Zomaar een vraag bij de mail: waarom zou je je bezighouden met geschiedenis? (Eigenlijk stond er “met de Romeinen”, maar ik neem het wat breder.) Het simpele antwoord is natuurlijk dat geschiedenis leuk is. Je kunt genieten van een boek, van een website, van een Napoleontisch Weekend in Archeon of van een bezoek aan een museum. Ik heb wel vaker de vergelijking gemaakt met een boswandeling, een concert, een computerspelletje, strandbezoek: niemand vraagt wat dáárvan het nut is.
“Je kunt van het verleden genieten” is dus een prima antwoord maar het is wat lastig als er geld rondgaat. Als geschiedenis er immers uitsluitend was om van te genieten, zou financieel bezien de bizarre consequentie zijn dat u en ik betaalden om anderen te laten genieten, zoals de mensen van een universiteit, een gesubsidieerde stichting of een museum. Gelukkig is het zo bizar niet. We betalen omdat we er iets voor terug (zouden moeten) krijgen: inzicht.
Boog van Constantijn
Laat ik het illustreren met een onderwerp waar ik momenteel zelf druk mee ben en dat de vragensteller, die immers in Rome was geïnteresseerd, wel zal aanspreken: Constantijn de Grote. In het voorjaar van het jaar 310 ervoer hij iets wat als visioen de boeken in is gegaan. De oudste beschrijving ervan is door-en-door heidens: hij ziet Apollo en Victoria die hem kransen aanbieden. In de daarop volgende jaren slaat Constantijn munten waarop hij zelf staat afgebeeld naast Apollo en als je kijkt naar de sculptuur op de Boog van Constantijn, zie je dat de enige plek waar zijn persoonlijke geloof misschien een plaats heeft gekregen, opnieuw een afbeelding is van Apollo – al is het een beschadigd stuk.
Tegelijk weten we dat Constantijn de eerste christelijke keizer is geweest. Een latere tekst vermeldt een visioen van een lichtend kruis met de woorden…
…in dit teken zul je overwinnen.
Wij voelen hier een tegenspraak. Of Constantijn was heidens, of hij was christelijk. Meer smaken zijn er niet.
Wij herkennen daardoor een bepaalde ambiguïteit in de teksten uit die tijd. Een redenaar die in 313 het woord tot Constantijn richtte, vraagt zich af welke godheid het toch was die de keizer aanzette tot een expeditie naar Rome. Het is alsof de spreker zich wat gegeneerd voelt bij Constantijns geloof en Christus niet wil noemen. Elders heeft hij het over het feit dat Constantijn werd “geleid door goddelijke inspiratie” (divino monitus instinctu). Die woorden echoën ook door in de inscriptie op de Boog van Constantijn, waar de auteur ervan rept dat de keizer “door ingeving van de godheid” (instinctu divinitatis) had gehandeld om Rome te bevrijden van een tiran. Vaagheid troef.
Schroom?
Wij denken dat wij hierheen schroom herkennen en wellicht is die schroom er inderdaad geweest. De auteurs vonden het dan schokkend dat de keizer christelijk was geworden. Ze konden het niet over hun lippen krijgen – in het geval van de redenaar zelfs letterlijk. Constantijn hield in zoverre rekening met hun gevoeligheden, lijkt het, dat hij zich liet afbeelden als vereerder van Apollo. Apollo was immers een lichtgod én een zoon van de oppergod: twee punten van overeenstemming met Christus, die immers zoon van de allerhoogste was en gold als licht dezer wereld. De een was de ander, om zo te zeggen. De vakterm is “syncretisme”.
Misschien bestonden deze schroom en gêne werkelijk. Maar er is een andere optie. We hebben diverse voorbeelden van mensen die én heidens én christelijk waren. Ik noem altijd graag generaal Bacurius, die leefde aan het einde van de vierde eeuw. De christelijke auteur Rufinus beschouwde hem als christen, terwijl de heidense auteur Libanios meende dat de generaal de oude goden in ere hield. Beiden waren met Bacurius bevriend en er is geen reden aan te nemen dat een van hen liegt. De officier moet gewoon een hoffelijke man zijn geweest die in het ene gezelschap het Onzevader bad en zich een ander huis richtte tot de huisgoden.
Er zijn geen harde cijfers, maar er moeten duizenden Bacurii zijn geweest die, tot verdriet van de toenmalige bisschoppen, heidens én christelijk waren. Voor zover er een discussie was, hebben de bisschoppen die gewonnen. In onze tijd vinden we het vreemd als iemand opgeeft zowel christelijk als islamitisch te zijn. Of als iemand zegt tegelijk gelovig en niet-gelovig te zijn. Ik heb het weleens “quantumreligie” genoemd omdat pas in bepaalde situaties duidelijk wordt waar iemand staat.
Bevrijdend inzicht
Waar het mij nu om gaat is dat de tot in onze tijd nog altijd gebruikte, normatieve definitie (namelijk dat je maximaal één religie kunt hebben) in feite specifiek christelijk is. En binnen het spectrum aan christelijke opvattingen is het nog een idee dat de afgelopen eeuwen vooral populair was bij bisschoppen, theologen, dominees en andere beroepsgelovigen.
Dat het idee dominant werd en is gebleven, is een gevolg van ontwikkelingen uit de Late Oudheid. De bestudering van Constantijn de Grote of het laatantieke christendom is op zichzelf niet zo heel belangrijk (al is de puzzel met het antieke bewijsmateriaal amusant) maar het is wel zinvol dat je ontdekt dat je eigen, eenentwintigste ideeën niet de enige mogelijkheid zijn.
Dat is het soort inzichten wat je van geschiedenis kunt krijgen. Ik zeg niet dat je er een beter of gelukkiger mens van wordt. Ik zeg ook niet dat dit de enige manier is om met het verleden om te gaan. En ik zeg zéker niet dat de erfgoedbeheerders, musea en universiteiten hun inzichten allemaal professioneel delen. Maar het is een dimensie die belangrijk is. En je kunt het spiegelen van je eigen ideeën en het onderkennen van het betrekkelijke ervan, beschouwen als een vorm van bevrijding.