Het woord spaarvarken klinkt veel mensen ouderwets in de oren. Dat was iets van vroeger, want tegenwoordig sparen we toch vooral via de digitale snelweg? In de praktijk blijkt dit weel mee te vallen. Tal van mensen, zeker ook kinderen, beschikken over een spaarvarken of spaarpot om kleingeld in te bewaren. Of om te sparen voor een vakantie, nieuwe smartphone of een leuk cadeau. Maar waar komt dat mooie woord ‘spaarvarken’ eigenlijk vandaan?
Van kleibank, via varkensbank naar spaarvarken
Er zijn twee verklaringen voor het ontstaan van het woord spaarvarken, die eigenlijk met elkaar samenhangen. In het oud-Engels gebruikte men voor het woord klei de term pygg. Dit waren potjes die van klei waren vervaardigd om munten in te bewaren als spaargeld. Lopende de middeleeuwen kwamen deze potjes bekend te staan als pygg bank, letterlijk dus: kleibank.
Door taalverandering, zo luidt de theorie, verbasterden mensen in de loop der eeuwen deze term naar piggy bank, ofwel: varkensbank dan wel spaarvarken. Grappig is dat het potje qua uiterlijke kenmerken ook steeds meer op een varken ging lijken. Men maakte er varkensoren op en een varkenssnuit. Het begrip is dus ontstaan in een proces dat enkele eeuwen heeft geduurd.
Een varkentje voor de dorst
Vermoedelijk heeft ook een rol gespeeld dat varkens vroeger in letterlijke zin een appeltje, beter gezegd: een varkentje, voor de dorst waren. Nog steeds gelden varkens mondiaal, bijvoorbeeld in de Derde Wereld, als een zekerheidje voor later. Arme mensen zorgen dat ze een varken hebben die de etensresten opeet. Als het varken vet genoeg is, kan hij door zijn eigenaar gebruikt worden om een vleesvoorraad aan te leggen waarmee hij en zijn gezin de winter kunnen doorkomen.
De spaarpot in de Nederlanden
In de huidige Neerlanden werd zeker al sinds de dertiende eeuw flink gespaard in potjes. Een bekende leus was ‘sparen en vergaren’ of ‘gesparig zijn’. In die dertiende eeuw kwamen spaarpotten in de vorm van varkens sowieso al voor in het Heilige Roomse Rijk, maar er zijn geen bewijzen dat spaarvarkens toen ook al in het huidige Nederland voorkwamen.
Het begrip ‘spaerpot’ komt in het Nederlands in elk geval voor sinds 1512, toen het in een toneelstuk werd vermeld. Uit 1798 is een passage bekend waarin staat:
“Spaarpotten, privébeursjes, steenen varkens, en al wat van die soort van geheime bewaarplaatsen…”
Klaarblijkelijk was het fenomeen spaarvarken in die tijd al bekend in ons land. In een artikel in Onze Taal schreven H. Beelen en N. van der Sijs enkele jaren geleden kort maar krachtig over de inburgering van het woord ‘spaarvarken’ in het Nederlands én de interessante rol van sprookjesverteller Hans Christian Andersen daarbij, het volgende:
“Vanaf 1885 spreekt men van ‘stenen spaarvarken’ en ook al van kortweg ‘spaarvarken’. De voorwerpen waren inmiddels geheel ingeburgerd, want een krantenbericht uit 1895 spreekt van een “ouderwetsche steenen spaarvarken met een gleuf”. En vanaf 1899 wordt spaarvarken de normale benaming. Daaraan heeft de Deense schrijver Hans Christian Andersen ongetwijfeld bijgedragen. Uit 1854 stamt zijn sprookje Pengegrisen (letterlijk ‘geldvarken’), dat in 1858 in Nederlandse navertelling bij ons bekend raakte onder de titel ‘Het spaarvarken’.”
Lees ook: Herkomst van de uitdrukking ‘Geld stinkt niet’
Handig: Lijst met historische uitdrukkingen
Boek: Groot Etymologisch Woordenboek
Bronnen â–¼
Internet
-https://www.rijnmond.nl/nieuws/102126/Waarom-heet-een-spaarvarken-een-spaarVARKEN
-https://spaarvarkens.piggybanks.nl/geschiedenis-1.html
-http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/spaarvarken