Van veraf lijkt Samarkand, gelegen in het hedendaagse Oezbekistan, wel een zee van koepels die uitrijst boven haar indrukwekkende monumentale gebouwen. Daaronder bevinden zich heiligdommen waarin geestelijken, geleerden en machthebbers met grote namen rusten, waaronder een aantal uit de dynastie der Timoeriden. Het was in deze ‘stad-van-1001-nacht’ dat prins Ulug Bey baanbrekend astronomisch onderzoek verrichtte.
Zijn naam betekende ‘Grote Prins’ en hij kwam in 1394 ter wereld als kleinzoon van de beruchte heerser Timoer Lenk, die van Samarkand de hoofdstad van zijn rijk maakte. De jonge prins genoot een gedegen opleiding, wat een wetenschappelijke belangstelling bij hem wekte. Toen zijn grootvader stierf werd hij op vijftienjarige leeftijd stadhouder van Samarkand. In het dagelijks leven gedroeg hij zich meer als wetenschapper dan als bestuurde. Hij beschikte volgens zijn tijdgenoten over schier oneindige kennis.
Ulug Bey was thuis in de geneeskunde, poëzie en linguïstiek. Daarnaast sprak hij Arabisch, Perzisch en Turks. Hij was ervan overtuigd dat hij met behulp van de wetenschap de coördinaten van de sterren beter zou kunnen berekenen, wat voor karavaanreizigers, legerleiders en zeevaarders behulpzaam zou zijn om zich te oriënteren.
Observatorium
Onder het bewind van deze wijze prins groeide Samarkand uit tot een centrum van astronomie. Om al deze kennis toegankelijk te maken stichtte Ulug Bey een madrassa, ofwel universiteit. De studenten maakten er gebruik van kleine instrumenten, zogenaamde astrolabia, om de posities van de sterren te bepalen, maar Ulug Bey droomde van een reusachtig exemplaar om de meetnauwkeurigheid te verhogen. Daarom gaf hij in 1424 opdracht tot de bouw van een observatorium dat nog nergens ter wereld bestond en waarvan de bouw vier jaar duurde. Het was gelegen op een heuvel ten noorden van Samarkand en was zo gebouwd dat men er de gehele kosmos kon waarnemen.
Binnen een bakstenen toren van 33 meter hoogte en 64 meter omtrek bevond zich een sextant met gigantische afmetingen, die precies op de meridiaan was uitgericht en in een kelder van 11 meter diepte kon verzinken. Door middel van een geleidingsrail kon het instrument over een hoek van zestig graden worden gedraaid. De schaalverdeling was in marmeren stenen uitgebeiteld, met onderlinge afstanden van tweeënzeventig centimeter voor de graden en twaalf millimeter voor de minuten. Ulug Bey en zijn geleerden konden zo de hoek van iedere ster ten opzichte van de horizon bepalen.
Gedurende twintig jaar vervolmaakte Ulug Bey zijn metingen en berekeningen. Zo bepaalden ze het ‘siderische jaar’, de exacte tijd die de zon nodig heeft om weer op precies dezelfde plaats tussen de andere sterren te belanden. Deze wijkt slechts 58 seconden af van wat men tegenwoordig berekent. Dit liet hij in 1437 in de Perzische taal publiceren in het standaardwerk Zij-i-Sultani, een sterrencatalogus vol met tabellen die sinds de Almagest van Claudius Ptolemaeus (87-168) niet meer was verschenen. Daarin stonden de posities van 1008 sterren, inclusief enkele planeten.
Beroemde astronomen als Jamshid al-Kashi (1380-1429) en Ali Qushji (1403-1474) leverden hier ook een belangrijke bijdrage aan. Eerstgenoemde verliet hiervoor zijn geboorteland Perzië en uit de bewaard gebleven briefwisseling die hij met zijn vader voerde is veel bekend geworden over de leidende rol die Samarkand destijds op wetenschappelijk gebied vervulde. Daaruit blijkt dat er contacten bestonden met astronomen in Egypte, Syrië en Anatolië, maar ook dat de grens tussen astrologie en astronomie in sommige gevallen maar dun was en er ondanks tegenstrijdige meetgegevens werd vastgehouden aan het geocentrische beeld van het zonnestelsel zoals geformuleerd door Ptolemaeus.
Verwoesting
Toen zijn vader Shah Rukh (1377-1447) stierf werd Ulug Bey uiteindelijk sultan van Samarkand en heerser van de Timoeriden. De krijgskunst was hem echter vreemd, waardoor het hem niet lukte om de eenheid binnen zijn rijk te bewaren. Vooral religieuze fanatici begonnen onrust te stichten. Na slechts twee jaar aan de macht te zijn geweest werd Ulug Bey onthoofd in opdracht van zijn zoon Abdul Latif (1420-1450). Die liet daarna ook het observatorium verwoesten.
Pas begin vorige eeuw herontdekte de Russische archeoloog Wassily Lavrentiyevich Vyatkin (1869-1932) de ruïne van het observatorium. Hij leidde in 1908 de opgravingen en vond daarbij de restanten van de sextant. In 1915, gedurende de Eerste Wereldoorlog, werd er een overkapping boven aangebracht om de vondst te beschermen tegen weersinvloeden.
Ter nagedachtenis aan deze heerser met grote wetenschappelijke begaafdheid werd in 1970 het Ulug Bey Observatory Museum opgericht. Naast reproducties van Arabische manuscripten over astronomie bestaat de collectie ook uit instrumenten zoals astrolabia en een schaalmodel van het reusachtige observatorium uit de vijftiende eeuw. Zo kan ook vandaag de dag nog het levenswerk worden bewonderd van deze heerser die de sterrenhemel belangrijker vond dan het slagveld.