In mei 1939, kort voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak, liet Heinrich Himmler op zijn eigen landgoed een concentratiekamp voor vrouwen bouwen: Ravensbrück. Het kamp was bedoeld voor circa 6000 vrouwelijke politieke gevangenen. Maar in de jaren 1939-1945 – totdat de Russen het kamp bevrijdden – zouden er liefst 160.000 vrouwen in Ravensbrück geplaatst worden, die verschrikkelijk behandeld werden. Uiteindelijk vonden in Ravensbrück, precieze cijfers zijn niet meer te achterhalen omdat veel SS-documenten vernietigd zijn, tussen de 30.000 en 90.000 vrouwen de dood.
De Britse journaliste Sarah Helm, afgestuurd aan Cambridge University en jarenlang werkzaam als journaliste voor The Sunday Times en The Independent, schreef een vuistdik handboek over het concentratiekamp: Ravensbrück. Geschiedenis van het concentratiekamp Ravensbrück (Uitgeverij Ambo|Anthos, 2015). Helm heeft kunnen profiteren van nieuw archiefmateriaal dat sinds de val van het IJzeren Gordijn is vrijgekomen en gaat niet alleen in op de gruwelijkheden die in het kamp plaatsvonden, maar licht ook enkele verhalen uit van de moed en overlevingsdrang van de vrouwen die de pech hadden in dit kamp terecht te komen.
In het kamp zaten onder meer, naast veel Duitse en Britse vrouwen, naar schatting ‘8000 Franse, 1000 Nederlandse, 18000 Russische en 40.000 Poolse’ (14). Daarnaast hebben er ook ongeveer 20.000 mannen en honderden kinderen in het kamp gezeten.
Bronnenmateriaal
De verhalen van de vrouwen zijn lange tijd vrij verborgen gebleven, voornamelijk omdat mainstream-historici het onderwerp hebben laten liggen. Dit heeft te maken met de naoorlogse focus op de ervaringen van mannen en omdat veel documentatiemateriaal door de Duitsers vernietigd was toen ze in maart 1945 beseften dat het oprukkende Rode Leger niet meer tegen te houden was. In de jaren 1990 begon vanuit feministische hoek – met name vrouwelijke Duitse auteurs – een inhaalslag en verscheen een aantal boeken over Ravensbrück, dat echter nauwelijks tot niet wetenschappelijk te noemen was, aldus Helm.
Een ‘biografie van Ravensbrück’ ontbrak nog, en dat gat vult Sarah Helm perfect op. Hoewel er veel materiaal verloren is gegaan, is Helm er in geslaagd om de ‘puzzel’ van Ravensbrück zo in elkaar te leggen, met al het materiaal dat wel voorhanden was, dat nu een compleet beeld van dit gruwelijke kamp te schetsen valt. Helm over het materiaal en het onderzoeksproces:
“Er is een geweldige hoeveelheid bewijsmateriaal verloren gegaan, ontzettend veel is vergeten of op een vertekende manier weergegeven. Maar er is ook veel bewaard gebleven en telkens duikt er nieuw bewijsmateriaal op. De Britse transcripten van de processen zijn al lang geleden vrijgegeven en bevatten een schat aan gegevens; ook zijn veel documenten van processen die achter het IJzeren Gordijn werden gehouden inmiddels toegankelijk. Sinds het einde van de Koude Oorlog hebben de Russen hun archieven gedeeltelijk opengesteld, en in verschillende Europese hoofdsteden zijn getuigenissen opgedoken die nooit eerder zijn onderzocht. Overlevenden uit Oost en West zijn begonnen met het delen van herinneringen. Kinderen van gevangenen stelden vragen en vonden verborgen brieven en verborgen dagboeken. Het belangrijkst voor dit boek dienden de stemmen van de gevangenen zelf te zijn.” (18)
Dokter Mennecke
Het boek bestaat uit zeven hoofddelen die chronologisch het kamp, het leven en de dood van de gevangenen, de overlevingsdrang en het ‘werk’ van de SS beschrijven. Vooral de gevangenen zelf komen uitvoerig aan het woord, maar we maken uiteraard ook kennis met het verhaal van de bouw en ontmanteling en de SS’ers en kapo’s van Ravensbrück.
In de vroege herfst van 1941 pakte Heinrich Himmler, hoewel Hitler had gesteld dat het euthanasieprogramma stopgezet moest worden, een nieuw plan op dat in de concentratiekampen moest bewerkstelligen dat ‘overtollig te voeden monden’ geëlimineerd werden, het zogenoemde ’14f13 plan’. Ook Ravensbrück moest onder dit plan vallen. Hiertoe arriveerde op 19 november 1941, onder zeer strikte geheimhouding, de arts Friedrich Wilhelm Heinrich Mennecke in Ravensbrück, die eerder betrokken was bij het T4-euthanasieprogramma.
Mennecke moest in Ravensbrück de selecties voor de gaskamers regelen en hierover is, mede omdat hij zijn vrouw zeer regelmatig schreef, het nodige bekend. Schokkend is hoe Mennecke over de kampgevangenen schrijft, als voorwerpen die tussen de rijkelijke maaltijden, al dan niet met koffie of bier, in met een aantal pennenstrepen ter dood veroordeeld worden. Ik citeer Helm:
“Op donderdag 21 november begint Mennecke aan zijn eerste werkdag in Ravensbrück. Dezelfde obsessieve details vloeien naar Eva toe terwijl hij met tussenpozen doorschrijft: ‘Ik zet me aan een lunch van linzensoep met bacon, omelet als dessert.’ In deze brief vernemen we wat meer over zijn werk. Hij heeft een ontmoeting gehad met de SS-arts [Walter] Sonntag en SS-Sturmbahnführer [Max] Koegel waarin ‘duidelijk werd dat het aantal mensen in kwestie [dat wil zeggen die vermoord gaan worden] met nog eens zestig tot zeventig moest worden uitgebreid’. Sonntag had de criteria voor een nutteloze mond kennelijk te benepen geïnterpreteerd, een fout die Mennecke nu moet goedmaken door de aantallen te verhogen, wat vervelend is: hij zal tot maandag moeten blijven.” (156,157)
De vrouwelijke slachtoffers worden in Menneckes brieven aangeduid als ‘pats’ (patiënten) of ‘porties’, en gezien de reacties van Menneckes vrouw Eva die dezelfde terminologie hanteerde, was zij volledig op de hoogte van zijn werkzaamheden.
Hoe selecteerde Mennecke precies? Aanvankelijk op medische gronden, maar al snel moest hij ook op raciale en politieke kenmerken gaan letten. De vrouwen werden in groepen van 500 naakt bekeken en als er tekenen waren dat ze ziek waren (bijvoorbeeld syfilis) was hun lot bezegeld. Maar echt medisch onderzoek werd niet verricht: de vrouwen liepen op zes, zeven meter afstand in het badhuis langs de ‘artsen’. Zieke Joodse vrouwen, beroepscriminelen en prostituees stonden bovenaan het lijstje, maar ook ‘asocialen’, Jehovah’s Getuigen en communisten werden vervolgens de dood in gejaagd.
Poolse kunsthistorica dook in SS-bibliotheek
Los van alle ellende die in dit boek uitvoerig aan bod komt (ik refereer hier bijvoorbeeld aan de 135 baby’s die in maart 1945 in het kamp geboren werden en van wie er 130 stierven), een kort relaas over de – zeer incidentele – personen die wel goed behandeld werden. In Ravensbrück zaten ook krijgsgevangenen vast. Een van de meest prominente onder hen was de Poolse gravin en kunsthistorica Karolina Lanckoronska, die colleges gaf op de Universiteit van Lwów. Toen steeds meer collega’s na de Duitse inval vermoord werden en/of verdwenen, sloot ze zich aan bij het Poolse verzet. Totdat ze gevangen werd genomen en naar Ravensbrück moest. Haar universele contacten zorgden ervoor dat ze de oorlog uiteindelijk zou overleven. Nog tijdens de oorlog deden de Italiaanse koninklijke familie en de directeur van het Rode Kruis in Genève Carl Burckhardt – vrienden van haar – rechtstreekse oproepen aan Heinrich Himmler om Lanckoronska vrij te laten, wat toen echter niet gebeurde. Maar de nazi’s keken wel uit om haar om het leven te brengen.
Vrouwen als haar hadden een status aparte in Ravensbrück en werden uitzonderlijk goed behandeld:
“Ze zou in het kamp bekendstaan onder het pseudoniem ‘Frau Lange’; ze mocht boeken bestellen uit de SS-bibliotheek, rondlopen rondom de bunker en in de tuin onder haar cel, en praten met gevangenen en bewakers. Het was dankzij dit laatste privilege dat Karolina, een kleurrijk en controversieel type, later in staat was een beeld te schetsen van het leven in de bunker in Ravensbrück. (…) Karolina zei dat ze de voorkeur gaf aan Woodsworth en Tacitus boven de nazitraktaten in het kamp, waarop de commandant regelde dat ze die van buiten het kamp kon bestellen. In de tuin praatte ze met Christiane Mabire over de klassieken, daarbij vaak gadegeslagen door [kampbewaakster] Dorothea Binz, luierend in een ligstoel vlakbij.” (404,405)
In het kamp had Karolina verder het privilege om colleges te geven, onder meer over Karel de Grote en de gotische kunst. Begin 1945 bleek het grote belang van een twintig pagina’s tellend verslag van Lanckoronska over het vrouwenkamp, kort nadat ze – op verzoek van Rode Kruis-directeur Burckhardt en met toestemming van Himmler – op 2 april 1945 was vrijgelaten uit Ravensbrück. De voorwaarde was wel dat ze, zo meldde Himmler bij monde van Ernst Kaltenbrunner, over de gebeurtenissen in het kamp zou zwijgen en zich ‘loyaal zou gedragen tegenover het Reich’:
“Maar Lanckoronska was niet van plan om haar mond te houden. In een twintig pagina’s tellend rapport, grotendeels in de tegenwoordige tijd geschreven, beschreef ze voor Burckhardt en zijn comité van het Rode Kruis [het ICRC = International Committee of the Red Cross] exact wat ze gezien had en – belangrijker nog – wat zich nog steeds afspeelde in Ravensbrück. (…) Karolina zei dat de SS op datzelfde moment bezig was de sporen van hun misdaden uit te wissen. Vlak voordat ze geëvacueerd werd, zei ze, ‘werd de gaskamer ontmanteld en werd elk bewijs van wat daar gebeurd is vernietigd.’ Ook vertelde ze het ICRC dat ‘kort voor 5 april – de dag waarop ons transport vertrok – een machine verscheen die wel wat weg had van een bus, die in het bos bij het kamp stond. Het was een mobiele gaskamer en hij was groen geschilderd.’ ” (633)
Boek: Ravensbruck. Geschiedenis van het concentratiekamp voor vrouwen