In een weiland nabij Achlum, een dorpje ten zuiden van Harlingen, is een zeldzame tongblaarschraper of –krabber gevonden. De vinder, Mark Visser uit Harlingen, heeft het bijzondere voorwerp in bruikleen gegeven aan het Fries Landbouwmuseum in Eernewoude.
Het gaat om een bewerkte munt, een zogenaamde Arendschelling, die dateert uit ongeveer 1650. Het muntje is gedeeltelijk afgezaagd, aan één zijde gekarteld en in het midden doorboord. Uit oude beschrijvingen is bekend dat bij de bestrijding van tongblaar, boeren dergelijke bewerkte munten aan een steel gebruikten, om blaren mee stuk te krabben. Het Fries Landbouwmuseum:
“Bij tongblaar denken we in Friesland aan Mond en Klauwzeer (MKZ). Maar uit oude publicaties wordt niet altijd duidelijk welke ziekten er in het verleden heersten. De symptomen verschilden met de huidige en deze kunnen daarom niet direct op huidige ziektes worden teruggevoerd. De tongblaar van toen is blijkbaar iets anders dan de MKZ van nu. Vaak werd het zelfs onder één naam gebracht: runderpest. Hieronder vielen dus verschillende ziektes.”
In een beschrijving uit 1732 wordt een uitbraak van tongblaar als volgt beschreven:
“….de krankte op de beeste op de tonge grote gate in vielen…”
Men stelde ook dat deze ziekte
“…zich door geen uitwendige verschijnselen openbaart, want een ziek dier eet, drinkt en werkt zoals het gewoon is te doen, totdat de tong uitgevallen is, waarop het dier kort daarna sterft “.
Dit ziektebeeld voltrok zich in 24 uur tijd. De aandoening werd toen – en ook later – nog al eens verward met mond-en klauwzeer, omdat men in 1732 beschrijft dat ook paarden worden aangetast, terwijl paarden ongevoelig zijn voor MKZ.
Rond 1850 komen de eerste mededelingen waarin gesteld wordt dat tongblaar een verschijningsvorm van miltvuur was. In een overzicht uit 1872 over veeziekten en -sterften in de vorige eeuwen, stelt men dat er in 1732, naast runderpest, nog een tweetal besmettelijke ziektes hebben geheerst. Eén van deze ziektes werd gekenmerkt doordat…
“…er in dat jaar eene brandige smetziekte was van blaasjes of puistjes op de tong, welke door middel van doorvlijming en afspoeling genezen werden”.
Na de ontdekking in 1877 van de miltvuurbacil bij dieren door Louis Pasteur en na de door hem ontwikkelde enting tegen miltvuur, komt tongblaar, als een op zich zelf staande ziekte in de twintigste eeuw niet meer voor.
Het schrabbertje heeft een permanent plekje in het museum gekregen samen met een échte tongblaarschrabber en een zilveren gedenkpenning van veeziektes uit 1747 vervaardigd door Nicolaas van Swinderen.