Zijn er nog Nederlanders die de betekenis kennen van het woord ‘Scherlookeren’ (ook wel scharlokeren of schietlokeren genoemd)? Dit woord betekende ‘spijbelen’ en kwam van de uitdrukking ‘naar Schoonderloo gaan’.
Schoonderloo
Tussen Rotterdam en Delfshaven lag Schoonderloo, destijds een zelfstandig dorp. In de zeventiende en achttiende eeuw gingen veel Rotterdammers rondom St. Jobsdag (10 mei) naar de kermis in Schoonderloo; een gebruik uit het katholieke verleden. De kermis kreeg een slechte naam door de kroegen en herbergen, waar vooral jongeren allerlei ‘ongebondenheden en dartelheden pleegden’. Zodanig dat de overheid moest ingrijpen met geldboetes en straffen.
Dat de ‘slechte jeugd van tegenwoordig’ van alle tijden is, valt ook op te maken uit het Register van Delfshaven uit 2 april 1633 met de volgende tekst:
Is tot kennisse van mijn Heren de Magistraten der stadt Delff gecomen, dat grooten hoop jongens hier van Delfshavengaen tegen een hoop jongens die van Rotterdam comen, opten dijck van Schoonderloo metten anderen rotten ende hen in twee partije stellen bij forme van schermutselinge, werpende seer fellelijcken met stenen naer malcanderen gaten int hooft, sulcx dat de luyden den wech nochte den dijck niet en mogen gebruycken.
Niet alleen de jeugd heeft zich hier misdragen. De Hoekse troepen van Jonker Frans hebben in 1488 een deel van Schoonderloo verwoest. De kerk liep daarbij grote schade op. En zo’n kleine honderd jaar later in 1572 staken de Spanjaarden de kerk in brand. Er bleef een ruïne achter.
Dorpskerkje Schoonderloo
Wie nu door de straten van de wijk Schoonderloo wandelt, kan zich nauwelijks voorstellen dat het tot de helft van de negentiende eeuw een zelfstandig dorp was. Het was een ambachtsheerlijkheid en was gelegen aan de noordzijde van de Schielands Hooge Zeedijk.
Schoonderloo betekent ‘mooi zicht’ en waarschijnlijk slaat dit op het fraaie uitzicht op de rivier. Het dorp had een eigen waterweg: de Hoydrift, maar dit werd in 1164 al voor een groot deel verzwolgen door de Maas, die toen een stuk zuidelijker liep dan nu.
Stankoverlast door traankokerijen
Vanaf Schoonderloo was een veerdienst naar het dorp Charlois aan de andere kant van de Maas. De bewoners leefden onder meer van de visserij en ook de walvisvaart was een bron van inkomsten. Tussen Delfshaven en Schoonderloo lagen traankokerijen, onder andere van de Gebroeders Geens en van Meijndert Calckman. Deze lever- of traanhuizen zorgden voor flinke stankoverlast. In het jaar 1693 was er een felle brand: ‘De vlammen verteerden pek, teer, kabeltouwen, armason en ander tuig’, aldus G. van Spaan in het boek Beschryvinge der stad Rotterdam, en eenige omleggende dorpen.
Van kapel tot ruïne
Al in 1270 kreeg Claes de Vries van Schoonderloo van graaf Floris V toestemming om het de buitengors Schoonderloo te bedijken. Op dit ingedijkt stuk grond ontstond het dorpje met een parochiekerk en al in 1274 was sprake van een ‘presbyter de Sconreloe’. Het was een eenvoudig dorpskerkje van rode baksteen met een leien dak, een drie- of vierhoekig koor en zeven ramen aan de zuidkant. De ingang lag aan de Coolschen weg (tegenwoordig de Schoonebergerweg).
Over dit kerkje bestaat nog een verhaal: op 12 mei 1567 besteeg Jan Kaleux, een monnik van de minderbroedersorde de kansel. Hij gaf een preek die volgens de toehoorders ‘rook na de mutsaart’ (mutsaart = verdenking van ketterij). Hiervan werd de kapelaan van de St. Laurenskerk op de hoogte gebracht. Met een aantal devote katholieken wilde hij ‘deze vent hals en been en te breken’, maar de monnik was al weg.
Intussen was de kerk gedegradeerd tot kapel, want de kapel in Delfshaven nam de plaats in als parochiekerk. Zoals gezegd staken de Spanjaarden in de zestiende eeuw de kapel in brand en bleef er een ruïne over. Een deel van de stenen werd hergebruikt in de kerk van Delfshaven, alsmede de klok. De ruïne werd pas in 1802 afgebroken. Op deze plek bleef men hun doden begraven en vormde tot eind achttiende eeuw een begraafplaats. De graven van dit kerkhof zijn daarna geruimd.
Joods hoeke
Op deze begraafplaats was ook een hoekje ingericht met joodse graven. Volgens de joodse wet mogen graven niet geruimd worden, zodoende werden deze graven uit respect in tact gelaten. Ook nu nog is dit joodse hoekje te vinden. Het bevindt zich halverwege de Willem Buytewechstraat, achter het Rotterdamsch Lyceum. Naast een grote speelplaats voor kinderen liggen deze graven; het is een vreemd perkje afgeschermd met bosjes en een ijzeren hek. Niemand weet precies wat er is en niemand durft er een stap binnen te zetten.
De Bontepaal
Schoonderloo was van 1795 tot 1811 een zelfstandige gemeente. Op de grens van de ambachten Schoonderloo en Cool bevond zich een tolhek met tolhuis bij de Bontepaal. Na annexatie door Delfshaven werd het de grens tussen de gemeenten Delfshaven en Rotterdam. Het passeren van de Bontepaal kostte in 1863 twee cent voor een paard of ezel, een halve cent voor een kalf, schaap of varken en een stuiver voor een rijtuig met passagiers. In 1886 werd de tol na annexatie van Delfshaven door Rotterdam opgeheven.
Uitspanning Melkkop
Al in de zestiende eeuw stond even buiten de Bontepaal aan de voet van de Schielands Hooge Zeedijk eenzaam een grote boerderij te midden van weilanden, waar koeien werden gehouden. De melk werd verkocht en voor een groot deel verwerkt tot boter. Dat is te zien aan de naam van de boerderij: Melkkop, onder de oude melkmaten komt naast liter, kan, pint en mengel ook de kop voor.
In de negentiende eeuw werd naast de verkoop van melkproducten ook een theetuin ingericht als uitspanningsoord met zitjes en prieeltjes. Het was zeer in trek bij Rotterdammers en Delfshavenaars. Er was een muziektent, een schiettent, kraampjes en speeltoestellen voor de jeugd. ’s Winters kon men er schaatsen als de ondergelopen weilanden waren bevroren. Eigenaar Teunissen had zeven dochters, die voor de bediening zorgden.
Huize Schoonderloo
Een van de weinige overblijfselen van het oude Schoonderloo is Huize Schoonderloo gelegen aan de 2e IJzerstraat. Dit pand werd in de negentiende eeuw voor een rijke familie gebouwd als buitenverblijf met stallen en een koetshuis. Slootje, weitje, knotwilgje, zo zag het er hier uit tot diep in de negentiende eeuw. Na 1908 huisvestte in het pand de Keuringsdienst van Waren, daarna de directie van Stokvis. In 1974 kwam het pand leeg te staan en verloederde het, tot het in 1979 gekraakt werd door een punkband. Halverwege de jaren tachtig werd het gebouw opgeknapt en nu zitten er startende bedrijven in.
Van Gat naar Schat
Aan de Schoonderloosestraat lag een braakliggend terreintje tussen de huizen; door verwaarlozing werd dit ook Het Gat van Schoonderloo genoemd. De deelgemeente wilde hier dure appartementen bouwen, maar buurtbewoners wezen de deelgemeente op het feit dat dit deel van de stad enorm versteend was. Ze creëerden hier een klein buurtparkje met een aantal thematuinen. In januari 2008 stond het parkje extra in de belangstelling in het SBS6-programma ‘Tuinruimers’, waarin Rob Verlinden met zijn tuinteam de tuin nog een extra opknapbeurt gaf.
Hier in dit parkje leven de buurtbewoners op zonnige dagen met elkaar. Terwijl de volwassenen lekker zitten te kletsen, scharrelen de kinderen rond in het kleine stukje groen en maken ze kennis met onder ander de kruiden in de kruidentuin. Het wordt nu niet voor niks de Schat van Schoonderloo genoemd.