Bij de razzia van Putten werden 661 mannen vanuit het Gelderse dorp door de Duitsers op transport gesteld naar concentratiekampen. Bij deze vergeldingactie werd vrijwel de gehele mannelijke beroepsbevolking van het dorp weggevoerd. Deze mannen worden ook wel ´de mannen van Putten´ genoemd, maar niet alle weggevoerde mannen waren afkomstig uit Putten. De Duitsers namen het in de winter van 1944 niet zo nauw. Ook mannen die op de bewuste vergeldingsdag toevallig in het dorp waren, werden opgepakt en afgevoerd.
In De laatste winter zitten twee verhaallijnen. Centraal staat Anna, die nadat haar broer is weggevoerd, alleen achterblijft en samen met haar moeder en zus in Amsterdam probeert te overleven. Als oudere zus voelt Anna zich schuldig over het feit dat ze haar broer niet heeft weten te redden. Ze is vastbesloten: na de oorlog zal ze haar broer opsporen en terugbrengen naar haar moeder.
Daarnaast wordt op indringende wijze het verhaal van broer Maarten vertelt. Hij is niet in een vernietigingskamp beland maar door de extreem zware werkzaamheden en slechte voeding is de dood in het werkkamp overal aanwezig. Maarten heeft een trouwe vriend en ondanks de onmenselijke omstandigheden waarin zij moeten leven, proberen ze hun menselijkheid te bewaren.
Auteur Femke Roobol sprak voor haar boek onder meer met Jannes Priem (1925), de laatste nog levende Puttenaar die de verschrikkingen van de oorlog wist te overleven. Priem zat zelf gevangen in Neuengamme. Mede dankzij zijn informatie zijn de kampbeschrijvingen zeer treffend en indringend geworden.
De laatste winter is vooral ook een verhaal over familiebanden. Relaties tussen broers en zussen, vaders en moeders kwamen in de moeilijkste perioden vaak zwaar onder spanning te staan. Bijvoorbeeld door de honger. Roobol staat in haar roman uitvoerig stil bij die relaties en de menselijke kant van een oorlog.
Ondanks de vele letterlijk koude momenten is De laatste winter een warme roman geworden.