Rattenrace
Hij wilde het hun betaald zetten. Dat was volgens Patsy Ziemer de reden dat haar vader in 1944 vrijwillig terugkeerde naar Europa om zijn bijdrage te leveren aan de strijd tegen nazi-Duitsland. In mei 1944 als burger toegevoegd aan het Amerikaanse leger. Als informatiespecialist verbonden aan het Office of War Information reisde hij maandenlang van het ene naar het andere legerkamp en militaire hospitaal in het Verenigd Koninkrijk. Daar gaf hij lezingen aan de hier gestationeerde Amerikaanse militairen die herstellende waren of zich gereed maakten om zich aan te sluiten bij de geallieerde strijdkrachten die op 6 juni 1944 in Normandië voet aan wal zetten om Europa te bevrijden van Hitlers terreur.
Vanaf eind maart reisde Ziemer in een buitgenomen Ford V-8 van de Wehrmacht, die hij liefkozend Doris noemde, ongeveer tien weken mee met Combat Command B (CCB) van de 4th Armored Division, die het speerpunt van generaal Pattons Third Army vormde. Officieel was hij als verslaggever van Radio Luxemburg verbonden aan de eenheid. Naar eigen zeggen kon de geluidswagen ‘de rattenrace door Duitsland’ niet bijhouden, zodat hij op eigen houtje met de troepen mee optrok. Hij nam het risico voor lief om voor de krijgsraad geroepen te worden vanwege ongeoorloofde afwezigheid.
De kans om erbij te zijn terwijl de divisie vanuit het Rijnland via Beieren naar Tsjechoslowakije oprukte, wilde hij niet missen. De oud-schooldirecteur sprong in schuttersputjes om dekking te zoeken voor vijandelijk vuur, moest geholpen worden als zijn auto in de modder was weggezakt en zag vijandelijke soldaten en ook ‘eigen jongens’ sterven.
Veldgraven en witte vlaggen
Ziemer was vooral benieuwd naar ‘hoe Duitsland zich voelde meteen na de overgave’. Hij hield onderweg interviews en schreef verslagen en brieven naar huis, met de uiteindelijke bedoeling om hierover een boek te schrijven, dat er echter nooit gekomen is. Gedurende de opmars zag hij overal tekenen dat het voorjaar was aangebroken: viooltjes en narcissen bloeiden en bloesembomen toonden hun pracht. Het betoverende lentelandschap werd echter ontsierd door de veldgraven van Duitse soldaten. Zij ‘waren een paar uur geleden nog nazisoldaten,’ schreef Ziemer, ‘neergeschoten, verscheurd, dood, voor de Führer zoals ze hadden gewild’.
Aan de ene kant van de weg liepen Duitse soldaten met hun handen in de lucht, aan de andere kant displaced people, onder wie Polen, Tsjechen en Russen. Sommige dorpen waar de Amerikanen doorheen kwamen waren zwaar beschadigd door hun artillerie, andere waren vrijwel ongeschonden. Overal waren witte vlaggen te zien, vastgehouden door kinderen en wapperend op huizen en kerktorens.
Zonen van het meesterras
Ziemers aandacht ging in het bijzonder uit naar de jonge generatie Duitsers. Hij zag hoe de jongste kinderen met zakdoekjes in hun hand zwaaiden naar de Amerikanen in hun imposante stoet militaire voertuigen. Jongens en meisjes van zes tot zestien staarden, onder de indruk van het machtsvertoon. De wat oudere jeugd werd door Ziemer gewantrouwd. Hij was erbij toen een zeventienjarige jongen krijgsgevangen werd genomen langs de route naar Hanau. De jongeman had zich verborgen in een greppel, maar een bevrijde Franse dwangarbeider had de Amerikanen op zijn verstopplek gewezen. Nadat een Amerikaanse militair had geroepen dat hij met zijn handen omhoog tevoorschijn moest komen, kwam de jongen huilend tevoorschijn, trillend over zijn hele lijf. Hij droeg een Hitlerjugend-dolk bij zich, maar zijn vuurwapens had hij al eerder weggesmeten. Toen hij was uitgehuild kon hij worden ondervraagd. ‘Hij werd arroganter toen hij ontdekte dat wij niet van plan waren om hem ter plekke te vermoorden’, schreef Ziemer, ‘en uitte zijn verlangen om tegen ons te vechten als hij de kans kreeg.’ De jongen kreeg daarop ‘een gratis ritje naar de dichtstbijzijnde PW cage’, een locatie waar krijgsgevangenen tijdelijk werden geplaatst.
‘We zijn veel van deze zonen van het meesterras tegengekomen,’ schreef Ziemer in april 1945, ‘jongens die zijn opgeleid voor de dood en bereid de idealen die zijn uitgezet door hun Führer uit te voeren.’ Zulke jongens zwierven volgens hem nog in groten getale door Duitsland en vormden ‘een constante bedreiging voor onze veiligheid en voor een eeuwige vrede’. De ‘grote vraag’ was of het zou lukken hen te heropvoeden zodat ze…
…de vrede zouden respecteren of dat zij de leiders zouden worden van de volgende wereldoorlog.
Een vijfentwintigjarige SS’er met een geamputeerde arm en littekens over zijn gezicht die een jaar in het ziekenhuis in Gotha had gelegen, meldde zich in burgerkleding bij de Amerikanen. Tijdens de ondervraging, die Ziemer bijwoonde, vertelde de man dat hij al sinds zijn achttiende bij de SS zat. Hij was vanuit de Hitlerjugend hierbij gekomen. ‘Hij was een van Hitlers kinderen en was er trots op’, aldus Ziemer. ‘Hij zei ons dat we nooit de nazipartij zouden verslaan en dat, als we het Duitse leger zouden verslaan, Hitler persoonlijk de laatsten van hen zou aanvoeren tegen ons, met een handgranaat in zijn hand.’
Het boek van Gregor Ziemer werd door Disney verfilmd
Kindsoldaten
Aangemoedigd met slogans als ‘Wir sind geboren, um für Deutschland zu sterben’ leverden jonge Duitsers een fanatieke bijdrage aan de eindstrijd. Geallieerde militairen schrokken soms van de jonge leeftijd van hun tegenstanders. Een Amerikaanse sergeant uit het 180th Infantry Regiment verklaarde hoe zijn eenheid het in Neurenberg moest opnemen tegen kindsoldaten van wie de jongsten volgens hem slechts acht jaar oud waren. ‘Overal gooiden ze granaten uit ramen en schoten ze met geweren’, verklaarde hij.
Het was erg zwaar om al deze kinderen te moeten doden, maar we moesten het wel doen.
‘Zodra de Russen ons zagen, schudden ze steeds weer het hoofd,’ aldus een voormalige kindsoldaat, geboren in 1929, die elders in Duitsland vocht tegen het Rode Leger, ‘ze konden niet geloven dat wij nog kinderen waren.’ Hoeveel jonge mensen in de laatste weken precies sneuvelden is niet bekend. Van de 5.245.558 dienstplichtige Duitsers die geboren waren tussen 1921 en 1928, van wie de oudsten achttien waren toen de oorlog uitbrak, sneuvelden er volgens cijfers van het Onderzoeksbureau voor Militaire Geschiedenis van de Bundeswehr gedurende de hele oorlog 1.332.140 (25.4%).
Monument van naziwreedheid
Terwijl de oorlog zijn einde naderde, ontdekten de geallieerden de locaties waar de nazi’s hun wrede politiek in de praktijk hadden gebracht. In het mede door zijn divisie op 4 april bevrijde concentratiekamp Ohrdruf en later ook in Buchenwald en Dachau was Ziemer met eigen ogen getuige van de ergste misdaden die uit naam van Hitler werden gepleegd. In een verslag van 8 april beschreef hij Ohrdruf als volgt:
De hopen van menselijke lichamen, neergelegd als stapels hout […], de vele half verbrande skeletten nabij de verbrandingskuil, allemaal een monument van naziwreedheid.
Een bewaker van het kamp die door de Amerikanen was gearresteerd, weigerde afstand te nemen van zijn geloof in Hitler en zei volgens Ziemer ‘dat hij dacht dat Duitsland de oorlog alsnog zou winnen’. ‘Kunnen we mensen vertrouwen die zo weinig achting hebben voor het leven van hun medemens?’ vroeg Ziemer zich af. ‘Ik zeg van niet.’ Hij vroeg Duitsers of ze wisten wat er was gebeurd in de concentratiekampen, waarop ze meestal ontkennend antwoordden. Hij toonde dan foto’s die hij zelf in Ohrdruf en Buchenwald maakte. Als hij ze liet zien verbleekten zijn gesprekspartners en staarden en stotterden ze, omdat ze niet konden geloven dat hun mensen dat hadden gedaan.
Wezen van de storm
Onder begeleiding van twee landgenoten, onder wie assistent-aalmoezenier Charles E. Wilson, ondernam Ziemer een reis naar Neurenberg, de stad waar de nazi’s in 1927 en 1929 en van 1933 tot en met 1938 bijeenkwamen voor hun rijkspartijdagen. Hij wilde hier mensen op straat interviewen. Neurenberg was zwaar gehavend door geallieerde bombardementen. Ziemer en de twee anderen klommen en klauterden twee uur lang door de ruïnes van de verwoeste stad. Militaire bulldozers hadden wegen aangelegd door het puin.
De kinderen die ze aantroffen tussen de puinhopen deden Wilson denken aan ‘wezen van de storm. Als hongerige mussen huppen ze van kruimel naar kruimel. Op hun betraande gezichten en in hun verbijsterde ogen is een verbaasde pijn zichtbaar.’ Wilson zag een klein meisje met een smerig gezicht en gekleed in lompen, dat leefde in een ‘huis gemaakt met opgestapelde bakstenen als muren en een plaat van tin als dak’. Ze baande zich een weg door ‘de braamstruiken van verwrongen ijzer en brokken zwartgeblakerd cement’ om haar kopje te vullen uit een pijp waaruit druppels water lekten.
Onderweg naar Oostenrijk en Tsjechië trok Ziemer met de 4th Armored door het Beierse woud. Het landschap was er ruiger en ze werden verrast door een sneeuwstorm. De route richting Tsjechië deed Ziemer denken aan 1938, toen hij diezelfde weg met zijn vrouw had afgelegd, met de Duitse troepen mee. Toen gedroegen de Duitse soldaten zich nog arrogant, maar nu werden ze in trucks in tegenovergestelde richting afgevoerd als krijgsgevangenen. De burgers die in 1938 de Duitsers hadden onthaald, zwaaiden nu naar de Amerikanen. Het nieuws van Hitlers dood op 30 april had deze contreien ook bereikt.
Op 1 mei zag de Amerikaan een groep kinderen van tien tot vijftien jaar oud, die vanuit hun KLV-oord1 onderweg waren naar huis. Een van de jongens had nog een tocht van honderden kilometers voor de boeg. Hij wist dat Hitler dood was en noemde de overige nazileiders ‘lafaards’. Een dag later sprak Ziemer twee leraren uit Berlijn die sinds 1943 een KLV-groep van meer dan 500 kinderen aanvoerden. Uit angst voor de Russische opmars waren ze gaan lopen. Beide leraren waren lid geweest van de nazilerarenbond, maar beweerden gedwongen te zijn geweest om de nazidoctrines te doceren. Ze vertelden dat de kinderen gedesillusioneerd waren en dat het hun belangrijkste zorg was om onderweg voldoende eten te vinden en hen veilig thuis te krijgen.
Rotte binnenste uit de appel
Ziemer bleef de Duitsers wantrouwen. ‘Ik ben er zeker van dat als ze ongemoeid worden gelaten,’ schreef hij op 8 april, ‘de Duitsers voor zichzelf een nieuwe Hitler zullen creëren, onder wiens leiding deze zelfde oorlog opnieuw moet worden gevochten, over vijfentwintig jaar vanaf nu.’ Hij was van mening dat Duitsland zich nimmer mocht herbewapenen. Een geallieerde bezetting had volgens hem pas zin als deze lang genoeg duurde om de jongste generatie te heropvoeden. Niemand die er niet bij was geweest zou begrijpen wat en hoeveel er nodig was om ‘het rotte binnenste uit de appel te snijden’. Hij maakte zich vooral zorgen om de jeugd:
Zij kennen niets anders dan de nazileer en zijn gevaarlijk voor de wereld. Het Duitse volk kan alleen vertrouwd worden nadat ze aan de wereld hebben bewezen dat ze in vrede met de wereld kunnen leven en dat kan vele jaren duren.
Het minste zorgen maakte de oud-leraar zich over de allerjongste Duitsers. Hij was eens ingekwartierd bij een tandarts die door zijn antinazistische houding in een concentratiekamp had gezeten. De man had een achtjarige zoon en een dochter van zes. ‘Ze lachen de hele dag lang’, schreef Ziemer op 2 mei. ‘Ze vragen niet om chocolade, maar kijken er verlangend naar. Ze vragen niet om een sinaasappel, maar hun ogen loeren als ze ons er een zien eten. Het is deze generatie, kinderen die niet echt op een nazischool hebben gezeten, omdat de nazischolen enkele maanden geleden stopten met functioneren, die naar mijn mening de grootste hoop voor de toekomst van Duitsland betekent.’
Werwolf
Na de Duitse militaire capitulatie van 7 mei 1945 kregen de Amerikaanse troepen volgens Ziemer nog te maken met sabotage-achtige acties, gepleegd door grappenmakers of fanatici. ‘We hebben verschillende jongens opgepakt die rommelden met achtergelaten explosieven’, schreef hij die zomer in een brief. De geallieerden hadden al voor de Duitse nederlaag grote vrees gehad voor de in oktober 1944 opgerichte partizanenorganisatie Werwolf, voor een deel bestaand uit jonge fanatici uit de Hitlerjugend die door middel van sabotageacties en aanslagen terreur moesten zaaien onder de geallieerde bezettingstroepen en onder Duitsers die met de geallieerden samenwerkten. Weliswaar pleegden Werwolf-cellen onder andere in het Zwarte Woud en in de bossen van de Harz aanvallen op geallieerde doelen en werden enkele niet-nazistische burgemeesters, onder wie de door de Amerikanen benoemde burgemeester van Aken, gedood bij aanslagen, maar de door de geallieerden gevreesde guerrillastrijd bleef uit.
Ziemer concludeerde dat de meeste Duitsers, inclusief de jongeren, gehoorzaam waren aan Amerikaanse bevelen. Het werd volgens hem door ouders toegejuicht dat ze weer verantwoording mochten dragen voor hun kinderen. Hij zag hoe ze weer hun ‘rechtmatige plek in de samenleving’ terugnamen, na alle jaren dat de nazipartij ‘effectief de rol van ouders naar de achtergrond [had] gedegradeerd’.
In een op 9 juni 1945 in Collier’s gepubliceerd artikel met als titel ‘Danger ahead in Germany!’ haalde hij een gesprek aan met een Duitse vader in Großostheim die hem vertelde dat hij had gewacht op dit moment. ‘Jaren lang heeft die jonge belhamel me geminacht’, zou de man hebben gezegd. ‘Hij zei dat ik niets wist. De kleine dwaas! Ik heb hem gezegd dat we de oorlog niet konden winnen tegen de wereld. Nu schop ik hem onder z’n kont.’
Hearts and minds
Aanvankelijk was het Amerikaanse soldaten volgens het beleid van non-fraternization (geen-verbroedering) niet toegestaan anders dan formele contacten te onderhouden met Duitse burgers. Het was voor de militairen echter met name moeilijk om kinderen te negeren. Nadat het gewapende geweld achter de rug was, verschenen in Duitse steden en dorpen jonge kinderen op straat die nieuwsgierig samendromden rondom de buitenlandse militairen. ‘Veel soldaten genoten van de glimlach die verscheen op de kindergezichten als ze snoep, kauwgom en beetjes voedsel uit de militaire rantsoenen aangereikt kregen’, aldus een Amerikaans rapport. ‘Beperkte en aarzelende, verlegen pogingen om een gesprek te voeren of een wedstrijdje te spelen volgden al snel op het uitdelen van snoep en voedsel.’
Per 8 juni 1945 werd het verbroederingsverbod losgelaten waar het kinderen betrof en later dat jaar werden de restricties compleet opgeheven. De spontane ontmoetingen tussen Amerikaanse militairen en Duitse kinderen legden de basis voor de organisatie van allerlei activiteiten door de Amerikaanse bezetter om de hearts and minds van jonge Duitsers te winnen. Zo hielpen de Amerikanen met het organiseren van sportactiviteiten, zeepkistenraces, zomerkampen en handvaardigheidsclubs, stimuleerden ze de opening van jeugdcentra en organiseerden ze op legerbasissen kerstvieringen en andere gezamenlijke activiteiten met de Duitse jeugd.
Terug naar de VS
Ziemer zag voor zichzelf in Duitsland geen verdere rol weggelegd bij het heropvoeden en democratiseren van de jeugd. Er was maar een ding dat hij wilde en dat was terugkeren naar de VS. Op 28 mei schreef hij vanuit Berchtesgaden aan een vriend dat hij zijn familie miste ‘like hell’. Hij was na de Duitse nederlaag nog betrokken bij het heropstarten van Duitse kranten, maar diende op 15 juni zijn officiële ontslagverzoek in bij het Office of War Information. Hij klaagde over zijn geïnfecteerde gebit en verklaarde dat hij in Amerika interviews moest houden en lezingen geven. Ook wilde hij weer voor de radio gaan werken.
Na op 20 juni teruggekeerd te zijn in zijn geboorteland werd hij op 27 juni voor korte tijd ingedeeld bij het Publicity and Psychological Warfare Department van de 12th Army Group, waar hij werk deed voor het Marshallplan, het Amerikaanse hulpprogramma voor Europa. Op 2 augustus was zijn laatste werkdag, in oktober 1945 kwam er een definitief einde aan zijn tijd bij het Amerikaanse leger.
Doorvechten tot het bittere einde (1945)
De Werwolf-organisatie (1944-1946)
“Wir haben es nicht gewusst” – Duitsers en de Holocaust
Noten ▼