In augustus 1942 zaten twee Joodse broers, Jaap en Rob Rosen Jacobson, in de trein naar een concentratiekamp. Ze hadden geprobeerd om Frankrijk te bereiken, maar waren opgepakt. De broers namen het heft zelf in handen en wisten uit de trein te springen. In De Sprong. Herinneringen 1940-1945 (uitgeverij Verloren, 2015) vertelt Jaap Rosen Jacobson (1916-2015) het verhaal van de ontsnapping van hemzelf en zijn broer.
De tekst van De Sprong is gebaseerd op het dagboek dat Jaap van maart 1939 tot augustus 1945 bijhield en dat na de oorlog in de collectie van het NIOD belandde. In het Woord vooraf schrijft de neef van Jaap hoe plotseling het leven van zin vader en oom door de oorlog veranderde:
“Het boek beschrijft wat ik altijd heb willen begrijpen over de vlucht van mijn vader en mijn oom en de bijzondere band tussen beiden. Ze waren niet betrokken bij de Joodse gemeenschap en het Joodse geloof speelde in hun opvoeding geen rol. Toch werden ze ineens gezien als Joden. Van een dienstplichtige rechtenstudent en een pas afgestudeerd ingenieur werden ze ongewenste vreemdelingen. In enkele maanden veranderde hun leven voor altijd.” (14)
Een brief van de P.T.T.
Vanwege de steeds omvangrijkere anti-Joodse maatregelen, besloten Jaap en Rob, ze woonden in Wassenaar, om via Frankrijk en Spanje (oorspronkelijk wilden ze via Zwitserland gaan, maar dit bleek onmogelijk) naar Engeland te vluchten, als Joodse Engelandvaarders. Hun vriend Henk Hartog ging met hen mee. In juli 1942 vertrekt het groepje via België naar Frankrijk. Maandag 6 juli was de laatste dag voor het vertrek. Een brief die die dag in de bus viel, bevestigde de drie jongemannen nog eens in de keuze die ze hadden gemaakt:
“De laatste dag die we in Holland zullen doorbrengen begint goed. De post brengt een brief van de P.T.T. waarin wordt meegedeeld dat, in verband met de oplossing van het Jodenvraagstuk, de telefoonaansluitingen van Joden zullen worden opgeheven. Wij kunnen vóór het einde van de maand Juli verwijdering van ons toestel verwachten.” (71)
Met Adolf Eichmann is niets te beginnen
In Parijs wordt het groepje door een Duitse douanier onderschept, waarna ze twee weken in de cel vastzitten en zich daarna moeten melden op een SD-kantoor in Orléans. Ze proberen nog aan hun lot te ontkomen door zich uit de situatie te kletsen:
“Op het perron [in Orléans] doe ik een laatste poging en tracht ik “de man in burger” van de SS, die terzijde staat toe te zien of alles naar zijn wensen verloopt, te spreken te krijgen, hetgeen lukt. Ik leg hem uit dat er een Verfahren bij de Deutsche Behörden aanhangig is, omdat bij een genealogisch onderzoek is komen vast te staan dat we geen Joden zijn. Maar hem interesseert dat allemaal niet en hij wordt ongeduldig dat ik zo aan sta te dringen: ‘Waar zijn de papieren dan?’ vraagt hij (Het is vrijwel zeker dat deze man de beruchte Adolf Eichmann was). (…) Als ik zeg dat die zich in Holland bevinden, poeiert hij me af en geeft hij me de raad vanuit het kamp naar Nederland te schrijven om ze op te laten zenden! Er is met deze man inderdaad niets te beginnen…” (110)
Beide broers – Henk Hartog kiest ervoor om in de trein te blijven zitten – weten onderweg uit de wagon te springen. Jaaps arm schiet hierbij uit de kom. In de hectiek van het moment raken beide broers elkaar meteen kwijt. Afzonderlijk van elkaar weten ze Engeland te bereiken, net als 1700 andere Nederlandse Engelandvaarders. Daar mogen ze op audiëntie bij koningin Wilhelmina.
- Boek: De Sprong. Herinneringen 1940-1945 – Eduard Jacob Rosen Jacobson
- Fragment uit het boek: Hoe twee Joodse broers aan de nazi’s ontkwamen