Hoe zag het leven van een gastarbeider in Nederland er tussen 1960 en 1980 uit? Hoe woonde hij, wat deed hij in zijn vrije tijd en waar moesten gelovigen bidden? Deze en vele andere vragen worden beantwoord in de tentoonstelling Gevraagd en gebleven. Het Huizer Museum laat vanaf 13 oktober tot 19 november zien hoe de gastarbeiders in het Gooi of de Vecht- en Eemstreek hun weg vonden en uiteindelijk gewoon inwoners zijn geworden.
In 1960 kwamen de eerste gastarbeiders naar het Gooi of de Vecht- en Eemstreek.
Tot 1975 groeide dit aantal met ongeveer drieduizend personen. Zo vestigden zij zich onder meer in Weesp, Huizen, Baarn, Bussum, Hilversum, Naarden en Soest. Het waren bijna allemaal mannen die hier voor korte tijd geld kwamen verdienen. Vanaf 1980 werd het woord gastarbeider niet meer gebruikt: vele vroegere gastarbeiders bleven en lieten vrouw en kinderen overkomen.
De eerste gastarbeiders waren Italianen en Spanjaarden. Nederlandse bedrijven haalden hen hierheen. De meesten keerden weer terug naar hun geboorteland.
Latere groepen uit vooral Turkije en Marokko kwamen meestal op eigen gelegenheid naar onze omgeving om werk te zoeken. De bedrijven in deze regio namen ze graag aan. Zij waren bereid het werk te doen waarvoor geen Nederlandse arbeiders gevonden konden worden. Na 1968 mocht je zonder arbeidsvergunning hier niet meer werken. Toch konden de meeste buitenlandse arbeiders hier hun geld blijven verdienen, omdat bedrijven hen nodig hadden.
Pensions
In de tentoonstelling komen verschillende thema’s aan bod, zoals de soms erbarmelijke woonomstandigheden in de overvolle pensions in Hilversum, Weesp en Soest. Aanvankelijk moesten de bedrijven zelf voor de huisvesting van de gastarbeiders zorgen. Later zorgden de arbeidsmigranten zelf voor een slaapplek en zo ontstonden ‘arbeiderspakhuizen’ met veel bedden en slechte voorzieningen.
Over veel vrije tijd beschikten de gastarbeiders niet. Door een tweede baan en het werken in ploegendiensten was een regelmatige en recreatieve invulling van de weinige vrije tijd vrijwel onmogelijk.
Rooms-katholiek
De Spanjaarden en Italianen waren Rooms-katholiek. Zij konden hun godsdienstige gebruiken hier voorzetten. Dat was anders bij de Turken en Marokkanen. Voor hen moesten nieuwe gebedsruimten komen. Sommige bedrijven waren daar behulpzaam bij.
In de loop van de tijd nam het aantal voorzieningen voor de migranten toe. Ook de specifieke zorg en ondersteuning voor de gastarbeiders groeiden. Pas rond 1980 ontstond het besef dat in veel gevallen niet meer van een terugkeer sprake was.
Meer informatie over de tentoonstelling is te vinden op www.tussenvechteneem.nl