Vrijheid – Een woelige geschiedenis

4 minuten leestijd
Vrijheid - Detail van de boekcover
Vrijheid - Detail van de boekcover

In tijden van felle lockdowns, een inmiddels afgeschafte avondklok en de mondkapjesplicht is het vermoedelijk één van de meest gebruikte woorden: ‘Vrijheid’. Demonstranten en critici beschuldigden de overheid ervan met de coronamaatregelen “onze vrijheid” af te pakken, terwijl we nu – met het opheffen van de maatregelen – juist “onze vrijheid terugkrijgen.”

Het COVID-tijdperk is een volgende episode in de discussie over ‘vrijheid’. Al ruim vijfentwintig eeuwen wordt dat begrip namelijk geïnterpreteerd, bediscussieerd, bekritiseerd, geladen, aangevallen en verdedigd. In Vrijheid. Een woelige geschiedenis neemt historica Annelien de Dijn die geschiedenis van het denken over- en het definiëren van vrijheid onder de loep.

Oude Grieken

“Hoewel vrouwen, slaven en vreemdelingen niet mochten deelnemen aan de volksvertegenwoordiging, ontstond bij de Grieken een collectiever en politieker vrijheidsbegrip.”

Veel oude beschavingen spraken duizenden jaren voor het begin van onze jaartelling al over ‘vrijheid’. Zij bedoelden dan de tegenstelling tussen vrije mensen of slaven, over het wel of niet zelf te kunnen beschikken over je leven, lichaam en lot. Ook voor de Oude Grieken was de juridische onderverdeling tussen slaaf en vrij man een belangrijk onderdeel van het vrijheidsbegrip. Maar de Grieken voegden daar – voor het eerst – een nieuwe, politieke dimensie aan toe.

In Athene – en later ook in andere Griekse steden – deed namelijk rond 500 v.Chr. de directe democratie zijn intrede: belangrijke beslissingen werden genomen door een volksvertegenwoordiging, bestaande uit vrije mannen van achttien jaar of ouder. Hoewel vrouwen, slaven en vreemdelingen niet mochten deelnemen aan de volksvertegenwoordiging, ontstond bij de Grieken een collectiever en politieker vrijheidsbegrip. De Grieken zagen zichzelf namelijk als een volk van vrije mensen, dat zichzelf bestuurde, en niet werd geregeerd door een koning of keizer. Die collectieve en politieke vrijheid werd steeds meer onderdeel van het vrijheidsbegrip.

Het kunnen beschikken over het eigen, collectieve lot door zelfbestuur was ook in de Romeinse Republiek leidend in het vrijheidsbegrip. Maar toen door Octavianus het Keizerrijk werd gevestigd, verdween dat denken weer naar de achtergrond. Daar zou het tijdens de – door God, koning en andere heersers geregeerde – Middeleeuwen ook blijven.

Schuttersmaaltijd ter viering van de Vrede van Munster, waarmee aan de Tachtigjarige Oorlog tussen Spanje en de opstandelingen in de Republiek een einde kwam
Schuttersmaaltijd ter viering van de Vrede van Munster, waarmee aan de Tachtigjarige Oorlog tussen Spanje en de opstandelingen in de Republiek een einde kwam – Bartholomeus van der Helst, 1648

Revival

De monarchie gold in de laatste eeuwen van het Romeinse keizerrijk en tijdens de Middeleeuwen als het enige acceptabele politieke ideaal. Daardoor werd ‘zelfbestuur als vrijheid’ naar de prullenbak verwezen. Maar daar kwam in de late Middeleeuwen verandering in. Renaissancistische denkers en een groepje geleerden, de humanisten, ontdekten dat er vroeger – bij de Oude Grieken dus – zoiets had bestaan als een volk dat zichzelf bestuurde. Die herontdekking van de antieke vrijheid blies de gedachte dat zelfbestuur de belangrijkste ‘vrijheid’ is nieuw leven in. Zeker in de Nederlanden, die zich tijdens de Opstand blijvend ‘vrij’ maakten van de Spaanse landsheer Filips II. Maar ook in andere landen, zoals Italië, werd, met wisselend succes overigens, gestreefd naar die antieke vrijheid: zelfbestuur.

Revoluties

“Give me Liberty, or give me death!” (‘Geef me vrijheid of geef me de dood!’)

Patrick Henry
Patrick Henry
Met die woorden besloot advocaat Patrick Henry in 1775 zijn toespraak voor de afgevaardigden van de Amerikaanse kolonie Virginia. Na Henry’s vlammende woorden besloten de afgevaardigden dat Virgina zich zou aansluiten bij de opstand tegen Groot-Brittannië. De Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog was het begin van een vloedgolf aan revoluties in de Atlantische wereld. Overal beschouwden de revolutionairen zichzelf als slaven die door arrogante koningen en elites van hun vrijheid waren beroofd. De politieke status quo – die in de Middeleeuwen was gevormd – diende dan ook in naam van de vrijheid te worden bestormd en verworpen. “Liberté, égalité, fraternité”, scandeerden de Franse revolutionairen tijdens de opstand tegen Lodewijk XIV.

De revolutionairen stonden, zo laat De Dijn zien, in de lange traditie van het antieke, democratische concept van vrijheid. Maar de Atlantische revoluties – en de heftigheid en gewelddadigheid daarvan – zetten ook aan tot een krachtig verzet tegen dat democratische vrijheidsconcept.

‘Burgerlijke’ of ‘moderne’ vrijheidsconcept

Het Franse revolutionaire regime werd steeds extremer. Om de revolutionaire idealen te bewaken, belandden tegenstanders – zelfs de weinig uitgesproken tegenstanders – massaal onder de guillotine. Per week lieten revolutionaire tribunalen duizenden mensen executeren. De belofte van vrijheid bleek, zo vonden critici, al snel een gevaarlijke illusie.

Veel contrarevolutionaire denkers vonden dat het democratische vrijheidsconcept ‘volgens de laatste Parijs mode’ was ontspoord verworpen moest worden. Daarom introduceerden zij een nieuwe vrijheidsconcept: dat van de burgerlijke vrijheid. Vrijheid moest, volgens hen, begrepen worden als het vermogen van mensen om in rust van hun leven en eigendommen te genieten.

Ook namen de contrarevolutionaire denkers afstand van de ‘gelijkheid’ (égalité) en ‘broederschap’ (fraternité) – zeker als dat economische gelijkheid of economische solidariteit betrof. Die termen stonden namelijk haaks op hun vrijheidsbegrip. Zij beargumenteerden dat het streven naar economische gelijkheid de vrijheid juist schaadde, doordat het inbreuk maakte op individuele (eigendoms)rechten.

Tot slot

Vrijheid. Een woelige geschiedenis
Vrijheid. Een woelige geschiedenis
De Dijn stapt in zevenmijlslaarzen door 2500 jaar geschiedenis aan denken over-, definiëren van- en discussiëren over ‘vrijheid’. Dat levert een indrukwekkende, rijke en lezenswaardige studie op, die bovendien ontzettend actueel is. Vrijheid, een woelige geschiedenis biedt een stevig fundament en uitnodigt uit, prikkelt, om verdiepend met elkaar in gesprek te gaan over ‘vrijheid’ en wat we daarmee bedoelen.

Juist dat is belangrijk. Want de spanning tussen het antieke, democratische vrijheidsconcept en zijn ‘moderne’ of ‘burgerlijke’ concurrent blijft voelbaar. In veel (Westerse) landen geven politici en politieke partijen namelijk een heel andere uitleg aan het begrip ‘vrijheid’. Denk bijvoorbeeld aan het verschil tussen de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) van demissionair minister-president Mark Rutte en de Partij Voor de Vrijheid van zijn politieke opponent Geert Wilders. Beide partijen staan voor ‘vrijheid’… maar wat bedoelen ze daar precies mee? En wat verstaat u, beste lezer, eigenlijk onder ‘vrijheid’?

Boek: Vrijheid. Een woelige geschiedenis

Mark Barrois (1994) studeerde geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Na het volgen van de master ‘Actuele Geschiedenis’ vervolgde hij zijn studie met de interdisciplinaire master ‘Politiek & Parlement’. Inmiddels heeft hij die master ook succesvol afgerond. Zijn interesse gaat onder meer uit naar het functioneren van de lokale democratie en het openbaar bestuur. Met name het thema ‘burgerparticipatie’ spreekt hem daarbij aan. LinkedIn-profiel

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×