De West-Indische Compagnie was een Nederlandse handelsvereniging die in de 17e en 18e eeuw het staatsmonopolie bezat op handel en scheepvaart op Amerika en West-Afrika, ten zuiden van de Kreeftskeerkring.
De Geoctroyeerde West-Indische Compagnie werd in 1621 opgericht. Het octrooi gold voor de handel en scheepvaart op Afrika zuidelijk van de Kreeftskeerkring, op Amerika en op de eilanden in de Atlantische Oceaan, gelegen tussen de twee meridianen, getrokken over Kaap de Goede Hoop en het oostelijke uiteinde van Nieuw-Guinea. Kort gezegd de westkust van Afrika zuidelijk van de Kreeftskeerkring, de oostkust van het continent Amerika en de Caribische eilanden. En daarmee had de West-Indische Compagnie dus het monopolie in de Nederlanden op de trans-Atlantische slavenhandel.
Het octrooi had een bepaalde tijdsduur en moest daarom steeds verlengd worden. Bij verlenging werd het octrooi bijgesteld aan de omstandigheden. Vanaf 1730 werd het octrooi opgeheven. De West-Indische Compagnie behield wel het monopolie op de slaveninvoer in Suriname.
Het idee voor een West-Indische Compagnie speelde al langer. Maar de oprichting werd pas in 1621 na het Twaalfjarig Bestand met Spanje een feit. Het doel was winstgevende handel in het Atlantische gebied en de Spanjaarden beroven van hun voornaamste inkomensbron. De West-Indische Compagnie had het recht een krijgsmacht te hebben, bondgenootschappen te sluiten en koloniën te stichten.
Vijf kamers
Het bestuur was verdeeld over vijf kamers, namelijk Amsterdam, Zeeland, Maze, Het Noorderkwartier en Stad en Lande (Groningen en Friesland). Het hoogste bestuurscollege waren de Heren Negentien. Zij werden gekozen uit de grootste aandeelhouders en kwamen twee of drie keer per jaar bijeen. Zij bepaalden het beleid voor de komende periode, het aantal scheepsuittredingen per kamer en de hoogte van het dividend.
Met de vrede van Münster in 1648 werd de kaapvaart op Spaanse schepen gestaakt. De inkomsten liepen hierdoor enorm terug. In 1674 werd de West-Indische Compagnie opgeheven. Om een jaar later opnieuw opgericht te worden. Deze tweede West-Indische Compagnie dreef uitsluitend handel. Voornamelijk slavenhandel en export van Surinaamse suiker.
De tweede West-Indische Compagnie was geen succes. In 1792 eindigde de Compagnie met zware financiële verliezen.