Spionage en geheime acties zijn actueel in het heden maar hebben ook een lang verleden. Zo werd bijvoorbeeld op het Congres van Wenen (1814-1815) na de Napoleontische oorlogen op zo’n grote schaal spionage bedreven dat meer dan honderd jaar later, na de grootste slachting die de wereld tot dan had gezien, de onderhandelaars op de Vredesconferentie van Parijs in 1919 dit voor alles trachtten te voorkomen. Dat lukte echter niet. Voor de onderhandelende partijen was het van groot belang te weten wat de plannen, uitgangspunten en standpunten van andere delegaties waren.
Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog, op de conferentie van San Francisco in 1945, waar de Verenigde Naties werden opgericht, luisterden de Verenigde Staten het diplomatieke verkeer van 43 van de 45 vertegenwoordigde regeringen, waaronder die van Nederland, massaal af en er waren codebrekers actief om opgepikte versleutelde berichten en cijfertelegrammen over politieke, economische, militaire, psychologische, subversieve en andere aangelegenheden te ontcijferen. Alleen Engeland en de Sovjet-Unie wisten de dans te ontspringen. Door al die geheime informatie beschikte de Amerikaanse delegatie over een voorsprong in de onderhandelingen.1
Englandspiel
Spionage en geheime acties horen bij oorlogen. Datzelfde geldt voor verraad. Deze drie thema’s keren terug in het net verschenen boek van Frans en Tamara Becker, Het Englandspiel en de geheime diensten in Londen. Sinds 1945 wordt er geschreven over het geruchtmakende Englandspiel, dat begon in het Verenigd Koninkrijk met het opleiden en trainen van een aantal Nederlandse geheim agenten die naar het bezette vaderland werden gezonden, maar na dropping meteen in Duitse handen vielen en vervolgens onder supervisie van de bezetter berichten over succesvolle sabotageacties en benodigd -materiaal bleven uitwisselen met de Engelsen. Op deze wijze namen de Duitsers de communicatielijnen tussen bezet gebied en Londen over en wisten daarmee door besmette zenders de operaties van de Britse geheime dienst in Nederland te infiltreren en saboteren.
De bezetter schakelde Nederlandse collaborateurs (V-mannen of vertrouwensmannen) in, waarmee talloze verzetsgroepen werden opgerold en veel verzetsstrijders tot de dood werden veroordeeld. Het duurde bijna twee jaar voordat de Britten dit ontdekten, terwijl de opgepakte Nederlandse marconisten al die tijd probeerden hen te waarschuwen door afgesproken veiligheidscodes achterwege te laten. Deze codes werden echter in Londen genegeerd. Daar bleef men maar doorgaan met het sturen van geheim agenten, wapens en ander materiaal voor sabotageactiviteiten, waarmee de Duitsers hun voordeel deden. Heel slim lieten de laatsten af en toe iets misgaan, waardoor het leek alsof er niets aan de hand was.
Het complexe Englandspiel staat te boek als een van de grootste spionagedrama’s uit de Tweede Wereldoorlog en heeft aanleiding gegeven tot veel complottheorieën. Zou het wellicht kunnen zijn dat niet de Duitsers maar de Britten aan de knoppen hadden gezeten? Was er misschien sprake van bewuste manipulatie door Engeland om de Duitsers te laten denken dat de geallieerden een invasie in Nederland planden in plaats van Normandië? Zouden de Nederlandse geheime agenten door de Britten soms geofferd zijn als pionnen in een schaakspel, om hogere strategische doelen en voordelen te bereiken?
Archieven
Met Het Englandspiel hebben Becker en Becker een standaardwerk geschreven, waar toekomstige onderzoekers niet omheen kunnen. Minutieus gaan zij na hoe het zo fout kon gaan en waarom het zo lang duurde voordat het ragfijne spel van de Duitsers werd ontmaskerd. Bovengenoemde en aanverwante complottheorieën wijzen zij op basis van hun bronnen pertinent af. Daarvoor maken de auteurs gebruik van een groot aantal Nederlandse archieven betreffende de inlichtingendienst en verzetsorganisaties die zijn gedeponeerd bij het Nationaal Archief Den Haag als de archieven van minister-president Gerbrandy en de ministeries van Defensie, Justitie en Algemene Oorlogvoering en Koninkrijkszaken; het NIOD in Amsterdam; en de Koninklijke Verzamelingen in Den Haag.
De kracht van het uit zestien hoofdstukken bestaande boek zit echter vooral in de geraadpleegde buitenlandse bronnen. Zo spoorden de auteurs veel nieuw, recent ontsloten materiaal op in de National Archives in Londen. Hiermee konden zij de conflicten en rivaliteiten in kaart brengen tussen de Special Operations Executive (SOE2), die sabotageacties in Europa uitvoerde, en de Secret Intelligence Service (SIS, ook wel MI6), die zich richtte op verzamelen van inlichtingen. Zij laten zien hoe de strijd tussen beide geheime diensten werd gecompliceerd door het Bomber Command van de Royal Air Force, die liever geen droppings van agenten organiseerde maar aan bombardementen de voorkeur gaf.
Becker en Becker beschrijven tevens de discussies en besluitvorming binnen de Britse en, in mindere mate, de Nederlandse regering in ballingschap. In Engeland hebben zij ten slotte talloze persoonsdossiers van uitgezonden Nederlandse SOE- en SIS-agenten minutieus doorgeploegd, waardoor een belangrijke historische lacune is gevuld. In de bijlagen achterin zijn overzichten opgenomen van deze agenten met gegevens over hun geboortejaren en -plaatsen, data van dropping, arrestatie en overlijden, eventuele terugkomst in Engeland en codenamen. Fotootjes van deze gedropte en opgepakte geheim agenten, die hun inzet voor het bezette vaderland veelal met de dood moesten bekopen, geven aan het verraad een luguber gezicht.
De auteurs steunen veel op de verhoren van de Parlementaire Enquête Regeringsbeleid 1940-1945 (hierna PEC), die in 1947 was ingesteld omdat er tijdens de Tweede Wereldoorlog geen Nederlandse volksvertegenwoordiging was geweest die controle had uitgeoefend over het regeringsbeleid. Met de PEC moet echter voorzichtig worden omgegaan. De leden van de enquêtecommissie spraken bij aanvang af alleen politieke verantwoordelijkheden te onderzoeken en het koninklijk huis buiten schot te houden. Hierdoor werden de grote bemoeienissen van koningin Wilhelmina in Londen met het regeringsbeleid niet onderzocht.
Sinds 1979, toen het negende deel van prof. Loe de Jongs Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog verscheen, dat over de Londense ballingschap ging, is er meer zicht gekomen op de complexe relatie tussen koningin Wilhelmina en haar ministers. We weten nu bijvoorbeeld dat in de oorlogsjaren het staatshoofd in Londen verschillende keren persoonlijke beslissingen nam die haaks stonden op wat de ministers wilden. Maar zover was men nog niet bij de PEC, die tussen 1947 en 1956 werd gehouden. Als getuigen de persoon van de koningin of haar Huis opvoerden, greep de commissie in. Ook werden de desbetreffende passages uit de stenogrammen geschrapt.
Eelco van Kleffens
Een andere reden om voorzichtig te zijn met deze verhoren is dat getuigen regelmatig probeerden hun eigen rol in de oorlogsjaren te vergroten of te verkleinen, anderen in diskrediet brachten, geheugenproblemen hadden of soms probeerden het eigen straatje schoon te vegen. Pas aan het eind van het boek (p. 354) lezen we dat met deze bijzondere bron voorzichtig moet worden omgegaan en dat had mijns inziens eerder gemoeten. In mijn biografieonderzoek naar oud-minister van Buitenlandse Zaken en Minister van Staat mr. E.N. van Kleffens was me al opgevallen dat hij in zijn verhoren voor de PEC regelmatig leed aan ‘strategisch geheugenverlies’.
Het duurde enige tijd voordat Van Kleffens, die in de oorlogsjaren de vormgever was van de Nederlandse buitenlandse politiek, voor de commissie verscheen want zijn aanwezigheid in New York, waar hij het Nederlandse standpunt inzake de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië in de VN Veiligheid moest verdedigen, was dwingend noodzakelijk.3 Van Kleffens, op dat moment ook Nederlands ambassadeur in de Verenigde Staten, kreeg desgevraagd een aantal vragen opgestuurd over thema’s waarover de enquêtecommissie met hem wilde spreken. Op basis daarvan vermoedde Van Kleffens een zekere vooringenomenheid van de PEC, hetgeen hij bevestigd vond in brieven die hij uitwisselde met een aantal oud-bewindslieden uit de oorlogsjaren.
Omdat hij voorzag dat de rapporten van de PEC gezaghebbend zouden zijn en de grondslag van de latere geschiedschrijving zouden vormen, wilde hij vooral het personeel van de diplomatieke dienst beschermen tegen de vele daarop gerichte aanvallen, zoals hij ook eerder in de oorlogsjaren had gedaan. Daarom stuurde hij bijvoorbeeld een uitvoerig memorandum over de problemen die medewerkers van Nederlandse gezantschappen en consulaten in de oorlogsjaren tegenkwamen bij het beschermen van vluchtelingen, zoals Joodse Nederlanders en Engelandvaarders. Verschillende van deze Nederlanders waren NSB’ers of zij werden ervan verdacht met de Duitse bezetter samen te werken of ervoor te spioneren. Het stuk was gebaseerd op uittreksels uit gezantschaps- en consulaatsrapporten.
Voor de commissie verklaarde Van Kleffens onder ede regelmatig dat hij zich de details van bepaalde zaken niet meer kon herinneren. Hij was niet de enige getuige die dat deed. Dit strategische geheugenverlies staat echter haaks op verklaringen van zijn naaste medewerkers dat Van Kleffens over een fotografisch geheugen beschikte. Van Kleffens’ optreden moet mijns inziens worden verklaard door de frustraties die hij voelde over (wat hij vond) de ‘episodische’ behandeling van de Nederlandse buitenlandse politiek door de PEC. Hij vond het een schande dat de buitenlandse politiek als allerlaatste agendapunt van de commissie was geplaatst, nooit volledig aan bod kwam en uiteindelijk zelfs werd geschrapt. ‘In welk ander land zou zoiets mogelijk zijn?’, verzuchtte hij meer dan een decennium later tegenover Loe de Jong.4
Standaardwerk
Terug naar het boek. Het Englandspiel handelt over een groot spionagedrama, maar het is geen spionageroman. De informatiedichtheid is hoog: zo worden heel veel personen, organisaties, details, feiten en afkortingen opgevoerd waardoor het, bij deze lezer althans, af en toe duizelde. Ook smeuïge inkijkjes in het dagelijks leven in de geheime wereld van de inlichtingendiensten passeren nauwelijks de revue. Zo weet ik uit mijn Van Kleffens-onderzoek dat in mei 1944 enorme ophef ontstond toen veiligheidsmensen in Arlington House, in de zaal waar de Nederlandse ministerraad altijd bijeen kwam, in een muur ineens een piepklein gaatje aantroffen. Daarachter vonden zij een luchtschacht, die ruimte bood aan een persoon, die daar dan het vertrouwelijke overleg tussen de ministers kon afluisteren of zelfs opnemen. Pogingen om die persoon op heterdaad te betrappen, mislukten echter in de daaropvolgende dagen.
Interessant is ook dat in geval van geheime aangelegenheden Van Kleffens regelmatig met Gerbrandy in het Fries sprak omdat zij wisten dat het telefonisch verkeer kon worden afgeluisterd. Uit mijn onderzoek in de Koninklijke Verzamelingen blijkt verder dat koningin Wilhelmina, prinses Juliana en prins Bernhard voorzichtig waren met wat zij aan elkaar schreven. De Oranjes hanteerden onderling soms codetaal en ze waren zich bewust dat de censor hun brieven en telegrammen kon meelezen. Vermelding van soortgelijke feiten had aan het boek meer vaart gegeven.
Becker en Becker hebben een standaardwerk over spionage, geheime acties en verraad tijdens de Tweede Wereldoorlog geschreven. Het Englandspiel is een aanrader. Aanvullingen op het geruchtmakende spionagedrama zouden kunnen komen als in Engeland de nu nog gesloten SIS-archieven openbaar worden. Wat Nederland betreft zal het Centraal Archief Bijzonder Rechtspleging, dat op 1 januari 2025 openbaar wordt, ongetwijfeld veel nieuwe informatie voor nabestaanden van oorlogsslachtoffers en collaborateurs opleveren.
Noten ▼
2 – De SOE staat ook wel bekend als ‘Winston Churchill’s Ministry of Uncivilized Warfare’.
3 – Het volgende is gebaseerd op stukken in Nationaal Archief Den Haag (NA), archief Van Kleffens, 2.05.86, nr. 287.
4 – NA, archief Van Kleffens, nr. 289, Van Kleffens aan De Jong, 10/10/1968.