De oorlogsmisdrijven die tijdens de meidagen van 1940 bij de Grebbeberg werden begaan zijn nog geregeld onderwerp van discussie. In het standaardwerk Mei 1940 wijzen militair historici Herman Amersfoort en Piet Kamphuis voor wat berteft de beeldvorming over Duitse oorlogsmisdrijven onder meer naar de Parlementaire Enquetecommissie Regeringsbeleid 1940-1945. Volgens prof. Em. J.M.J. Bosch, brigadegeneraal buiten dienst, was een felle toespraak tijdens de eerste herdenking op de Grebberg mogelijk van meer invloed.
Begin 1946 werd er voor het eerst een herdenkingsplechtigheid op de Grebbeberg gehouden. Deze plechtigheid werd onder meer bijgewoond door prinses Juliana, prins Bernhard en minister-president Schermerhorn. Luitenant-Generaal J.J.G. Baron van Voorst, oud-Commandant het veld leger, was een van de aanwezigen die een toespraak hield. In zijn toespraak ging hij onder meer in op de oorlogsmisdaden die de Duitsers tijdens de meidagen begingen.
Volgens de luitenant-generaal hadden de Duitsers gespot met “oorlogswet en oorlogsmoraal”. Als voorbeelden noemde hij bijvoorbeeld het gebruik van geheimzinnige lichtkogelsignalen, het opjagen van gevangenen en het misbruiken van de Nederlandse uniform en burgerkleding. Baron van Voorst tijdens de herdenking op de Grebbeberg onder meer:
Alleen S.S.-troepen, schuim van uit de gevangenis bevrijde misdadigers, zijn hiertoe in staat. Daartegenover moesten onze brave, goedwillende, dikwijls zelfs argelooze soldaten den vuurdoop ondergaan.
Volgens brigadegeneraal buiten dienst J.M.J. Bosch is het goed mogelijk dat deze toespraak een grote invloed had op het beeld dat Nederlanders van de Duitse oorlogsmisdaden:
Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat deze boodschap zich bij de aanwezigen vastzette en – via de radio, kranten en tijdschriften die ongetwijfeld verslag deden – ook in bredere lagen van de bevolking.
Bosch schrijft dat in een uitgebreid artikel waarin hij enkele kanttekeningen plaatst bij het boek Mei 1940. Die hele boekbespreking is hier te lezen.