Wie vandaag in Firenze van de Santa Maria del Fiore naar het Museo del Bargello wandelt kan het zich nog moeilijk inbeelden: de Via del Proconsolo lijkt niet meer dan een verbindingsweg met enkele toeristische winkels en pizzazaken. Nochtans bevonden zich tijdens de vijftiende eeuw in de straat, in die tijd bekend als de Via del Librarii, maar liefst twaalf boekhandels. Een van deze bedrijfjes werd gerund door Vespasiano da Bisticci, een self-made man die zich van eenvoudige boekbinder ontpopte tot boekhandelaar, kennisverzamelaar, vertrouwenspersoon van vorsten, én aanspreekpunt van literatoren, kopiisten en illuminatoren.
Aangezien hij zelf nauwelijks productief was als scheppend denker, duikt Bisticci maar zelden op in de galerij van de grote renaissancedenkers en -kunstenaars. Toch was hij een cruciale figuur omdat hij precies de materiële voorwaarden schiep die het Italiaanse humanisme mogelijk maakten. Met De Boekhandelaar van Florence geeft Ross King Bisticci de plaats die hem toekomt. Net zoals in zijn vroegere bestsellers over Michelangelo, Brunelleschi en Leonardo da Vinci gebruikt King een historische figuur als kapstok om een kleurrijk fresco op te hangen van het renaissancistische Italië. Velen zullen smullen van zijn erudiete kennis en vlotte pen, sommigen zullen zich wellicht storen aan het wijdlopige verhaal…
Librariër, zakenman en vorstelijke vertrouweling
Vespasiano da Bisticci (1421-1498) – in het boek consequent als Vespasiano omschreven – kwam op jonge leeftijd als ‘leerling-librariër’ in de winkel van Michele Guardicci terecht. Een librariër was op de eerste plaats een ambachtsman. Bladen en houtblokken moesten gesneden en gezaagd worden op gelijke hoogte en breedte, vervolgens kwam het persen en het samenduwen van de bladen tot een egaal geheel, het bevestigen van metalen versieringen en hengsels… Ja, het samenstellen van een lijvig manuscript nam best wat tijd in beslag, én het vergde nauwkeurigheid en fysieke kracht. En dan staan we nog niet stil bij de werkuren die kopiisten en boekversierders vooraf hadden besteed aan de creatie van één verluchte bladzijde.
De job van librariër hield echter meer in dan alleen de materiële creatie van een boek. Hij deed ook zaken met schrijvers, miniaturisten, perkamenten- en papiermakers, goudslagers, auteurs, uitgevers en mecenassen. Een boekenmaker was geletterd en moest met de geleerden van die tijd een mondje kunnen meepraten. De jonge Vespasiano was naar verluidt van jongs af een mangiadore (een verslinder van boeken) en ontwikkelde zodoende een ruime filosofische en literaire kennis die hem toegang gaf tot het humanistische kringetje in Firenze. Hij maakte er kennis met de nieuwste intellectuele rage: het verzamelen en bespreken van objecten, geschriften en inzichten van de antieken. Vespasiano zoog gulzig de kennis van de klassieke oudheid in zich op. Tekstkritiek of filosofische beschouwingen liet hij uiteindelijk aan anderen over, maar hij werd wel de spil van een brede kring van Florentijnse intellectuelen. Zijn eigen kennis van het Latijn was verre van volmaakt, een beperking die Ross King blijkbaar niet nodig vond om in het boek te vermelden.
Na de dood van Guardicci nam Vespasiano de boekenwinkel in de Via del Librarii over. Het liet de kersverse eigenaar toe om zijn netwerk verder uit te breiden. Tot in West-Europa stond hij bekend als dé contactpersoon tussen rijke opdrachtgevers en de beste kopiisten en illustratoren. Bibliofielen van die tijd wisten het zeer goed: voor de rijkelijke uitgave van een boek moest je bij Vespasiano zijn. Meer nog, de Florentijn werd gevraagd voor de samenstelling van de meest exclusieve boekencollecties. Zo kreeg hij van Cosimo de Medici alle middelen om een persoonlijke bibliotheek samen te stellen. Het noeste werk van Vespasiano lag zo aan de basis van de roemrijke ‘Biblioteca Medicea Laurenziana’. Voor ‘renaissancepaus’ Nicolaas V stelde hij een catalogus op van de werken die in een volwaardige pauselijke bibliotheek thuishoorden. Het werd de voorloper van de indrukwekkende Vaticaanse bibliotheek. Verder voerde hij opdrachten uit voor de koningen van Napels (Alfonso en Ferrante), Frederigo de Montefeltro uit Urbino, en de Sforza’s in Milaan. Geld was in vele gevallen geen probleem.
De exponentiële toename van rijkelijke handschriften in Italië tijdens de vijftiende eeuw was dan ook in grote mate toe te schrijven aan Vespasiano da Bisticci. Duizenden handschriften moeten tijdens zijn leven zijn boekhandel hebben verlaten. We vinden ze vandaag terug in de meest exclusieve boekencollecties over heel Europa. Niet zonder reden werd hij omschreven als ‘princeps omnium librarium florentinorum’ (de eerste van alle Florentijnse librariërs) of ‘Rei de li librari del mondo’ (koning van alle librariërs in de wereld). Zijn bijdrage tot de verspreiding van het humanisme kan niet voldoende benadrukt worden, al was het maar door zijn bijdrage aan de doorbraak van het humanistisch minuskel, een letter met een strakke lijn die het vroegere gotisch cursief verving.
Een omwenteling in het boekenvak
Vespasiano da Bisticci leefde op een van de kantelpunten in de geschiedenis én op een plaats waar de Klassieke oudheid misschien het meest werd gekoesterd. Vespasiano zag hoe Brunelleschi de koepel van de Dom afwerkte en was er bij toen Ghiberti’s bronzen deuren van de paradijspoort werden geplaatst. Hij maakte mee hoe Firenze onder de Medici uitgroeide tot dé renaissancestad van Europa. Maar Vespasiano was evenzeer getuige van de bloedige oorlogen tussen de Italiaanse stadstaten, interne afrekeningen, plunderingen door huurlegers, pestuitbraken en hongersnoden. Ei zo na raakte onze boekhandelaar zelf verstrikt in de intriges tussen de verschillende vorstendommen. Dit was zeker het geval toen Firenze in oorlog was met Napels, de Pauselijke Staat én met Frederigo de Montefeltro. Het zegt veel over het opgebouwde krediet van Vespasiano dat hij het vertrouwen van al zijn opdrachtgevers kon behouden.
Ongetwijfeld het meest intrigerende deel in het boek zijn de passages over hoe librariërs zoals Vespasiano vanaf het midden van de vijftiende eeuw omgingen met een revolutie in de boeksector. De nieuwe boekdrukkunst zette het hele businessmodel van de traditionele boekenmaker en -handelaar immers volledig op de helling. De overgang gebeurde aanvankelijk vrij aarzelend. In elk geval maakte de boekdrukkunst kopiisten, boekverluchters en bijhorende boekhandelaars zeker niet in één klap werkloos. Meer nog, Ross King rekent ons voor dat de tijd van Vespasiano het absolute hoogtepunt vormde van de Westerse manuscriptenproductie. Van de meer dan 10 miljoen exemplaren die tijdens de jaren 500-1500 werden geproduceerd, werden bijna de helft tijdens de vijftiende eeuw geschreven. Tussen 1400 en 1470 liet elk decennium een exponentiële stijging noteren. Pas vanaf het einde van de eeuw begon de boekdrukkunst het volledig over te nemen. Het neemt niet weg dat er na 1500 nog steeds boeken werden (over)geschreven.
De doorbraak van de boekdrukkunst in Italië verliep dus niet zo maar van een leien dakje. Net zoals voor de vijftiende-eeuwse schrijvers bleef ook het drukken van een boek een werk van lange adem. Het snijden van de matrijzen, het gieten van de letters en het vastzetten ervan in een raam – telkens rekening houdend met het spiegelschrift – vergden nauwkeurigheid en oplettendheid. Om twee à drie pagina’s te zetten rekende men op een werkdag van veertien uur. Daar kwam bij dat de aankoop van een drukpers, het metaal voor de letters en de aankoop van de inkt een aanzienlijk kapitaal vergden. De eerste drukkers konden bijgevolg enkel maar aan de slag met de hulp van geldschieters. Meer dan een stak zich in de schulden en ging uiteindelijk financieel over de kop. Toch wogen de nadelen niet op tegen de voordelen. Als het zetwerk eenmaal klaar was, kon een drukpers gemiddeld dertig keer sneller werken dan een kopiist. Het deed de prijs van een boek tot één vijfde dalen in vergelijking met dat van een manuscript.
Ten zuiden van de Alpen waren de reacties op deze technische innovatie gemengd. Sommigen zagen er onmiddellijk het voordeel van in. Giovanni Bussi, bisschop en humanist, juichte toe dat arme lieden nu ook een bibliotheek konden aanleggen. De reactie van andere intellectuelen was evenwel vrij elitair. Volgens Giorgio Merula werd de inhoud van boeken die ooit…
“…voor lieden met een gemiddelde ontwikkeling onbereikbaar en onbekend was, nu op elke straathoek en onder het gemene volk gedebiteerd als het ging om zaken die iedereen weet”.
En Angelo Poliziano schreef:
“Nu kunnen de stomste ideeën in een oogwenk in duizend boekdelen tegelijk worden vastgelegd en alom worden verspreid”.
Anderen vreesden dan weer dat met de komst van Duitse drukkers zedeloosheid en drankzucht in Italië zouden verspreiden.
Vespasiano: de last man standing
Toch bleven massale reacties op de ‘Duitse nieuwlichterij’ over het algemeen uit. Weinig kopiisten sloegen alarm dat de boekdrukkunst hen brodeloos ging maken. De inburgering ervan gebeurde zonder noemenswaardige politieke protesten, burgerlijke opstanden of economische onrust. Een van de redenen voor de berusting was dat (over)schrijvers en illuminatoren nog steeds voldoende werk hadden omdat ze de gedrukte boeken nog altijd rubriceerden en verfraaiden met verluchte beginletters.
In de grote Italiaanse steden doken omstreeks 1460 de eerste drukkerijen op. Vooral Venetië sprong in het oog. In 1476 waren er achttien drukkers op een bevolking van 100.000 inwoners, geen enkele Europese stad kwam in de buurt van dit cijfer. Eén grote uitzondering: Firenze. Na een paar mislukte pogingen was er in de stad in 1475 geen enkele drukkerij (meer). Dit was vreemd want de stad liep cultureel nog steeds voorop, de alfabetiseringsgraad lag hoger dan elders, er waren gerenommeerde docenten, een klasse van welvarende en leergierige burgers, goed aangeschreven boekhandels, evenals oordeelkundige verzamelaars. Dat Firenze achterbleef kan te maken hebben met een gebrek aan interesse voor de nieuwe technologie bij de Medici-familie. Voorts bevond er zich in de stad geen universiteit met het statuut van Bologna of Padua waar gedrukte boeken werden verspreid en gepromoot. Ross King ziet ook een mogelijke verklaring in de figuur van Vespasiano. Diens schrijvers konden weliswaar niet zo snel werken als een drukker, maar met zijn jarenlange ervaring kon hij zijn klanten op maat gemaakte luxe bezorgen. Voeg daarbij dat hij met zijn geraffineerd netwerk gelijk welke titels te pakken kon krijgen. Zijn klanten werden zo goed bediend dat het nut en de noodzaak van boekdrukkunst gewoon minder vanzelfsprekend was, althans voorlopig…
Alles veranderde in 1476 toen Fra Domenico, een dominicaner monnik met een neus voor zaken, een Duitse drukpers op de kop kon tikken. Hij liet deze installeren in het klooster van San Jacopo di Ripoli in Firenze waar hij de nonnen aan het werk zette om de boeken te zetten en te drukken. Niet zonder moeite, maar wel met doorzettingsvermogen, wist Fra Domenico zich een plaats te veroveren in de Florentijnse wereld van het boek. Vespasiano keek het allemaal met lede ogen aan. Kon hij standhouden tegenover de omwenteling op de boekenmarkt? Hij had een boeiende carrière van veertig jaar achter de rug waarin hij met de groten der aarde had gehandeld. Maar nu zijn zestigste levensjaar naderde was hij moe, hij trok zich terug op het platteland en wijdde zich de rest van zijn leven aan de biografieën van zijn grote tijdgenoten. Het waren trouwens deze ‘Vite’ van Vespasiano die Jacob Burckhardt hebben aangezet tot het schrijven van zijn iconische werk Die Kultur der Renaissancen (1860).
Verkeerde keuzes
Ondanks de interessante inzichten over het humanistische milieu en de omwenteling in de wereld van het geschreven woord, vervalt De boekhandelaar van Florence al te vaak in het etaleren van encyclopedische kennis. Het boek probeert duidelijk zo veel mogelijk lezers te behagen, zowel de historisch-culturele meerwaardezoeker als wie wil ondergedompeld worden in een bad van leuke maar weinig ter zake doende anekdotes. Het boek heeft bijgevolg de neiging om in alle richtingen uit te deinen en verliest zich in details die nog weinig met de vraagstelling te maken hebben. Zo vindt het filosofisch dispuut tussen aanhangers van Plato en van Aristoteles een plaats naast het gevulde leven van Cicero, de etymologische verklaringen van begrippen uit de boeksector, of de sadistische neigingen van sultan Mehmet II. Allemaal best interessant, maar het biedt geen toegevoegde waarde aan het verhaal over het Italiaanse humanisme. Het lijkt dat auteur en uitgever ervoor kozen om vooral geen keuzes te maken…
Bij de Nederlandstalige uitgave situeert er zich nog een bijkomend probleem. De uitgever verkoos namelijk om op de voorflap niet Vespasiano da Bisticci te plaatsen, maar Giovanni Moroni, een schilder die een eeuw later leefde en in Florence zelfs nooit actief is geweest. Goed, misschien valt hiervoor wat te zeggen. Van Vespasiano is namelijk maar één afbeelding bekend, een vijftiende-eeuwse miniatuur waarover specialisten het zelfs niet eens zijn dat het de boekhandelaar voorstelt. De Florentijn ziet er niet echt vrolijk uit en leent zich daarom minder voor een boekcover. Moroni, afgebeeld met een boek voor hem op de tafel, oogt inderdaad beter als de peinzende renaissancemens. Maar toch… Wanneer marketing het haalt op historische accuraatheid, is dit niet alleen intellectueel oneerlijk maar houdt men de lezer ook voor het lapje. Een vermelding van Moroni in het colofon had al veel goed gemaakt.
Een boek met een honderdtal bladzijden minder had op een meer gebalde en inzichtelijke manier de onstuimige tijd kunnen weergeven waarin Vespasiano leefde. Wat blijft is uiteraard een boek dat de liefhebbers van Ross King zeker zal bevallen. Als geen andere weet de auteur te visualiseren, zowel de stramme spieren van een kopiist, als de geraffineerdheid om de rode inkt te fabriceren of de financiële obstakels om een drukkerij op te starten. Als lezer heb je dan ook niet de neiging om het boek aan de kant te leggen, al was het maar omwille van de fijne quotes die de liefde van het boek bezingen. Boekhandelaars, lezers en bibliofielen kunnen zich vandaag alvast opwarmen met een uitspraak van Cosimo de Medici:
‘Mensen die zich met boeken bezighouden zijn vaak arm, maar wel rijk aan deugdzaamheid’.
Boek: De boekhandelaar van Florence