Het Strooprapport
Op vergeeld papier en in een gedetailleerd Gotisch lettertype, verkondigt de voorpagina trots: ‘De Joodse wijk van Warschau bestaat niet meer!’ Het zogenoemde ‘Strooprapport’, vernoemd naar de SS-officier die het schreef, werd samengesteld in 1943 ter herdenking van de Duitse vernietiging van het Joodse getto van Warschau. Het zou gepresenteerd worden als persoonlijk geschenk voor de leider van de SS, Heinrich Himmler.
Het in november 1940 opgerichte getto van Warschau was het grootste in door Duitsland bezet Europa. Met een oppervlakte van 3,5 vierkante kilometer strekte het zich uit over een deel van de stad. Hier leefden meer dan 400.000 mensen, 30 procent van de Warschause bevolking. Getto’s werden door de Duitsers opgezet door heel Centraal- en Oost-Europa. Er werden er meer dan 200 ingericht op Poolse grond, waaronder in Kraków, Łódź en Białystok. Hun doel was simpel: ze waren in essentie bedoeld als bewaarplaatsen waar lokale Joodse populaties konden worden geconcentreerd en tewerkgesteld totdat Berlijn besloten had wat er met hen moest gebeuren. In de praktijk waren omstandigheden in de getto’s meestal zo slecht dat veel bewoners er een langzame dood stierven. In Łódź bijvoorbeeld was maar één toilet voor 600 mensen en waren de rantsoenen slechts een fractie van wat nodig is om te overleven.231 Ziekte en ondervoeding waren wijdverbreid.
Na verloop van tijd werden de getto’s ‘geliquideerd’ door de Duitsers. Hun overlevende bewoners werden gedeporteerd naar de vernietigingskampen. Als het grootste van alle getto’s was de ontruiming van het getto van Warschau bijzonder problematisch. Duitse troepen waren sinds eind 1942 bij invallen in het getto al gestuit op toenemend gewapend verzet.
In april van het volgende jaar kwam de confrontatie tot een hoogtepunt toen SS-troepen het bevel kregen het getto te ontruimen en de overgebleven overlevenden te deporteren naar het vernietigingskamp Treblinka. Onder het bevel van SS-Gruppenführer Jürgen Stroop slaagden ze erin het getto, huizenblok voor huizenblok, af te branden en met de grond gelijk te maken, waarbij alle overlevenden werden uitgedreven en diegenen die verzet boden vermoord. Binnen een maand was het getto van Warschau systematisch vernietigd en waren meer dan 50.000 mensen gedood.
Dit was de wrede, moordzuchtige ‘actie’ die herdacht moest worden met drie identieke, in leer gebonden rapporten, als ‘bewijs van de inspanningen en offers’ die doorstaan waren ‘bij de poging om Europa en de wereld te ontdoen van de Joden.’ Eén ervan was bedoeld als geschenk voor Himmler en de andere twee waren voor Stroop zelf en zijn superieur, de SS-commandant in bezet Polen, Friedrich-Wilhelm Krüger. Daarnaast werd een ongebonden, vierde versie samengesteld voor het archief van het SS-hoofdkwartier in Warschau. Op enkele kleine verschillen na waren de vier kopieën identiek, bestaande uit 125 pagina’s van zwaar bankpostpapier met daarop de tekst van Stroop over de operatie in Warschau. Erin opgenomen waren lijsten van de Duitse slachtoffers en de betrokken gevechtseenheden en een volledig verslag aan de had van Stroops dagelijkse situatierapporten en berichten. Ter aanvulling was een bijlage toegevoegd met drieënvijftig foto’s.
Wrede strijd
Van de inhoud van het rapport zijn de foto’s misschien wel het interessantst. Ze geven een verbijsterende weergave van de wrede strijd om het getto van Warschau, met veel foto’s van brandende gebouwen, burgers die zich overgeven en de dodelijke slachtoffers. Sommige van deze foto’s zijn erg bekend geworden, zoals die van Stroop zelf met zijn luitenants aan zijn zijde of die van een colonne burgers die door soldaten voortgedreven wordt door een van rook vervulde straat. De bekendste foto is echter die van een groep angstige vrouwen en kinderen, die volgens het bijschrijft ‘met geweld’ uit de bunkers waren gedreven. Vooraan de groep staat een kleine jongen van misschien acht jaar oud, in korte broek, zijn armen omhoog, met een uitdrukking van onbeschrijfbare angst op zijn gezicht. Het is één van de herkenbaarste foto’s uit de Tweede Wereldoorlog.
Van de vier exemplaren die van het Strooprapport werden vervaardigd, resteren er slechts twee. Eén van de in leer gebonden uitgaven bevindt zich in het Instituut voor Nationale Herinnering in Warschau, terwijl de ongebonden kopie (hiervoor afgebeeld) te vinden is in het Amerikaanse Nationale Archief in Washington DC. Op de voorpagina staan de stempels van het ‘International Military Tribunal’ en de Britse ‘MIRS’ (Military Intelligence Research Section). Beide overgebleven exemplaren werden uitvoerig gebruikt als bewijs tijdens het proces van Neurenberg. De Amerikaanse hoofdaanklager, Robert H. Jackson, refereerde naar het document als ‘misselijkmakend’ en een bewijs van
‘het geplande en systematische karakter van de Jodenvervolging’.
De grootste ironie is natuurlijk dat een document dat voor de nazi’s bedoeld was als trots verslag van een moordzuchtige daad van etnische zuivering, later gebruikt werd als bewijs om de daders te veroordelen. Op het moment dat het tribunaal van Neurenberg plaatsvond waren twee van de beoogde ontvangers, Heinrich Himmler en Friedrich-Wilhelm Krüger, reeds overleden. Allebei hadden ze kort na het einde van de oorlog zelfmoord gepleegd. Alleen Jürgen Stroop was nog in leven. Gevangengenomen door de Amerikanen in mei 1945, werd hij in 1947 overgedragen aan Polen, waar hij berecht werd voor zijn misdaden. Na ter dood veroordeeld te zijn, werd hij op 6 maart 1952 in Warschau opgehangen.
Boek: Hitlers Derde Rijk in 100 voorwerpen
Ook interessant: Nederlandse Joden ruimden getto van Warschau op
…en: Getto’s, ontwikkeling van een begrenzend begrip