In het voorjaar van 2014 is bij uitgeverij Ambo|Anthos de derde druk verschenen van de Eerste Wereldoorlog-klassieker Dat hebben we gehad. In deze autobiografie, oorspronkelijk verschenen in 1957 als Goodbey to All That, beschrijft de Engelsman Robert Graves ‘levendige’ wijze de bloedige loopgravenoorlog van 1914 tot 1918. Zijn prima geschreven relaas culmineert in de hectische naoorlogse jaren tot 1929.
Het boek, dat een bestseller was in onder meer Engeland en de Verenigde Staten, is aangrijpend realistisch geschreven. Graves slaagt erin om met zijn verteltalent de beelden uit de loopgraven op het netvlies van de lezer te branden. Hieronder staat twee wat langere citaten uit het boek weergegeven, die een indruk geven van Graves’ schrijftalent.
Duitse worsten
Op een bepaald moment ontsnapte Robert Graves op wonderbaarlijke wijze aan een gewisse dood. In de beschrijving van deze gebeurtenis geeft Graves ook goed de ellende dat het fenomeen loopgraaf met zich meebracht, zoals de enorme viezigheid, de doden in de loopgraven, de stank, het enorme kabaal en de voortdurende angst:
“Alles is hier vochtig en stinkt. De Duitsers zitten heel dichtbij: zij bezetten de ene helft van de steenhopen, wij de andere. Aan beide zijden wordt vanaf de steenhopen door scherpschutters op de linies geschoten. Het is ook ideaal terrein voor de Duitse geweergranaten en loopgraafmortieren. We kunnen het vuur niet behoorlijk beantwoorden; we hebben slechts een magere voorraad geweergranaten, en niets wat gelijkwaardig is aan de worstvormige Duitse mortiergranaten. Vanmorgen tegen het ontbijt, toen ik net uit mijn schuilkelder kwam, sloeg er nog geen twee meter van me af een geweergranaat in. Hij kwam om de een of andere reden niet op zijn kop terecht om vervolgens te exploderen, maar belandde op zijn steel in de natte klei en bleef me vandaar staan aankijken. Je kunt ze haast niet zien aankomen; ze worden vanaf een geweer, dat met de kolf op de grond schuin omhoog is gericht, afgeschoten en gaan een heel eind de lucht in voor ze omkantelen en met de kop omlaag neerkomen. Ik begrijp niet waarom deze geweergranaat zo neerkwam; de kans dat zoiets gebeurt is vrijwel nihil. De ‘worsten’ kun je gemakkelijk zien aankomen en ontwijken, maar ze maken een verschrikkelijk kabaal als ze inslaan. Vandaag zijn zo’n tien mensen van onze compagnie er het slachtoffer van geworden. Ik merk dat ik buitengewoon snel op gevaar reageer; maar zo wordt iedereen hier (…) De mannen zijn erg bang, maar ze maken voortdurend grapjes. De compagniesergeant-majoor staat achter steenhoop nummer elf en schiet met een geweer op overkomende Duitse worsten, om te proberen ze in de lucht te laten ontploffen. Hij zegt dat het leuker is dan kleiduiven schieten. Hij heeft er nog geen een geraakt.” (121,122)
Bijna ontmand
“De Duitse batterijen schoten zware jongens af, granaten van zes en acht inch. Ik hoorde de explosie en had het gevoel of ik een vrij harde vuistslag tussen de schouderbladen had gekregen die echter geen pijn deed. Ik dacht dat het louter de schok van de explosie was, maar er sijpelde bloed in mijn oog en terwijl ik al slap werd riep ik naar Moodie: ‘Ik ben geraakt!’ Daarna viel ik. Een paar minuten ervoor had ik twee kleine wondjes aan mijn linkerhand opgelopen, op precies dezelfde plaatsen als de twee bloedende sneetjes tijdens de inleidende beschietingen bij Loos (…) Eén granaatscherf was door mijn linkerdij gegaan, heel hoog, vlak onder mijn kruis; dat ik niet was ontmand moet ik te danken hebben aan het feit dat ik tijdens het rennen net op het hoogste punt van een sprong was. De wond boven mijn oog was veroorzaakt door een klein stukje marmer, mogelijk van een van de grafzerken op het kerkhof van Bazentin (…) Maar ik was ook vijf centimeter onder de punt van mijn rechter schouderblad getroffen door een scherf die er vijf centimeter boven mijn rechtertepel weer uitkwam.” (228,229)
Slot
Het zijn niet alleen maar dramatische verhalen die Graves vertelt. Hij gaat ook in op andere thema’s die tijdens en ook na de Eerste Wereldoorlog speelden, zoals de rol van aalmoezeniers op het slagveld, valse heroïek in de oorlogspropaganda van de strijdende partijen, militaire tactieken, sport, literatuur en poëzie. Het is de variatie aan onderwerpen en vooral ook Graves’ openhartigheid, die zijn autobiografie tot een tijdloos oorlogsdocument maken.
Boek: Dat hebben we gehad