bata de grootste Indiase detailhandel is (1375 filialen), met een hoofdvestiging bij Calcutta (Batanagar).